Eric Duiverman en Nadine Lemmers
Iedereen kent wel één of meerdere mensen in zijn of haar omgeving die astma heeft of allergisch is. Zijn astma en allergie iets van deze tijd en kwamen deze ziektes vroeger niet voor? Waarom komen astma en allergie tegenwoordig zo vaak voor?
ASTMA
Astma was al bekend in het oude Egypte en werd behandeld door het drinken van mierikswortel. Het werd officieel beschreven als specifiek ademhalingsprobleem door Hippocrates in 450 v.Chr. en het Griekse woord voor “hijgen” is “asthma”. In 200 v.Chr. werd aangenomen dat astma in ieder geval gedeeltelijk samenhangt met emoties. Eind 19e eeuw, begin 20e eeuw werd geprobeerd de oorzaak van astma te begrijpen, de behandeling bestond uit intraveneuze doses van pilocarpine. Ook werd in die tijd voor het eerst de relatie tussen astma en hooikoorts gelegd. In 1905 werd epinefrine voor het eerst genoemd als middel tegen benauwdheid. De huidige behandeling met luchtwegverwijdende medicijnen en inhalatie corticosteroïden dateert van de jaren ‘60-‘80 van de vorige eeuw. Van de jaren ‘30 tot de jaren ‘50 werd astma beschouwd als een psychosomatische aandoening. Thans weet men echter wel beter, spanning en stress kunnen wel een rol spelen bij een astma-aanval, maar zijn niet de belangrijkste of enige oorzaak. Een astma-aanval kan worden uitgelokt door één of meerdere prikkels van buiten, zowel allergisch (hooikoorts, huisstofmijt, huisdieren, etc.) als niet-allergisch (inspanning, koude, sigarettenrook, etc.).
In de westerse wereld is het voorkomen van astma en allergie de afgelopen decennia enorm toegenomen, vooral bij kinderen. Onderzoek in Duitsland in München en Leipzig tien jaar voor de val de Muur liet zien dat astma en allergie veel vaker voorkwamen in München, terwijl infecties en bronchitis vaker gezien werden in Leipzig. Luchtverontreiniging leidt blijkbaar tot meer hoesten en infecties. Tien jaar na de hereniging van West- en Oost-Duitsland waren de verschillen helemaal verdwenen, en kwamen astma en allergie in Leipzig even vaak voor als in München. Minder luchtverontreiniging, meer welvaart en een westerse leefstijl zijn blijkbaar risicofactoren voor het krijgen van allergisch astma. Onderzoeken in Oostenrijk en Duitsland naar de invloed van wonen en werken op een traditionele boerderij met koeien hebben aangetoond dat de kans op het krijgen van astma en allergie kleiner is wanneer een kind geboren wordt en opgroeit op zo’n boerderij dan wanneer het kind opgroeit in een verstedelijkte en “schonere omgeving”. De zogenaamde “hygiëne hypothese” stelt dat opgroeien in een “te schone omgeving” nadelig is voor de ontwikkeling van het afweersysteem en leidt tot een grotere kans op allergie en astma. Bepaalde endotoxines (LPS) welke voorkomen in bijvoorbeeld koeienmest kunnen bij jonge kinderen het in ontwikkeling zijnde afweersysteem sturen in een richting met meer tolerantie voor, en weerstand tegen allergie en astma. Ook infecties spelen hierbij een rol. Weinig infecties (snotneuzen, etc.) op jonge leeftijd verhogen de kans op astma en allergie, terwijl het doormaken van deze infecties juist beschermend blijkt te werken. Kinderen uit een gezin met vier of meer kinderen hebben op 11-jarige leeftijd een kleinere kans om hooikoorts te hebben dan kinderen uit een kleiner gezin.

SITUATIE PREHISTORIE?
Als infecties op jonge leeftijd zo’n grote rol spelen bij de ontwikkeling van het afweersysteem hoe zou dit dan in de prehistorie of de afgelopen eeuwen geweest zijn? Kwamen astma en allergie voor, en in welke mate? Koken boven open vuren in primitieve huizen moet effect gehad hebben op luchtwegen en longen. Denkend aan de eerder genoemde onderzoeken zou men verwachten dat infecties en bronchitis belangrijker waren dan astma. Tijdens het bewerken van vuursteen komt stof vrij dat bij geregeld inademen de longziekte silicose (stoflongen) kan veroorzaken.
Open vuur om te koken in potten.
ASTMA ERFELIJK?
