Cursus mand vlechten, door Remmelt Panman.
Al enige tijd geleden hebben een aantal vrijwilligers meegedaan aan een cursus mand vlechten met wilgentenen. De vrijwilligers die de cursus gehad hebben kunnen deze kennis weer doorgeven aan andere geïnteresseerden. Hierbij een verslagje van de cursus, met de stappen die we genomen hebben om een mand te vlechten.
We hebben voor het vlechten Belgisch rood wilgentenen gebruikt. Eventueel kunnen deze tenen vier uur gekookt worden, waardoor de bast eraf gaat. Dit geeft een modern effect aan de manden. Ook zijn de tenen te schillen, waardoor je witte tenen krijgt. Wilgentenen zijn er in wel honderd verschillende soorten en kleuren. De tenen moeten voor het vlechten 14 dagen plat onderwater liggen, met een gewicht erop. Het water moet wel regelmatig ververst worden.
(Bron: http://blog.seniorennet.be/wissenmanden_korven/)
Aan materialen heb je als mandenvlechter een aantal specifieke gereedschappen nodig. Zo heb je een aantik- of klopijzer nodig, een priem, een uitbeenmes(kan ook een ander mes zijn, maar deze werkt fijn voor het prikken), een niet-inklapbaar zakmesje en een snoeischaar nodig.
(Bron: http://shop.vlechtmuseum.nl/store-MUSEUMSHOP-Gereedschap)
Wij gingen oefenen met het maken van een ronde mand, met een bodemdiameter van zo’n 25 centimeter. Daarvoor hebben we 6 stukken teen nodig van 25 centimeter, hiervoor gebruiken we de dikkere tenen die in de bos liggen.
Zoek de drie dikste van de stukken uit, en prik met het uitbeenmes een gaatje in het midden van de eerste. Schuif daarna de volgende twee erop, zodat je drie tenen op een rij hebt met een gat in het midden.
Draai het mes een kwartslag, zodat het gat groter wordt en je er de dunnere stukken doorheen kan duwen. Begin met het dunne eind. Duw ze door, zodat je een kruisje krijgt voor de bodem van de mand.
We gaan nu bezig met de onderkant vlechten. Neem twee dunne tenen en knip het bovenste en onderste stuk af. Leg de tenen met de dunne kant onder één kant van de staken van het ‘kruisje’.
Buig één van de twee tenen terug over de staken, en de andere terug onder de staken.
Wissel de twee tenen van plek om, bij de volgende kant van de staken van het ‘kruisje’. De teen die bij de eerste onderlangs gaat, gaat dan bovenlangs en andersom. Bij de volgende kant van de staken wordt dit herhaald. We vlechten nu eigenlijk om het kruisje heen, waardoor we een vierkantje krijgen. Dit vlechten met twee tenen wordt vlechten in paartjes genoemd.
Na drie keer rond te gaan, gaan we nu hetzelfde doen, maar dan om de losse staken, in plaats van per drie.
Buig hierbij de staken een beetje bij, zodat het op een spinnenweb gaat lijken.
Als je teen bijna op is, moet er een nieuwe teen een paar slagen meegevlochten worden. Als je teen eindigt bij het topje, begin je bij de nieuwe teen met het topje. Of zoals Remmelt het zei: ”Topje bij topje en kontje bij kontje”. Zorg er ook voor dat de losse uiteindes aan één kant komen: dat wordt dan de minder mooie kant van de bodem.
Ga door met vlechten totdat je bij het einde van de staken bent. De eindes stop je naast een staak in.
Nu de bodem klaar is, gaan we beginnen met de zijkant van de mand. Wij hebben nu in de bodem 12 staken. Naast elke bodemstaak komen twee zijkant-staken. Maar omdat voor de zijkant een oneven aantal nodig is, moet er bij één bodemstaak drie zijkant-staken komen. In totaal hebben we dus 25 zijkant-staken nodig. Hiervoor kiezen we ook weer de dikkere tenen uit de bos.
De staken moeten ruim afgeknipt worden aan de onderkant, en met een niet-inklapbaar mesje in een punt gesneden worden. Belangrijk is, dat je hierbij niet door het pitje heen gaat!
Maak eventueel met de priem wat ruimte naast de bodemstaken en steek de zijkant-staken erin. Zorg ervoor dat het afgesneden deel van de punt naar de onderkant komt. Waar je veel ruimte hebt, steek je er drie.
Nu heb je een erg groot en onhandelbaar ‘spinnenweb’. Leg deze op een vaste ondergrond, en verzwaar de bodem met bijvoorbeeld een steen.
Met behulp van de priem buigen we nu de zijkant-staken naar boven. De punt moet op de plek gedrukt worden waar de staak moet buigen, vervolgens moet deze voorzichtig naar boven gebogen worden. Let op dat hij niet breekt! Leg de gebogen staken vervolgens tegen je schouder aan.
Bind de staken bovenin vast met een stukje leer of een touwtje.
We beginnen weer met het vlechten in paartjes. Zorg dat de uiteindes aan de binnenkant van de mand komen, en vlecht een ronde om en om de mand rond. Gebruik de priem om de staken op te schuiven, zodat ze mooi verdeeld worden over de mand.
Na de ronde in paartjes, gaan we verder met enkel vlechten. Daarbij mag het topje van de vlechtteen nooit voorbij het kontje komen. Zo krijg je een mooie egale mand. Je begint dus elke keer met het kontje, en omdat het topje nooit daar voorbij mag komen schuift het begin langzaam op. Deze vlechttechniek heet de Hollandse neer.
Andere vlechttechnieken zijn bijvoorbeeld de Franse neer, Zeeuwse neer of matten/sleuven.
Ga door met het vlechten in de Hollandse neer, totdat de mand de gewenste hoogte heeft bereikt. Klop met het klopijzer om de 5 rondes de vlechttenen aan. Dit doe je door om de twee staken even aan te kloppen, en dit de hele mand rond.
De rand maak je door eerst met drie vlechttenen twee voor, twee achterlangs te doen, en vervolgens met twee verticale staken twee voor, twee achterlangs te doen.
Nu is het een kwestie van met een snoeischaar de uiteindes afknippen, en de mand is klaar!
Voor meer informatie over mandenvlechten, kijk eens op de volgende websites:
http://sleutels.info/vlechtgroep/werkstukken-vlechtgroep
http://blog.seniorennet.be/wissenmanden_korven/
http://shop.vlechtmuseum.nl/store-BOEKEN-Catalogus
Als er weer een cursus is dan zou ik heel graag mee willen doen.
Hallo Gezina,
Ik hou het in de gaten.
Groet, Harrie Wolters