Het Hunebedcentrum werkt samen met het Huus van de Taol om nieuwe Drentse activiteiten te organiseren in het Hunebedcentrum. Zo is het sinds kort mogelijk voor groepen om met een Drentse gids op pad te gaan en zo gaan we in augustus (4, 11 en 18 augustus) Drentse avonden organiseren. Om u alvast op weg te helpen met het Drents heeft Jan Germs, directeur van het Huus van de Taol een artikel geschreven over de Drentse taal.
Drents als een veelkleurige lappendeken
‘Hét’ Drents bestaat niet. De Drentse taal bestaat uit een verzameling dialecten die van dorp tot dorp kunnen verschillen. Die verschillen zijn vaak klein, maar het Drents van De Wijk onderscheidt zich toch al behoorlijk van de taal van Zuidlaren, om maar eens twee voorbeelden in het uiterste zuidwesten en in het noordoosten van onze provincie te noemen.
Het grootste woordenboek van het Drents is het Woordenboek van de Drentse Dialecten, waarvan dr. Geert Hendrik Kocks de hoofdsamensteller was. Kocks onderscheidt voor Drenthe zeven verschillende hoofdvarianten. Andere taalkundigen komen tot andere indelingen. Het ligt er aan welke criteria worden gehanteerd.
De verspreiding van woorden en klanken valt zelden af te bakenen via scherpe grenslijnen,
het is immers niet zo dat de taal vanaf de gemeentegrens verandert. De veranderingen zijn vloeiend en natuurlijk, van kleine accentverschillen naar uiteindelijk een andere middenklinker, een accent of uiteindelijk soms een nieuw woord.
En binnen een variant komen vaak opnieuw weer verschillen voor.
Maar hoe het ook zij. De streektaal die in Drenthe wordt gesproken is niet overal hetzelfde. Al die varianten van het Drents spreiden zich als een veelkleurige lappendeken over onze provincie uit en zorgen voor een prachtig palet aan klanken, woorden en uitdrukkingen die naadloos in elkaar overlopen.
Tot aan de Poolse grens en nog net in Denemarken
De streektaal die in de provincie Drenthe wordt gesproken is onderdeel van het Nedersaksisch. In Nederland wordt dat gesproken in Groningen, in Drenthe, in Overijssel, op de Veluwe, in de Achterhoek en in de Friese gemeenten Oost- en Weststellingwerf. Het Nedersaksische taalgebied is echter nog veel groter en gaat verder over de grens met Duitsland. Tot aan de Poolse grens en nog net een stukje in Denemarken wordt Nedersaksisch gesproken. Als broertjes of zusjes van het Drents kennen we het Ostfriesisch, het Emsländisch, het Westfälisch, het Ostfälisch, het Mecklenburgisch-Vorpommersch, het Märkisch-Brandenburgisch, het Holsteinisch, het Schleswigsch en het Nordniederdeutsch.
Maagie, maegie, wichie, main?
Een meisje kan in het Drents aangeduid worden met maagie, maegie, wichie en main/mein, meidtie? Iemand die het over een knap maegie heeft, komt naar alle waarschijnlijkheid uit het westen van onze provincie, uit bijv. Dwingeloo, Diever of Smilde. De ae-klank (als in de ê van crêpe) is namelijk kenmerkend voor die streek.
En zo kent men in Zuidwest-Drenthe het woord tuugrik niet; daar heet het een linnenrek.
Ook het varken kan zich verheugen in verschillende benamingen: in grote delen van Drenthe spreekt men over een zwien, maar in het zuidwesten is het een varken, vaarken of verken.

En zo kunnen we nog wel even doorgaan:
Een ragebol is al lang geen onmisbaar voorwerp meer in huis; maar iedereen kent hem nog wel. In Drenthe wordt zo’n ding een ragebol genoemd (raogebol of raegebol kan ook), maar het prachtige woord kopstubber kennen we in het Drents ook. En als in plaats van ragebol gesproken wordt van een rouwkop, dan bevinden we ons waarschijnlijk in Ruinerwold, Ruinen, Koekange of directe omgeving.
En voor een uier van een koe zijn wel zeven benamingen: gidder, gier, jaor, judder, juur, uier en uur komen allemaal voor, afhankelijk van waar de spreker vandaan komt.
