Er zijn vele duizenden soorten varens en ze zijn “oeroud”. Varens hebben wortels, die het water uit de grond of uit het water halen. De meeste soorten hebben een wortelstok, de bladeren ontspringen uit de wortelstok. Net zoals mossen vermenigvuldigen varens zich door middel van sporen; ze vormen geen zaden.
Varens behoren tot een groep van zeer oude plantengroepen, waarvan fossielen bekend zijn uit het midden van het Devoon (385-420 miljoen jaar geleden). In het Carboon (299-359 miljoen jaar geleden) was er in onze regio sprake van een tropisch laaglandmoeras (het veen werd gevormd) waarin zeer veel varens aanwezig waren. In het Perm (251-299 miljoen jaar geleden; er was toen sprake van enorme zoutwoestijnen) zijn de meeste soorten uitgestorven. Echter, sinds de oertijd zijn varens altijd nadrukkelijk aanwezig geweest. Varens en varenachtigen komen over de hele wereld voor, in het bijzonder zijn ze overvloedig aanwezig in tropische en gematigde regenwouden, omdat hier een van de belangrijkste vereisten voor de leefomgeving van varens – vocht – is gegarandeerd.
Ondanks het feit dat Nederland qua oppervalk een betrekkelijk klein land is zijn er op het moment 64 soorten en 3 kruisingen bekend.
Adelaarsvaren
De grootste en meest voorkomende varen in ons land is de adelaarsvaren (Pteridium aquilinum). Het is een zichzelf agressief verspreidende varen, die grote gebieden kan bedekken en een erg uitgebreid wortelstelsel heeft. Nadat de bladeren van de adelaarsvaren eerst in de zomer al het licht hebben onderschept, vergaan ze in de winter maar heel langzaam tot een voedselarm en voor veel andere planten zelfs giftige bodembedekking. Jonge boompjes kunnen hierin bijvoorbeeld niet ontkiemen.

Mannetjesvaren
Een andere in ons land veel voorkomende soort is de mannetjesvaren (Dryopteris filix-mas) met bladeren in de vorm van een veer en elk deel van deze veer lijkt weer op een veer. De mannetjesvaren groeit in loofbossen op schaduwrijke plaatsen in vochtige grond. De wortel van de mannetjesvaren wordt gebruikt als geneeskrachtig middel tegen allerlei ingewandwormen, waaronder de lintworm. Het gebruik is echter niet zonder risico, er zijn een aantal vergiftigingsgevallen beschreven. Het is ook om een nadere reden niet verstandig de varen zomaar uit het bos te halen want het is in ons land een beschermde plant. In Nederland is de mannetjesvaren ook bekend onder andere namen: addervoet, niervaren (de vorm van de spore lijkt op een nier), varenwortel (omdat de wortel gebruikt werd als geneeskrachtig middel) en wormvaren (omdat het werkzaam zou zijn tegen ingewandwormen). Sinds de 4e eeuw voor het begin van onze jaartelling is mannetjesvaren al bekend als geneeskrachtig middel bij long- en andere ingewandwormen. Aan mannetjesvaren werden antidemonische krachten toegedacht. Het werd als toverkruid gebruikt omdat men zich onzichtbaar zou kunnen maken. Dat werd bedacht op basis van de signatuurleer; de zaden aan de onderkant van de bladeren zijn namelijk aan het oog onttrokken, ze zitten aan de onderkant van het blad, wat volgens enkele tovenaars uit de Middeleeuwen duidt op de onzichtbaar makende kracht. Er werden wonderen verricht, wensen werden vervuld en mensen claimden dat ze dieren konden verstaan na gebruik van mannetjesvaren. Verder konden tovenaars in de toekomst kijken, boeien verbreken en sloten openen door dit kruid.
In de wortel zitten de volgende stoffen die het tot een natuurgeneesmiddel zouden maken: floroglucinederivaten zoals filmarone, aspinidol, albaspidine, aspidine, flavaspidinezuur en filixzuur, etherische olie, looistof, vette olie, koolhydraten, zetmeel en was. De dosis die voor therapeutische werking van mannetjesvaren noodzakelijk is, is vrij hoog. Het is zelfs zo hoog dat het dicht bij de toxische (giftige) waarde ligt. Er zijn meerdere mensen overleden na het eten van een giftige dosis. Daarom wordt het in de fytotherapie niet meer toegepast voor medicinale doeleinden. Het gebruik wordt als gevaarlijk en af te raden gezien. Er zijn veiligere alternatieve natuurgeneesmiddelen, zoals pompoenpitten, en vooral ook zeer effectieve en veilige reguliere geneesmiddelen.
Het gebruik is dus niet zonder risico. Bekende bijwerkingen zijn misselijkheid, braken, gezichtsstoornissen, leverbeschadiging en geelzucht, en er zijn dodelijke gevallen beschreven. Contra-indicaties zijn maag- en twaalfvingerigedarm-bezwaren, nier- en leveraandoeningen, bloedarmoede en hartziekten. Het mag niet gegeven worden aan kinderen jonger dan 4 jaar, aan zwangere en zogende vrouwen en verzwakte personen.

