Rapakivigranieten zijn veel voorkomende zwerfstenen. Bij veel mensen is dit gesteente inmiddels bekend. Onbetwist koploper is Alandrapakivi. Deze zuidwest Finse graniet met zijn opvallende ringetjesstructuur is het meest voorkomende gidsgesteente uit Scandinavië.
De bekendheid van rapakivi’s onder zwerfsteenliefhebbers is geheel op het konto te schrijven van Alandrapakivi. Zwerfstenen daarvan zijn vaak al van een afstand te herkennen. Maar er zijn meer: Alandgraniet bijvoorbeeld. Dit zusje van de Alandrapakivi is als zwerfsteen zo mogelijk nog talrijker. Alandgraniet valt minder op door het gemis aan witte ringen.


Rapakivi is naast een geologisch begrip tevens een verzamelnaam voor een groot aantal meest roodachtig gekleurde zwerfstenen van granietische samenstelling. Er schuilen echte granieten onder, aplieten, granofieren, naast allerlei porfierische soorten. De variatie onder zwerfsteenrapakivi’s is zo groot, dat het nauwelijks mogelijk is om identieke exemplaren te vinden.
Rapakivi’s zijn het bekendst uit Noord-Nederland. Vooral het Hondsruggebied in Oost-Drenthe en de voortzetting ervan in de provincie Groningen is er rijk aan. De meeste zijn rood, roodbruin, zalmrose of geelrood van kleur. Daarnaast komen ook grijze en grijswitte typen voor. Die zijn zo zeldzaam, dat ze de wel ‘witte raven’ onder de rapakivi’s genoemd worden.




Een van de allermooiste witte rapakivi’s tot dusver kwam te voorschijn tijdens een determinatiemiddag in het Hunebedcentrum in Borger. Iedere 2e woensdagmiddag kunnen bezoekers en zwerfsteenliefhebbers stenen en fossielen laten zien en determineren. Afgelopen zomer was een meegebrachte zwerfsteen zo zwaar dat determinatie noodgedwongen buiten plaats vond. In de achterbak van de auto lag een ca. 25 cm grote kei die mij direct kippenvel bezorgde. De steen was grijswit van kleur met grote roomwitte, meest rechthoekige tabletten van kaliveldspaat. Het was een rapakivi, dat was duidelijk, maar van een type dat je maar zelden tegen komt. Het verschil in korrelgrootte tussen witte veldspaatkristallen en grondmassa was zo groot dat de steen dadelijk deed denken aan een Finsegranietporfier. Toch waren er verschillen.


Finsegranietporfier
Finsegranietporfier is een mooi type rapakivi met een duidelijke porfierische stuctuur. Wel verschilt dit zwerfsteentype hemelsbreed van Alandrapakivi. Onder rapakivigesteenten is dit echter eerder regel dan uitzondering. De aanwezigheid van grote rechthoekige veldspaten maakt dat zwerfstenen ervan makkelijk te herkennen zijn. Finsegranietporfier komt in het Hondsruggebied veel voor, ook in grote zwerfblokken. De porfierische structuur is opvallend vanwege het grootteverschil tussen eerstelingkristallen en de mineralen in de grondmassa. De grondmassa is fijnkorrelig maar wel zo dat de afzonderlijke mineraaltjes met de loep te herkennen zijn. Deze eigenschap onderscheidt ze van andere rapakiviporfieren.Wel moet gezegd dat de korreling van de grondmassa wisselt tussen zeer fijnkorrelig en kleinkorrelig. Finsegranietporfier gaat onmerkbaar over in porfierische graniet.
Van Finse granietporfier zijn in de loop van de tijd verschillende lichtkleurige en nagenoeg grijswitte zwerfstenen gevonden.


De witte rapakivi van Exloo
De grijswitte zwerfsteen is al wat langer geleden als akkersteen in de omgeving van Exloo gevonden, verhuisde vervolgens naar een tuin, waar de steen inmiddels ook alweer heel wat jaren lag. Bij een schoonmaakbeurt vielen de witte vlekken in de steen op, wat aanleiding was om de kei te laten zien.
Wat deze steen onderscheidt is dat de eerstelingkristallen van kaliveldspaat extreem groot zijn. Dergelijk grote kristallen noemt men megakristen. Het grootste kaliveldspaatkristal meet 7 cm! De witte veldspaten zijn ietwat zwart gespikkeld, veroorzaakt door kleine insluitsels van biotiet en hoornblende. Aan de buitenzijde van de steen zijn de biotietinsluitsels door verwering deels verdwenen. Ze laten kleine putjes in het oppervlak achter.