En wees eerlijk: met je geliefde kuiern (wandelen) in de schemering is romantisch. Maar spreekt het niet veel meer tot de verbeelding dat men dat in Drenthe op hetzelfde tijdstip ook in het tweeduuster of het tweelochten kan doen?
Klankverschillen
Naast het verschil in woorden komen klankverschillen veel vaker voor. Uit de kraan komt in het Drents water, waoter, waeter of wotter.
Een opscheplepel is afhankelijk van de plaats waar men woont: slaif, sleef, sleeif, sleif of slief.
Het is trouwens niet alleen leuk, dat die verschillen er zijn. Het geeft eigenheid en verbondenheid weer. En ja, daarnaast kan het een bron van vermaak zijn.
Om de inwoners van Sleen op de kast te jagen, kan men hen het volgende spotzinnetje laten horen: In Slien bint ze gemien want zie schupt met een stien tegen je bien. Bedenk daarbij dat de ie-klank in deze woorden in Sleen en omstreken wat langgerekter wordt uitgesproken; door dat te overdrijven klinkt het zinnetje lekker zeurderig.
Het beste Drents
Bij het Huus van de Taol komt regelmatig de vraag wat nu het beste Drents is of het mooiste Drents of het echte Drents. Tja… het beste of het echte Drents!? Het Drents van Ruinen is niet beter dan dat van Eexterveen. En met de taal van Zwartemeer is niets mis en is zeker niet slechter dan die van Zweeloo. Er is geen enkele reden om het Drents van Gasselternijveen superieur aan het dialect van Havelte te noemen. Het is gewoon allemaal ‘echt’ Drents.
De vraag welke variant van het Drents het mooist is, is wel te beantwoorden. Dat is gewoon een kwestie van smaak en al kan daarover zeker wel getwist worden, dat moet ieder toch zelf maar bepalen.
Invloed van de landstaal op het Drents
Maar… er is wel iets aan de hand. Onder invloed van onze landstaal klinkt het Drents soms wel erg als bastaard-Nederlands. Niet alleen door de woordkeuze, maar ook door de woordvolgorde en het gebruik van Nederlandse uitdrukkingen.
Leest u het volgende stukje maar eens. Het zijn de woorden van de voorzitter van een toneelvereniging, die het publiek in het Drents welkom heet:
‘Dames en heren. Het döt het bestuur genoegen dat der zoveul anwezigen geheur geven hebt an oeze oetneudiging um hier samen te kommen veur een gezellige tenielaovend. Al spiet het oes dat der ok een aantal zunder ofzeggen niet is kommen opdagen. Ik wens je allemaol een plezerige aovend.’
Het Drents van deze voorzitter heeft nogal dicht tegen het Nederlands aan gelegen en is er door beïnvloed. Het had Drentser gekund:
‘Beste mèensen. Ik bin slim bliede daj der bint. De zaal zit zowat tot an de kop an toe vol. Vol met lu die ies een aovend gezellig under mekaar weden wilt en naor heur iegen teniel kieken wilt. Mooi waark! Daorum hew je ok ja neugd. Het muit oes wal dat paartie zomaor vortbleven bint. Maor daor kun jullie vanzölf niks an doen. Ik hoop daj je allemaol goed vernuvern zult.’
Op hozevörrels
Als we de Nederlandse zin ‘Ik liep op sokken en stootte mijn tenen tegen de drempel’ in het Drents willen zeggen, dan zullen heel wat Drentstaligen ervan maken – een beetje fonetisch opgeschreven – ‘Ik leup op sokng en stötte mien toon-n tee-ng de drempel’. Maar ook deze zin zou anders kunnen: ‘Ik leup op hozevörrels en stötte mien tonen tegen de zul.’
En toen schrijver dezes laatst wat te snel had gegeten en in het bijzijn van zijn jongste dochterklaagde: ‘Ik heb te snel eten. ‘k Heb de snuk’ wist ze niet dat hij de hik had. Terwijl ze het Drents toch uitstekend kan verstaan. Ze is te zeer vernederlandst.
Is het vreemd of ernstig te noemen, dat een jongste dochter niet weet wat de snuk is? Of dat het woord hozevörrels in onbruik is geraakt? Tja, dat moet iedereen eigenlijk maar voor zichzelf bepalen. Taal is nu eenmaal in ontwikkeling en in onze huidige landstaal worden woorden als barrevoets, kousevoeten en dorpel toch ook niet meer gebruikt?
