Wetenschap begint met het verzamelen van feiten. Het ‘Report’ van Lukis is zo’n poel van feiten. Hij schreef immers op wat hij, samen met Sir Henry Dryden, in 1878 in Drenthe had uitgespookt. Naast feiten – in dit geval opgeschreven zinnen – kunnen we niet zonder interpretatie: een visie of hypothese die voortvloeit uit die feiten. Op pagina 6 staat een zinnetje, dat een interpretatie verdient: “Whenever human bones have been found, they have belonged exclusively, I believe, to cremated bodies.” Een mooie volzin, die vragen oproept. Er staat niet dat hij, Lukis, menselijke botten heeft gevonden, of misschien toch? Schrijft hij hier over vondsten of mededelingen over vondsten van anderen? In ieder geval geeft hij met het tussenzinnetje ‘I believe’ aan, dat het om een opvatting of een mening gaat, die hij zich eigen heeft gemaakt. Zou Lukis misschien toch ook zelf…..? Een intuïtieve interpretatie dringt zich aan mij op: Lukis en Dryden hebben in Drenthe in 1878 crematieresten gevonden. Hoe kom ik daarbij? Dat is een combinatie van andere zinnen uit het ‘Report’, uit een vorm van empathische psychologie en uit kennis rond het grondradaronderzoek van het Hunebedcentrum (mei 2010). Het zit zo: Lukis heeft gegraven in ‘a few hunebeds’, dat schrijft hij zelf. Daarbij heeft hij, naar eigen zeggen, rapend en gravend delen van bijna 200 verschillende ‘urnen’ gevonden. Een urn is ook voor Lukis een pot met crematieresten. Nergens schrijft hij dat hij zelf crematieresten heeft geborgen, maar het geciteerde zinnetje schuurt langs het toegeven ervan. Hij wil het niet onomwonden zeggen, kan dat eigenlijk ook niet , want hij had geen toestemming om op te graven, maar hij is er diep van binnen zo trots op, dat hij in de Londense kring van de Society of Antiquaries het niet kan laten er – wat omfloerst en vaag – melding van te maken. Psychologie van de koude grond, zou je kunnen zeggen. Eens. Maar ook puur wetenschappelijk gezien kan het niet worden uitgesloten. Er zijn meer aanwijzingen, liefst ook onomstreden bewijzen, nodig om de hypothese te staven of te ontkrachten. Het grondradaronderzoek (mei 2010) leverde drie oudtijds doorspitte plekken op in het grootste hunebed. Wie dat heeft, of hebben, gedaan weten we niet. Het is ook maar zeer de vraag of het bewijs nog te leveren valt. Voor de hand ligt het in ieder geval om de collectie, die Lukis en Dryden schonken aan het Drents Museum nader te bestuderen. Ook om een idee te krijgen hoeveel scherven zijn meegenomen naar Londen, maar vooral om erachter te komen welke paar hunebedden tot aan de keldervloer door de heren zijn ingespit. Misschien ook D27. Interpretaties hebben soms een heel kort leven. Eens zien hoelang deze stand houdt. Duidelijk is wel, dat zowel de historische als de archeologische wetenschap nodig zijn om antwoorden te krijgen.

Vorig artikelLUKIS EN DRYDEN 1
Volgend artikelIRON SMELTING – “METAAL WEEKEND” MAY 2014

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.