Astma komt in sommige families vaker voor dan in andere. Astma is erfelijk bepaald. Door genetisch onderzoek (DNA, etc.) is de laatste jaren steeds meer bekend geworden over de erfelijkheid van astma en allergie. Dat roken slecht is voor de gezondheid is voor de meesten geen verrassing, en dat roken tijdens de zwangerschap slecht is voor de ontwikkeling van het ongeboren kind zou iedere zwangere behoren te weten. Recent genetisch onderzoek naar de effecten van roken tijdens de zwangerschap op de genetische informatie van het ongeboren kind mag schokkend genoemd worden. Wanneer oma gerookt heeft tijdens de zwangerschap van haar dochter, hier genoemd moeder, en deze dochter zelf later nooit gerookt heeft, dan blijkt het genetisch materiaal van de kleindochter blijvend gestuurd te zijn in een richting die een grotere kans op het ontwikkelen van allergie en astma geeft. Roken door oma heeft het DNA van de eicellen van moeder tijdens de zwangerschap veranderd, en uit één van moeder haar eicellen is later de kleindochter geboren, die door het roken van oma dus een groter risico heeft om astmatisch te worden. De schadelijke effecten van roken gaan dus veel verder dan alleen maar schadelijk voor moeder!
OMGEVINGSFACTOREN?
Zijn er omgevingsfactoren die astma kunnen uitlokken of verergeren, of juist beschermend kunnen zijn? Het antwoord hierop is niet eenvoudig omdat voor de meeste factoren geldt dat zij slechts een kleine bijdrage leveren zodat het effect moeilijk aantoonbaar zal zijn.
De schadelijke effecten van sigarettenrook zijn algemeen bekend, ook al blijven sommige verstokte rokers glashard ontkennen. Roken tijdens de zwangerschap leidt tot groeivertraging van het kind, de longfunctie van dit kind blijkt slechter dan van pasgeborenen van niet-rokende moeders, en deze achterstand blijkt ook in de puberteit niet ingehaald te zijn, kinderen hebben vaker luchtweginfecties, worden vaker in verband met benauwdheid opgenomen in een ziekenhuis, hebben een groter risico op RSV bronchiolitis (een virale longontsteking die tot ernstige klachten kan leiden), en wiegendood komt vaker voor!
De afgelopen decennia heeft in veel landen de overgang van de traditionele samenleving naar een meer westerse met daarbij het vervangen van meer lokale diëten met lokale voedingsmiddelen door een westers dieet. Snelle veranderingen hebben plaatsgevonden in de productie en beschikbaarheid van voedsel, andere voorkeuren en voedselproductie processen, het gebruik van toevoegingen aan voedsel, toepassing van pesticiden en voedselverbeteraars, toegenomen prijzen van basis voedingsmiddelen, verstedelijking, migratie, economische factoren en markt fluctuaties.
Het weinig voorkomen van astma bij volken met een hoge visconsumptie suggereert dat er een beschermende factor is. Visolie, rijk aan omega-3-vetzuren, beschermt tegen het ontstaan van astma en vermindert de ernst ervan.
Volkoren granen en rijst bevatten stoffen die ook in fruit en groenten gevonden worden. Indien het dagelijkse eten van volkoren graan, etc. met 10% wordt verhoogd dan daalt het voorkomen van een piepende ademhaling met 3%.
Transgene vetten, welke voorkomen in gehydrogeneerde vetten gebruikt in bijvoorbeeld spread als broodbeleg, spelen mogelijk een rol in de ontwikkeling van astma bij kinderen. Verder onderzoek lijkt zinvol.
Eten van veel zout verhoogd de prikkelbaarheid van de luchtwegen, maar dat het ook tot meer astmaklachten leidt is niet aangetoond.
Conserveringsmiddelen, sporen van pesticiden en toevoegingen zoals meta-bi sulfaten, benzoaat en tartrazine kunnen bij gevoelige astmapatiënten tot een benauwdheidsaanval leiden.
Het verband tussen borstvoeding en astma is niet duidelijk. De helft van de onderzoeken toont een beschermend effect aan, de andere helft laat géén effect of zelfs een averechts effect zien. Het is daarom niet eenvoudig om adviezen te geven. Behalve moedermelk zijn er veel bijkomende factoren die ook een rol spelen. Moeders die borstvoeding geven zijn vaker niet-rokers, zijn vaker hoger opgeleid, bevinden zich in een hogere socio-economische klasse, eten beter en gevarieerder, etc. Omdat er ook andere factoren in moedermelk zijn die goed zijn voor het kind (bijvoorbeeld afweereiwitten) wordt in Nederland wel geadviseerd om de eerste 4-6 maanden borstvoeding te geven wanneer dat mogelijk is. Het geven van flesvoeding is echter zeker niet verkeerd.