Drents respectloos?
In grote delen van Drenthe is de u-vorm onbekend. Dat is geen gebrek aan respect; het is gewoon zo. Een klein kind kan tegen een bejaarde buurvrouw gerust zeggen: ‘Annie, woj mij de veters even dichtdoen?’ Niks mis mee in Drenthe. Een oudere mevrouw bij de voornaam noemen is prima en ‘woj’ (wil je) is ook goed van ‘wilt u’ bestaat vaak niet.
Toch kwamen Drenten in sommige streken wel eens in de knoei met het ontbreken van de u-vorm. De vrouw van de dokter kun je toch eigenlijk niet tutoyeren? Creatief als mensen zijn, kwam er een passende oplossing: de derde persoon enkelvoud. ‘Wil mevrouw misschien een koppie koffie?’ Dat klonk goed. En tegen de huisarts: ‘Wat hef dokter toch een mooie auto kocht.’
Zelfs in het tonen van respect werd er onderscheid gemaakt. De echtgenote van het hoofd van de school stond natuurlijk wel een treetje lager op de maatschappelijke ladder dan de burgemeestersvrouw. Men noemde haar dan ook geen ‘mevrouw’, maar ‘juffrouw’: ‘Kan juffrouw een beetie tegen het allén weden as meester op schoelreis is?’ En tegen de lesgever zelf werd natuurlijk ook geen ‘jij’ gezegd: ‘Meester mot oes Klaas maor flink anpakken, heur!’
Hermien zien plekkie
George Orwell zei het al: ‘Alle dieren zijn gelijk, maor sommige zijn meer gelijk dan andere’. Dit geldt ook voor het personeel en de vrijwilligers van het Huus van de Taol. Iedereen kan zijn auto naar believen op één van de parkeerplekken van het Huus van de Taol neerzetten. Met één uitzondering! Bij de parkeerhaven het dichtst bij de voordeur prijkt het bordje ‘Hermien zien plekkie’. Laat geen ander dan Hermien Haar het wagen de auto daar te stallen! Ze heeft dit voorrecht verworven door 25 jaar in dienst te blijven van uitgeverij Het Drentse Boek.
Regelmatig komt er commentaar op de tekst: ‘Hermien zien plekkie! Hoe kan dat nu? Is Hermien geen vrouw dan? Wordt het geen tijd dat jullie dit bordje aanpassen?’
Tja, in de de Standaardtaal zou dit inderdaad fout zijn, maar in het Nedersaksisch van grote delen van Drenthe is het gewoon goed taalgebruik. En ook in Overijssel en Gelderland kan een vrouw zonder blikken of blozen met hie worden aangesproken.
‘Wat zöt dat wicht er nuver oet. Hie hef een mooie neie jurk an’, zijn zinnen die in het Drents geen fouten bevatten.

Drentse plaatsnamen
In onze provincie zijn heel wat plaatsnamen, die in het Drents een andere naam hebben dan de officiële Nederlandse naam. Onderstaand vindt u er een aantal. Alleen namen waarvan de Drentse naam aanzienlijk verschilt van de Nederlandse zijn te lezen. Een plaats als Assen heet in het Drents ook Assen (uitspraak: Asn) en aan Emmen is ook al niet veel eer te behalen: Emmen blijft Emmen (uitspraak: Emm).
Hesseln (Oosterhesselen) Dwingel (Dwingeloo) Gies (Gees)
Waetern (Wateren) Daolen (Dalen) Paais (Peize)
Amsterdamse Veld (Weiteveen) Rowol (Roderwolde) Aansen (Ansen)
Giesbrogge (Geesbrug) Grol (Grolloo) Dordt (Nieuw Dordrecht)
Möppelt (Meppel) Haovelte (Havelte) Ies (Ees)
Dever (Diever) Slien (Sleen) Nörg (Norg)
Zuudlaoren (Zuidlaren) Bun (Bunne) Wiester (Wijster)
Roon (Roden) Rune (Ruinen) Börger (Borger)
Roneres (Roderesch) Vreeis (Vries) Eel (Eelde)
Bunermond (Nieuw-Buinen) Ie (Yde) Oring (Odoorn)
Drentse klanken
Wat de één lekker vindt, wil een ander absoluut niet op zijn bord hebben. Rubensachtige vrouwen vormen voor menig man het ideaalbeeld, terwijl een ander de voorkeur geeft aan een ranker figuurtje. Er zijn mensen die vallen voor de zang van Bert Kamping, waar anderen dan bij voorkeur oordopjes in doen. En hoe jammer het ook is, niet iedereen vindt de Drentse taal mooi. Ondanks dat Daniël Lohues zegt dat hij het Drents een prachtige taal vindt om in te zingen, en ondanks de wonderschone gedichten uit de pen van Suze Sanders of de warmte in de taal van Roelof Pieters. Er zijn nu eenmaal mensen die niet warm lopen voor de klanken van het Drents.