Op het eerste gezicht is het vreemd dat de grootste eerstelingen slechts aan één zijde van de steen prominent aanwezig zijn. Op de overige vlakken zijn de eerstelingen minder duidelijk aanwezig en vaak opvallend veel kleiner. Bij nadere beschouwing blijkt dat de zwerfsteen een structuur toont die veroorzaakt is door magmatische stroming. Toen destijds bij de vorming van het gesteente al grote kristallen in de gloeiend hete, vloeibare gesteentebrei waren ontstaan, veroorzaakte lichte stroming van het magma dat de smalle tabletten evenwijdig t.o.v elkaar gerangschikt werden. Dit is te vergelijken met luciferhoutjes die in stromend water geworpen worden. Ook die bewegen parallel aan elkaar in de stroomrichting. Het feit dat de eerstelingkristallen in deze zwerfsteen in één vlak liggen, is dus te danken aan magmatische stroming toen het gesteente nog grotendeels vloeibaar was.


Van de zijkant gezien zijn de veldspaatkristallen als korte lijsten te zien. Ze liggen ingebed in een kleinkorrelige grijswitte grondmassa van kwarts, kaliveldspaat, plagioklaas en donkere mineralen. Deze iets grovere korreling maakt dat we in dit geval niet van een granietporfier spreken, maar van een porfierische graniet. Magmatische stroming komt in zwerfstenen meer voor. Vooral in vulkanieten is het regelmatig zichtbaar. Dat dit effect in deze Finse porfiergraniet zo duidelijk naar voren komt, is te danken aan het opvallende verschil in grootte tussen de witte eerstelingkristallen en de grondmassa waarin deze lijken te zweven.
In het gesteente vallen verder talrijke kleine geelgroene kristallen op van plagioklaas. Deze bezitten een gedrongen, hoekige vorm. De groene kleur wordt veroorzaakt door omzetting van de plagioklaas, waarbij epidoot is ontstaan. Verspreid in de zwartgespikkelde grondmassa komen verder talrijke onregelmatige, rondachtige tot 1 cm grote eerstelingen van kwarts voor. De meeste zijn grijs tot ietwat grijsblauw van kleur met soms enige secundaire roodkleuring door hematiet.
Herkomst
In het noorden van Scandinavië komen meerdere rapakivigebieden voor. Deze granietvoorkomens liggen als grote en kleinere ‘eilanden’ in het omgevende grondgebergte. Inmiddels is door bemonstering van deze gebieden een vrij goed beeld ontstaan van de verbreiding van verschillende rapakivitypen.
Duidelijk is dat de zwerfsteen van Exloo niet afkomstig kan zijn uit een van de Zweedse rapakivivoorkomens. Een herkomst uit het rapakivigebied van Aland, waar verreweg de meeste rapakivizwerfstenen vandaan komen, is niet waarschijnlijk. Vergelijkbare porfierische granieten met grote megakristen van kaliveldspaat zijn daarentegen wel bekend uit het rapakivigebied van Kökar in het Oostzeegebied zuidoostelijk van Aland. De overgrote meerderheid van de hierboven genoemde Finsegranietporfieren komen uit dit rapakivigebied. De aanwezigheid van grote, rondachtige grijze tot blauwgrijze kwartseerstelingen lijkt hiermee in overeenstemming. Porfierische Kökargranieten met hun veel grovere grondmassa sluiten wat kenmerken betreft hier bij aan. Wat echter tegen een mogelijke herkomst van Kökar spreekt, is de grote hoeveelheid zwarte biotietschubjes in de grondmassa. Ook de aanwezigheid van onregelmatige zwarte aggregaten van biotiet en enige hoornblende is niet of nauwelijks van Kökar bekend.

Op het Finse vasteland komen in het Nystadmassief lichtgrijze, porfierische rapakivitypen voor met een fijn- tot kleinkorrelige grondmassa, die zwartgespikkeld is door talrijke kleine biotietblaadjes. Het bekendste type is Ytögraniet. Ytögraniet komt voor in het noordelijke rapakivimassief van Laitila. Samen met dat van Vehmaa vormen beide rapakivi-voorkomens het Nystadmassief in Zuidwest-Finland.


De overeenkomst met Ytögraniet is dusdanig dat vrijwel met zekerheid kan worden aangenomen dat de rapakivizwerfsteen van Exloo afkomstig is uit het Laitilagebied in Zuidwest-Finland. We hebben dus niet alleen te maken met een bijzonder fraai scherpkristallijn gesteente, nu de herkomst duidelijk is, ook met een zeldzaam gidsgesteente.
De familie Smeenge uit Exloo is eigenaar van de zwerfkei. Zij verklaarden zich bereid om deze zwerfsteen tentoon te stellen opzij van de ingang van de ijstijdexpositie in het Kenniscentrum bij het Hunebedcentrum in Borger.
