Wat is het verband tussen een zwerfsteenverzameling in het Hunebedcentrum in Borger en Otto Torell? Torell (1828-1900) was een Zweeds geoloog en poolonderzoeker die op een zondagochtend in november 1875 zijn ‘finest hour’ beleefde. Samen met een collega ontdekte hij in een kalkgroeve net ten zuidoosten van Berlijn op een blootgelegd kalksteenoppervlak gletsjerkrassen. Dat bracht bij hem een schok teweeg, want gletsjerkrassen zijn het bewijs voor een ijsbedekking.

Op 3 november 1875 hield Torell tijdens een zitting van de Deutsche Geologische Gesellschaft een voordracht over zijn ontdekking bij Rüdersdorf. Zijn verhaal sloeg in als een bom. Na afloop van zijn lezing liet hij zijn toehoorders in shocktoestand achter. Op grond van de gevonden gletsjerkrassen vond Torell dat hiermee bewezen was dat ook Noord-Duitsland in het Pleistoceen door landijs bedekt was geweest. Van de ‘ijsdrift-theorie’ – tot dan toe de heersende mening – dacht men dat smeltende ijsbergen verantwoordelijk waren voor de afzetting van zandlagen met grind en zwerfkeien. Met de ontdekking van gletsjerkrassen bij Rüdersdorf verwees Torell deze drift-theorie naar de prullenbak.


De aanloop naar een liefhebberij voor zwerfstenen
Behalve bijval ontmoette Torell aanvankelijk veel scepsis. Veel geologen bleven met vragen zitten. Gletsjerkrassen? Oké, maar hoe de overal aanwezige lagen zand, leem, klei met grind en stenen te verklaren? In de jaren na 1875 ontstond op veel universiteiten en instituten in Noord- en West-Europa een ware boost in het zoeken naar bewijzen voor een gletsjerbedekking. Dat gebeurde ook aan de Universiteit van Groningen. Onder leiding van prof. Friedrich Julius van Calker (1841-1913) werd kort na de eeuwwisseling aan de Melkweg in Groningen een gloednieuw Geologisch Instituut uit de grond gestampt. Collega’s als J.Bonnema, H.G.Jonker en P.Kruizinga onderzochten met veel enthousiasme glaciale afzettingen in het noorden van ons land en legden uitgebreide zwerfsteencollecties aan. Bonnema had zijn werkterrein vooral in Gaasterland in Friesland en rond Winschoten in de provincie Groningen, waar hij sedimentaire zwerfstenen verzamelde om de daarin voorkomende fossiele mosselkreeftjes te onderzoeken. Jonker en Kruizinga verzamelden vooral paleozoïsche kalkstenen in de keileem van de noordelijke Hondsrug. Kristallijne zwerfstenen kregen natuurlijk ook de nodige aandacht. Van Calker was een van de eerste wetenschappers in Nederland die zich toelegde op het verzamelen en onderzoeken van gesteenten, kristallijne zwerfstenen en basalten in Zuid-Zweden.



De jaren voor en na de eeuwwisseling vormden een periode waarin intensief onderzoek werd gedaan naar glaciale verschijnselen in Noord-Nederland. Menigmaal leidde dit tot heftige meningsverschillen omtrent de duiding van de verschijnselen, de aanvoerrichting van het landijs en de vorming van de Hondsrug. Nadat talrijke wetenschappelijke publicaties over kristallijne en sedimentaire zwerfstenen waren verschenen en men de belangrijkste glaciale afzettingen in kaart had gebracht, verflauwde de belangstelling. In de jaren na 1920 besteedde men steeds minder aandacht aan ijstijdafzettingen, zwerfstenen en zwerfsteenfossielen. Het verzamelen en bestuderen van zwerfstenen werd overgelaten aan stenenliefhebbers en amateurgeologen, een fenomeen dat tot op de dag van vandaag zo is gebleven. Glaciale verschijnselen krijgen in Nederland nog steeds wetenschappelijk aandacht, maar de studie aan zwerfstenen en zwerfsteenfossielen werd het exclusieve terrein van zwerfsteenverzamelaars.




Zwerfsteenverzamelaars hebben de guts om veel tijd en energie in hun liefhebberij te steken. Sterker nog, veel onderzoeksresultaten en nieuwe ontdekkingen zijn door amateurs verricht. Het verzamelen van zwerfstenen en zwerfsteenfossielen en de studie er aan kreeg een grote populariteit door mannen als Van der Lijn, Boelens, Van der Kleij, Bos, Zandstra en Schuddebeurs, om maar enkelen te noemen. Met het stijgen van de welvaart in de jaren zestig van de vorige eeuw kwam betaalbare apparatuur binnen het bereik van verzamelaars. Talrijke zwerfsteenliefhebbers konden steenbewerkingsmachines aanschaffen of lieten zich die op een vindingrijke manier bouwen. Hiermee werd het mogelijk zwerfkeien door te zagen en te polijsten, waarbij de stenen in glanzende schoonheden veranderden en veel beter te bestuderen waren. De zwerfsteenstudie kreeg hierdoor ook een esthetisch aspect.
Jelle de Jong uit Drachten, ontwikkelde samen met een paar collega’s op de school waar hij als docent werkzaam was een steenzaagmachine annex slijp- en polijstinrichting. Deze machines stonden aan de basis van een aantal bijzonder fraaie zwerfsteenverzamelingen, waarvan die van Jelle de Jong tot een van de allermooiste en best gedocumenteerde in Nederland zou uitgroeien. Zijn verzameling telt vele duizenden, merendeels gepolijste stenen. En uitgerekend deze verzameling is onlangs aan het Hunebedcentrum geschonken!