Toch zetten we een paar van die klanken graag even op een rijtje:
– De lange uu van bijvoorbeeld pruven, bugen en duren komt in het Nederlands bijna alleen voor als er een r op volgt.
– De korte uu doet zich in het Drents veel meer voor dan in het Nederlands (buten, geluud, buus).
– De oe kan in het Drents ook lang zijn, en dat niet alleen voor de r, bijvoorbeeld in doen, doeve.
– De o’s van ‘jong’ en ‘hok’ onderscheiden zich alleen maar door de openingsgraad van de mond. In het Zuidwest-Drents onderscheiden woorden als bijvoorbeeld lokken (‘lokken’) en lokken (‘gelukken’) zich door dit verschil.
– De stomme e (de ‘sjwa’) komt op onverwachte plaatsen voor in het Drents: ‘Dan zingt e zacht’, koeze, doeve. En op plaatsen waar het Nederlands de sjwa heeft, verstopt hij zich in het Drents: warken wordt uitgesproken als warkng, lopen wordt loopm en bidden wordt bidn.
Niet in heel Drenthe komen dezelfde klanken op dezelfde plaats voor. Een kleine vergelijking van het Drents van Sleen met dat van Ruinen:
Sleen: Ruinen: Nederlands:
hoes huus huis
doezend duzend duizend
kind kiend kind
wind wiend wind
deel / dele dale naar beneden
gres grös gras
Uitspraak en spelling
In het Nederlands worden woorden niet precies zo geschreven als ze gezegd worden. De zin: ‘Ik heppus un aardug meisju guzien’ wordt geschreven als: ‘Ik heb eens een aardig meisje gezien.’ Spellingafspraken zorgen ervoor, dat teksten gemakkelijker te lezen zijn.
Ook in het Drents zijn er voor het gemak van lezer en schrijver spellingafspraken gemaakt (officieel vastgesteld op 15 april 1987 door de provinciale staten van Drenthe). En ook daarbij is de schrijfwijze soms anders dan de uitspraak.
Een belangrijke spellingregel is: Wij sluiten zoveel mogelijk aan bij de Nederlandse spelling.
Zo schrijven wij aan het einde van een woord vaak en, maar wij zeggen n.
Wij schrijven: Wij zeggen:
loeren loer-n
proten proot-n
fietsen fiets-n
buzen buuz-n
raanden raan-n
willen wil-n
Assen As-n
Niet altijd is er alleen maar sprake van een ‘ingeslikte’ e, soms verandert die laatste n in een m of in een ng.
Wij schrijven: Wij zeggen:
stoppen stop-m
hebben heb-m
kopen koop-m
vlammen vlam-m
drinken dringk-ng
pakken pak-ng
zingen zing-ng
Het gebeurt ook wel, dat niet alleen de e weggelaten wordt, maar ook de medeklinker, die daarvoor staat:
Wij schrijven: Wij zeggen:
zeuven zeu-m
geven gee-m
even ee-m
stoeven stoe-m
zwarven zwar-m
Moi en Tjeui
De meest algemene groet in Drenthe is ‘Moi’. Ook over de provinciegrenzen kun je er aardig mee uit de voeten. Zelfs in Oost-Friesland en verder hoor je geregeld ‘Moin’ of ‘Moin moin’. Moi is internationaal. Moi kan bovendien de hele dag gebruikt worden. Zelfs bij het afscheidnemen is Moi niet ongebruikelijk, al wordt er dan vaak hè aan toegevoegd: ‘Moi hè!’
