Lukis gaf in zijn ‘Report’ over de reis door Drenthe (1878) onomwonden en met een zekere trots toe, dat hij artefacten had geraapt en ook had gegraven in ‘a few hunebeds’ tot de keldervloer en zo – zonder overdrijving – bijna 200 fragmenten van urnen had gevonden. Was dat alles? Nee! Op pagina 4 vermeldt hij ook nog zeven vuurstenen pijlpunten, een stuk van een bijl van dioriet, et cetera te hebben verzameld. Dat ‘et cetera’ is natuurlijk interessant. Op dit moment weten we niet wat we daaronder zouden moeten verstaan. De oogst – fragmenten van bijna 200 urnen, zeven pijlpunten en een stenen bijl plus wat er nog bijkwam – afgezien van een paar fragmenten, ‘was presented to the Assen Museum’. Daar moet het dus nog liggen, als het goed is. Dat gaan we aan Jaap Beuker vragen. Belangrijke tussenconclusie is echter nu al dat het bezoek van Lukis en Dryden aan Drenthe – zowel voor de opmetingen en de precieze tekeningen als ook door de verzamelde artefacten – veel meer is geweest, dan een voetnoot in de geschiedenis van het hunebeddenonderzoek. Maar we zijn er nog niet. Er is meer. Wat mij intrigeert is de vraag, wat ze precies hebben gedaan bij het hunebed van Borger. Fragmenten zijn verzameld, dat stond al vast, maar was het in Borger allen maar ‘rapen’ of ook ‘graven’? Ons grondradaronderzoek uit 2010 laat in ieder geval zien, dat er op drie plaatsen in het hunebed ‘oudtijds’ is gespit. Zou één van die spitacties van Lukis en Dryden zijn geweest en ééntje misschien van Titia Brongersma (1685)? Vragen waar – zonder opgraving – geen antwoord op te geven valt. Er is oudtijds gespit in het grootste hunebed. Of Lukis dit ook heeft gedaan is nog niet te bewijzen, maar ook niet uit te sluiten. Ten slotte nog even wat over de wat mysterieuze term ‘urnen’, die Lukis gebruikt. Urnen immers bevatten in de moderne definitie crematieresten. Wat er ooit aan crematieresten in een hunebed is gevonden, is zonder uitzondering – tot dusverre in ieder geval – allemaal behoorlijk jonger dan de Trechterbekercultuur en veelal een teken van een zogenoemde na-bijzetting. Was voor Lukis een urn ook een pot met crematieresten? Ik denk het wel. Op pagina 6 van het ‘Report’ schrijft hij: “Whenever human bones have been found they have belonged exclusively, I believe, to cremated bodies”. Het begrip ‘urn’ dus zoals het ook nu nog bedoeld wordt. Natuurlijk roept dat weer vragen op. De belangrijkste lijkt wel, of er bij de 200 urnen van Lukis alleen sprake is geweest van scherven, of … ook van crematieresten? We weten het (nog) niet. Wel weten we, dat René Edens in 1983, dus ruim 100 jaar later, wel vier flintertjes gecremeerd bot verzamelde en ook in het gezeefde materiaal van de Rijksdienst uit hetzelfde jaar bevond zich één botfragment.

Vorig artikelHunebedden met alle zintuigen
Volgend artikelLUKIS EN DRYDEN: INTUÏTIEVE INTERPRETATIE 2

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.