Er zijn geen bewijzen dat een dieet, zonder bijvoorbeeld ei, tijdens de zwangerschap zinvol is. Regelmatig eten van wat noten en pinda tijdens de zwangerschap wordt vaak afgeraden, maar wekt volgens recente onderzoeken juist tolerantie op. Ook worden gunstige effecten van een ”Mediterraan dieet” gemeld. Dieet beperkingen worden niet aangeraden, het kan tot tekorten leiden. Geadviseerd wordt een gevarieerde voeding met voldoende groenten en fruit te gebruiken.
Uit alternatieve hoek wordt vaak gesteld dat vaccinaties tegen kinderziektes de kans op het ontwikkelen van astma en allergie verhoogt. Verschillende grote onderzoeken in diverse landen hebben net als een recent wereldwijd onderzoek geen verband kunnen aantonen tussen vaccineren en astma of allergie. Het wordt dan ook sterk aanbevolen kinderen wel in te enten.
Kinderen die vanaf het allereerste begin gevoed worden met flesvoeding hebben een andere darmflora (bacteriën in de darm) dan borst gevoede kinderen. Onderzoek uit Finland suggereerde dat het geven van probiotica aan de zwangere en na de geboorte aan de zogende moeder beschermend zou werken tegen het ontstaan van allergie en astma. Verscheidene latere studies hebben dit nooit kunnen bevestigen.
Wanneer een jong kind voortdurend of bij herhaling blootgesteld wordt aan allergenen vergroot dit dan de kans op allergie en astma? Blootstelling aan huisstofmijtallergenen of huidschilfers van katten en honden leidt bij de meeste kinderen niet tot allergie of astma. Sterker nog het hebben van een kat op het moment dat een kind geboren wordt heeft een beschermend effect. Preventief saneren is dus niet nodig. Wanneer een jong kind echter op jonge leeftijd duidelijke symptomen van allergie of astma vertoont dan is saneren wél zinvol.
Roken in het bijzijn van een kind verhoogt de kans op piepen en benauwdheid. Passief roken leidt tot meer luchtweginfecties, middenoorontstekingen, ziekenhuisopnames i.v.m. luchtwegklachten en infecties, en geeft een verhoogde kans op wiegendood! Wanneer een moeder van een kind met astma stopt met roken dan nemen de klachten bij het kind onmiddellijk af. Dat roken een risico is voor het krijgen van COPD en longkanker is een vaststaand feit. Ook passief roken door niet-rokers geeft een hoger risico hierop bij de niet-roker.
Een vochtig huis met schimmelgroei in de woning leidt tot meer luchtwegklachten bij kinderen. Huisstofmijtallergie en allergie voor schimmels met als gevolg benauwdsheidklachten komen vaker voor.
Blootstelling aan slecht of niet geventileerde kooktoestellen of verwarming blijkt geassocieerd met luchtwegklachten. Onderzoek uit Beieren heeft echter aangetoond dat kolen- of hout-verwarming in het huis van een kind het risico op hooikoorts en astma deed afnemen. Goed ventileren blijkt essentieel in deze.
Blootstelling aan schadelijke stoffen zoals bijvoorbeeld formaldehyde in de woonomgeving verhoogd de kans op allergie, en frequent gebruik van chemische schoonmaakmiddelen leidt tot recidiverend piepen en benauwdheid bij peuters en kleuters. Ook het regelmatig gebruiken van chemische schoonmaakmiddelen door een zwangere vrouw blijkt een risicofactor voor benauwdsheidklachten bij het kind later te zijn.
Geboren worden en opgroeien vlak bij een autosnelweg is slecht voor de longen, of het ook een risico is voor astma en allergie is niet bekend. Het veroorzaakt wel meer hoestklachten en bronchitis, zoals ook al bleek bij de Leipzig-München studie waarbij in het destijds nog sterk vervuilde Leipzig meer bronchitis en in het schonere München meer astma en allergie voorkwamen. Bij patiënten die al astma hebben leidt luchtverontreiniging echter wel tot een duidelijke toename van benauwdheidsklachten.
CONCLUSIE
Er zijn veel omgevingsfactoren die de ontwikkeling van astma en allergie blijken te beïnvloeden en die bij personen die al astma hebben leiden tot verergering van symptomen en klachten. Zijn astma en allergie iets van de huidige tijd kwamen zij in de oudheid niet voor? Verschillende risicofactoren moeten ook vroeger aanwezig geweest zijn en zouden dus van invloed geweest kunnen zijn. We weten dat echter niet. Andere ziektes en infecties speelden een grotere rol, mensen stierven jonger door ziekte en werden vaker slachtoffer van geweld.