Veel mensen denken, dat Moi al eeuwenoud is. Dat is vrijwel zeker niet het geval. Oude woordenboeken vermelden het woord niet. Ook in (streektaal)boeken die in de negentiende en het begin van de twintigste eeuw zijn geschreven, zoek je tevergeefs naar de groet Moi.
Ofschoon Moi tegenwoordig vrij algemeen is, is er een tijd geweest dat men deze groet ongepast vond. Kinderen hoorden dat bijvoorbeeld niet tegen ouderen te zeggen en niemand groette de burgemeester vroeger met ‘Moi, burgemeester.’
Streektaalmedewerker Abel Darwinkel vermeldt in ‘Het Dialectboek 10 – Moi, adieë en salut’ de volgende anecdote uit het begin van de jaren ’60: Een tienjarige jongen ziet in het weekend zijn meester en roept enthousiast ‘Moi!’, waarop hij als antwoord te horen krijgt: ‘MOI? MOI? Ben ik je opa soms?’
Gelukkig zijn er genoeg mogelijkheden om iemand ook anders te begroeten. Goeiedag, dag, goeiemörgen, goeiemiddag en goeienaovend zijn heel gewoon, al dan niet gecombineerd met een naam.
In het oostelijk deel van Drenthe is tjeui een vrij normale afscheidsgroet, anderen kennen het niet altijd. De groet tjeui is net als het Duitse tschüss en het veel voorkomende aju afkomstig van adieu. Adieu bestaat eigenlijk uit twee delen: a, wat zoiets als aan betekent en dieu oftewel God.
A dieu, aan God, aan God aanbevolen, in de hoede van God aanbevelen. Het Engelse goodbye zegt in feite hetzelfde: goodbye > god be with you > god by you. En adieu kennen we natuurlijk als addio in het Italiaans en het Spaanse adios.
Bij het afscheid kan natuurlijk ook – zoals hiervoor gemeld – Moi hè gezegd worden, of Tot ziens, Tot kiek, ‘t Beste of ‘t Goeie. En steeds vaker ook ‘Het beste maor weer.’
Van stalpaol tot keuningsstoel
Het artikel dat u nu bijna uit hebt, gaat over het Drents, met uitstapjes naar (streek)taal in het algemeen. En natuurlijk hebt u al lezende ontdekt dat ‘hét’ Drents niet bestaat. ‘Hét’ Drents is een verzameling varianten, die van dorp tot dorp kunnen verschillen. Jammer? Welnee, er is een de prachtige verscheidenheid, waarin de culturele diversiteit in alle schoonheid en soms eenvoud naar voren komt.
Maar toch nog even over de inwoners van de provincie Drenthe, de Drenten. Of zou het met ‘de’ Drent net zo zijn als met ‘het’ Drents? Natuurlijk! Ook ‘de’ Drent bestaat niet, al heeft men daar in vroeger tijden anders over gedacht. Ooit was het woord Drent synoniem voor lomperd of stommeling. Als inwoners uit Groningen iemand onbeleefd vonden, konden ze daar zeggen: ‘Bist ’n Drent!’ (Je bent een Drent). De Friezen zeggen ‘Drint’ tegen iemand die erg vuil is.
In Hazeluinen stond ooit op een luifel te lezen:
Een zwarte zwaan
Een witte moriaan
En een beleefde Drent
Heb ik nooit gekend.
En of het al niet genoeg is, doen de Drenten zelf ook mee aan het onderuit halen van hun provinciegenoten. Zo noemden de inwoners van buurdorpen de mensen uit Balinge, Mantinge, Garminge en Hijken graag stalpaolen, oftewel stijve, houterige personen. In Oring (Odoorn) werden (worden?) inwoners uit Exel (Exloo) altijd taarten of taten genoemd, die het op hun beurt weer over Oringer langsteerten hadden.
Het Huus van de Taol staat in Beilen, waarvan de bewoners ook wel straotlikkers worden genoemd. Waarom? Nou, mensen uit Beilen waren vroeger zo arm dat ze de etensresten van de straat aflikten. Hiermee in verband staat ok de andere bijnaam voor Beilenaren: slaopkoppen. Om aan het knagende hongergevoel te ontsnappen, gingen ze vroeg naar bed.
En de echt creatievelingen lieten het niet bij losse woorden, maar kamden in dichtvorm hun provinciegenoten af:
In Aalden is niks te halen
as wat klompen en klossen
en wat magere ossen.