Wie is Jelle de Jong?
Tot voor kort was Jelle de Jong een zwerfsteenverzamelaar pur sang. Alleen als dat zo uitkwam, maar het liefst in klein gezelschap gelijkgestemden stenen zoeken. Jarenlang deed hij dit met Henk Jager uit Wolvega, soms ook met Jan Langendoen die van verder weg moest komen, maar altijd gedreven door een gezonde portie nieuwsgierigheid naar nieuwe en vooral andere zwerfkeien.
Jelle is een echte kleifries, geboren en getogen op een kleine boerderij in het dorpje Wier, dat twee straten groot, tussen Minnertsga en Berltsum ligt of als dit meer zegt ten zuiden van de drie ‘Parochies’: Sint Jacobaparochie, Sint Annaparochie en Vrouwenparochie. Op het erf rond de boerderij zocht hij al op jonge leeftijd zijn eerste steentjes tussen het grind. En welk kind doet dat niet, steentjes zoeken op vakantie of tijdens schoolreisjes, liefst glimmende of met fossieltjes erin. Enfin, het stenen zoeken zat er bij Jelle al heel vroeg in en dat is zo gebleven.
Het verzamelen begon wat serieuzere vormen aan te nemen, toen hij in de vroege jaren zestig tijdens zijn diensttijd in Assen bij de verkenners zat en zodoende regelmatig met zijn legerjeep door de omgeving croste. Opzij van de akkers zag hij hopen keien liggen die na de oogst door boeren aan de kant waren geworpen. Daartussen vond hij een steen met mooie kleine bergkristallen. Nu is bergkristal bepaald niet zeldzaam en grote kristallen evenmin, waardoor je misschien zou kunnen denken, die kleine kristalletjes? Het zou wat. Maar, vrij gegroeide kristallen in zwerfstenen zijn uitermate zeldzaam en bergkristalletjes helemaal. De steen werd meegenomen en is na meer dan vijftig jaar nog altijd in zijn bezit.
Toeval of niet, maar niet zo lang geleden, toen Jelle begon na te denken wat met zijn collectie te doen, vond hij samen met mij op een grote berg zwerfstenen in Exloo opnieuw een kei met kleine bergkristallen. Die vondst markeerde min of meer het slot van een leven lang stenen zoeken.