Soorten venushaar
Een andere in ons land, vooral in Zuid-Limburg, voorkomende varensoorten zijn de verschillende soorten van venushaar. Ze groeien aan krijtrotsen, in België groeit dit plantje regelmatig aan muren van oude gebouwen en kloosters. Deze varensoort wordt in Nederland vaak gebruikt als kamerplant.
In het oude Egypte gebruikte men venushaar om sneller nuchter te worden. Aftreksel van de wortel werd in de Europese volksgeneeskunde gebruikt om het haar mee te wassen, ook werd het gebruikt tegen slangen- en spinnenbeten. In de 17e eeuw schreef men venushaar voor tegen hoest, astma en andere luchtwegaandoeningen.
In de niet reguliere geneeskunde gebruikt men venushaar vanwege een licht vochtuitdrijvende werking bij urineweginfecties, maar ook bij ontsteking van de lever. Venushaar zou een “leverbeschermende werking” hebben. Ook wordt het geadviseerd bij keelontsteking, verkoudheid en zelfs longontsteking, astma en bronchitis. Hierbij meen ik dat een serieuze waarschuwing op zijn plaats is, als er werkelijk sprake is van een longontsteking dan is dat niet zonder gevaren. In de tijd dat er nog geen antibiotica beschikbaar waren stierven heel veel mensen aan een longontsteking. Laten we blij zijn met het feit dat er antibiotica zijn en deze wanneer er een bewezen longontsteking is dan ook gebruiken.

Struisvaren
Deze varen (Matteuccia struthiopteris) komt voor in VS, Canada, Japan, China, Siberië, Scandinavië, België en Frankrijk en delen van de Alpen. Inmiddels komt de plant ook in Nederland voor als sierplant. De hoogte is een meter tot twee meter.
De struisvaren (Matteuccia struthiopteris) kan worden gegeten. De geoogste varenkrullen worden ‘fiddleheads’ genoemd en zijn ongeveer 5 cm lang en 2,5 cm in diameter. Langer dan 7 cm zijn ze te bitter om te consumeren. In Japan en Canada is het een delicatesse. De naam voor de varen is te verklaren doordat ze lijken op de veren van de struisvogel. Tot de dag van vandaag zijn deze te koop en worden geplukt in het wild. Vers, ingevroren en ingeblikt kun je ze kopen. De varens dienen gewassen te worden en vervolgens wel 20 minuten lang te worden gekookt om schadelijke stoffen te verwijderen. Meer weten: http://www.norcliff.com/.
Conclusie
Er zijn nog veel meer soorten varens dan hierboven genoemd. Eten van varens is niet zonder risico en het gebruik als geneeskrachtige plant evenzo. Varens met de sporen aan de onderzijde van de bladeren moeten in elk geval gemeden worden, want deze zijn zeker giftig. Omdat een ongeluk in een klein hoekje zit zouden wij adviseren varens te mijden.
Bronnen
https://nl.wikipedia.org/wiki/Varens
http://www.nederlandse-varenvereniging.nl/overvarens/varensnederland.htm
http://www.floravannederland.nl/hoofdgroepen_plantensoorten/wolfsklauwen_en_varens
Door Eric Duiverman en Nadine Lemmers