In De Wiek, daor bint ze riek
Daor èet ze stoete met krenten
Waorumme zulden ze det niet doen
Want ze leeft er van de renten
Börgerder poepen
Lust gien soepen
Lust gien spek
Gooi ze met ’n röttige erpel in de bek
* soepen=karnemelkse pap en erpel=aardappel
Koevern is een grote stad
Daolen is een gat
Wachtum is een modderpoel
Maor Hesseln is een keuningsstoel
Och – indachtig het Duitse ‘Was sich liebt, dass neckt sich’ – laten we het er maar op houden dat de Drenten geplaagd worden en elkaar plagen uit vriendschap en liefde. Prima!
Naar een Drents woordenboek
In september 1959 werd dr. Jan Naarding wetenschappelijk medewerker aan het Nedersaksisch Instituut van de Rijksuniversiteit in Groningen. Onder leiding van K.H. Heeroma werd zijn hoofdtaak het samenstellen van een Drents woordenboek. In 1963 – op zestigjarige leeftijd – kwam een eind aan het leven van Jan Naarding. Hierdoor is het hem bij lange na niet gelukt een woordenboek samen te stellen. Het verzamelde materiaal lag bewaard in twintig schoenendozen.
Na de dood van Jan Naarding weerklonk al snel de roep om zijn materiaal uit te geven. De gedachte leefde, dat er in Naardings nalatenschap een dusdanige woordverzameling zat, dat na een korte bewerking vrij snel tot uitgave van een degelijk woordenboek overgegaan zou kunnen worden. Maar het kwam er niet van en tegen het eind van de jaren zestig stonden twintig schoenendozen bij de RuG te stof te verzamelen.
Op 1 maart 1969 begon dialectoloog en lexicograaf Geert Hendrik Kocks (1936-2003) aan het Nedersaksisch Instituut. Kocks kreeg de opdracht een wetenschappelijk verantwoord woordenboek samen te stellen. Heeroma verwachtte niet dat dit een omvangrijke klus zou zijn; Jan Naarding had immers al heel wat voorwerk verricht.
In september 1969 werd begonnen met het opzetten van contactgroepen. Op 2 oktober 1969 ging in Sleen de eerste ‘metwarkersgroep’ van start. In eerste instantie werd uitgegaan van het basismateriaal van Jan Naarding. In 1973 vond uitbreiding naar heel Drenthe plaats om de grote variatie in woord en klank te achterhalen. Het werken met groepen werd als zeer positief ervaren. In totaal kwamen er ongeveer honderd contactgroepen, die gedurende elf maanden van het jaar een set met zestig fiches (‘kaorties’) van 10 bij 15 cm. ter bespreking kregen. Per jaar kwamen zo 66.000 fiches terug op het Nedersaksisch Instituut.
Aanvankelijk wilde dr. Kocks een tiendelig woordenboek maken. Uit de oorspronkelijke opzet werden etymologie, geografie van spreekwoorden, volkskundige gegevens en een uitvoerige beschrijving van de woordgeografie echter geschrapt.
In 1990 werd begonnen met het redigeren, een klus waarvoor men vijf jaar de tijd kreeg. In 1996 werd het eerste exemplaar van deel 1 (A-L) van het Woordenboek van de Drentse Dialecten aangeboden aan de toenmalige commissaris van de koningin, de heer Relus ter Beek. Een jaar later was ook het woordenboek voor de letters M t/m Z klaar.
In 1998 maakte Geert Kocks gebruik van een vut-regeling. In ‘zijn eigen
tijd’ maakt hij vervolgens nog een register Nederlands-Drents, dat in het jaar 2000 in het provinciehuis gepresenteerd kon worden. De drie delen zijn uitgegeven bij Koninklijke Van Gorcum B.V. in Assen.
In 2002 kreeg Kocks gezondheidsproblemen. In juni 2003, twee maanden voor zijn dood, nodigde hij de streektaalfunctionarissen Siemon Reker en Jan Germs uit voor een bezoek. Hij verzocht beide heren in dat gesprek zorg te dragen voor het breder toegankelijk maken van zijn woordenboek. Op drie mei 2009 liet de commissaris van de koningin van Drenthe, de heer Jacques Tichelaar, het Woordenboek van de Drentse Dialecten los op het wereldwijde web (www.drentswoordenboek.nl of via een link op www.huusvandetaol.nl).