Het stenenzoeken werd overigens tientallen jaren geleden flink gestimuleerd door de ‘vondst’ van een kist met stenen boven op de zolder van de landbouwschool, waar hij na zijn diensttijd les gaf. Niemand kon hem vertellen waar de kist met keien vandaan kwam. Goede raad was duur, om achter de namen te komen zocht hij contact met M.W. ter Wee, een geoloog die werkzaam was bij de Rijks geologische Dienst in Oosterwolde. Helaas hebben veel geologen van zwerfstenen weinig kaas gegeten, vandaar dat Ter Wee hem verwees naar Rinke Nolles, een man die op zijn fiets overal in Noord-Nederland stenen zocht. Het contact met Nolles was voor Jelle een opsteker. Daar kon hij nog wat van leren en Rinke wist waar je stenen kon vinden. Kortom, Jelle had een auto en Rinke de kennis. Samen gingen ze talloze malen op pad in Friesland, Groningen en Drenthe.
Nijbeets is een andere mijlpaal in zijn zwerfsteenleven. Op een paar kilometer van Drachten, waar hij inmiddels was gaan wonen, lag een grote zandzuigplas. Bij Nijbeets werd ophoogzand gewonnen, maar zoals dat vroeger ging, raakte de mond van de zuigbuis regelmatig verstopt met grote zwerfstenen. Die werden vervolgens met een trucje voor de zuigbuis opgevangen in een keienvanger en aan het eind van de dag op de wal geworpen. Jelle kreeg lucht van die stenen en mocht na overleg met de zuigerbaas stenen zoeken. Dat zoeken was gekoppeld aan een dealtje. Jelle zorgde ervoor dat de keien aan tuinliefhebbers e.d. verkocht werden, hetgeen de zuigerbaas ‘een borreltje voor de zondagmiddag’ opleverde en Jelle kreeg het alleenrecht om in Nijbeets stenen te zoeken. Deze zuigplas heeft bijzonder veel mooie zwerfstenen opgeleverd, vooral omdat de keien thuis na het schoonmaken doorgezaagd en gepolijst werden. Langzamerhand raakten de planken in zijn garage voller.
Niet alleen Nijbeets heeft veel mooie en ook zeldzame zwerfstenen opgeleverd, samen met zijn collega en kompaan Henk Jager, trokken beiden jarenlang met auto en aanhanger naar Sleeswijk-Holstein. In deze landstreek in Duitsland stikt het werkelijk van de zwerfstenen. Deze zijn een ijstijd jonger dan die bij ons. Bij het plaatsje Damsdorf ligt een grote zandgroeve waar grof smeltwaterzand met veel stenen in allerlei kwaliteiten gewonnen en gezeefd wordt. De stenen, op grootte gesorteerd, wierp men op hopen, grote hopen van duizenden en nog eens duizenden zwerfstenen. Veel stenen in zijn verzameling komen daar vandaan. Zowel Henk als Jelle zochten afzonderlijk, maar omdat de verzamelde keien thuis toch doorgezaagd werden, kregen ze van iedere steen elk de helft. Niet vreemd dus dat je in beide verzamelingen veel ‘helften’ tegen komt.
Het bijzondere van Jelle is dat hij een pietje precies is, maar dan op een goede manier. Iedere steen werd van een nummer voorzien, gefotografeerd en vervolgens afgedrukt en in een map opgenomen. De gegevens van wie de steen gevonden had, de vindplaats, de datum, de afmeting, de naam, evt. aangevuld met de correspondentie als de naam van de steen niet direct duidelijk was, werden nauwkeurig gedocumenteerd. Samen met een korte beschrijving van de steen resulteerde dit in een verzameling, die zijn weerga in Nederland niet kent.

Eén ding mag niet onvermeld blijven: Stenen verzamelen op zich is al een boeiende bezigheid, maar zijn nieuwsgierigheid zorgde er voor dat Jelle zich langzamerhand een grote kennis eigen maakte van zwerfstenen en zwerfsteensoorten, hun verschillen en samenstelling. Die kennis stelde hij in dienst bij het inventariseren van zwerfstenen. Pieter Schuddebeurs en Jaap Zandstra waren grote kenners van zwerfstenen, die bovendien aan zwerfsteentellingen deden. Samen met Jelle ontstond een hecht team dat op alle mogelijke plaatsen in Nederland en daarbuiten Hesemanntellingen verrichtte. Een Hesemanntelling is een inventarisatiemethode waarbij het er op aankomt om op een niet al te grote locatie zoveel mogelijk, maar het liefst zo’n 100 stuks gidsgesteenten te verzamelen. Gidsgesteenten zijn zwerfstenen waarvan in Scandinavië de herkomst bekend is. De verzamelde stenen worden thuis schoongemaakt en gedetermineerd, waarna de uitkomsten in een telformulier verwerkt worden. Aangezien de verspreiding van zwerfstenen in Nederland zeer verschillend is, komen door deze inventarisaties zwerfsteengezelschappen aan het licht, die tot bepaalde regio’s beperkt zijn. Aan de hand van Hesemanntellingen kunnen uitspraken gedaan worden over het type keileem dat door het landijs in de ijstijd op die locatie is achtergelaten. Ook leiden de tellingen tot reconstructies hoe het landijs en deelstromen daarin in de ijstijd, zo’n 150.000 jaar geleden, hebben bewogen.


Het zoeken van zwerfstenen is voor veel mensen vandaag de dag een bezigheid die op een plezierige manier ontspanning geeft met daarbij de spanning van een mogelijke zeldzame vondst. Sommigen verdiepen zich naast het verzamelen in het hoe en waarom. Enkelen stijgen met die verworven kennis op tot eenzame hoogten en zijn een grote steun bij wetenschappelijk onderzoek. Jelle de Jong is zo iemand. Daar kun je alleen maar diep respect voor hebben.
Zijn uitgebreide verzameling is binnenkort te bekijken in het Hunebedcentrum in Borger. Wie weet is het bezoek aan de expositie voor U de start voor een boeiende liefhebberij, want stenen zijn er nog genoeg nu Jelle niet langer verzamelt.




















Zeer terecht dat je een uitgebreid artikel schreef over Jelle de Jong en over zijn verzameling die hij schonk aan het Hunebedcentrum. Hij verdient inderdaad alle lof voor o.a. een halve eeuw stenen zoeken en vinden, voor het tijdrovende zagen en polijsten, voor het determineren en beschrijven en voor het motiveren en behulpzaam zijn van mede- hobbyisten. En tenslotte voor het schenken van zijn heel uitgebreide, unieke verzameling aan jullie centrum.
Conclusie: Er ging een Friese schat naar Drenthe!