Eva Hopman
In Nederland zien we pas akkerbouw en veeteelt vanaf onze Nieuwe Steentijd oftewel Neolithicum (7.300 jaar geleden). Het boerenbestaan verspreidde zich vanuit het Midden-Oosten (de “Vruchtbare Sikkel”) door Europa. Daar veranderde het klimaat rond 11.000 v. Chr. zodanig (van zeer gunstig naar veel droger), dat de behoefte om een relatief grote bevolking te voeden de aanzet was om zelf te beginnen met het planten en oogsten van gewassen en het zelf grootbrengen en slachten van dieren. Aan de hand van deze “Neolithische revolutie” ontstond ook de domesticatie van allerlei dieren en gewassen, die door menselijke selectie (zowel bedoeld als onbedoeld) veranderden van uiterlijk en eigenschappen. De hond is hiervan een uitzondering, deze was al lang voor het boerenbestaan gedomesticeerd.
Hieronder zal ik twee aspecten van het boerenbestaan in de prehistorie toelichten: het ploegen van akkers en het karnen.