De bronstijd is de periode in de geschiedenis die na de steentijd komt en vóór de ijzertijd. In Centraal-Europa was er ook nog een zogenaamde “kopertijd” als overgang tussen de steentijd en de bronstijd, maar die ontbreekt in Nederland. De bronstijd is natuurlijk de periode waarin naast stenen werktuigen ook bronzen voorwerpen worden gemaakt en verhandeld. Brons is echter niet het enige wat deze periode zo interessant maakt, zoals je zult zien.

Bronstijd: 3 perioden
De bronstijd is opgedeeld in drie perioden: de vroege, midden en late bronstijd. Deze perioden zijn te onderscheiden vanwege verschillen en ontwikkelingen in technologie, de manier van wonen en grafrituelen, die aan de hand van archeologische resten zijn waar te nemen.
De midden bronstijd is nog onderverdeeld in twee sub-perioden: Midden A en Midden B.
Vroege bronstijd (2000-1800 V. Chr.)
Midden bronstijd (1800-1100 V. Chr.)
Midden A: 1800-1500 V. Chr.
Midden B: 1500-1100 V. Chr.
Late bronstijd (1100-800 V. Chr.)
Klimaat
In de bronstijd was het wat kouder en droger dan in de voorgaande periode, hoewel het er nog warmer was dan tegenwoordig. Door het veranderende klimaat in het subboreaal steeg de zeespiegel met ongeveer 75cm. Dat had gevolgen voor de bewoning, voornamelijk aan de kust zoals bij West-Friesland, waar het landschap minder geschikt werd voor bewoning en de eerste ontwikkelingen naar terpen zijn ontstaan. Men ging namelijk op natuurlijke verhogingen in het landschap wonen, om overstromingen te ontvluchten.
Het veen in Nederland ontwikkelde zich snel, zodat rond 1500 V. Chr. zelfs de helft van Nederland bedekt was met hoog- en laagveen. De andere helft werd waar mogelijk bewoond door de mens.
De mens was echter prima in staat het land te vormen naar eigen wens. Men kapte bomen, groef geulen en bedreef veeteelt en akkerbouw. De agricultuur breidde zich sterk uit na de nieuwe steentijd en zorgde voor een heel ander landschap. Bos maakte plaats voor weide en akkerland.
Wonen
Er kwamen meer mensen en meer nederzettingen in de bronstijd. De nederzettingen werden ook groter. Waar de boerderijen eerst ver uit elkaar lagen, vormden zich nu op veel plekken clusters van boerderijen, een soort dorpjes of gehuchten.
In de bronstijd woonde men in zogenoemde woonstalhuizen. Dit betekent dat het gebouw zowel als huis als stal voor de dieren werd gebruikt. Dit is vaak te herkennen door de aanwezigheid van stalboxen. In de vroege bronstijd waren deze nog twee-schepig, met het stal-gedeelte groter dan het woongedeelte, waar vaak een haard in te vinden was. Uit de vroege bronstijd zijn er in het Hondsruggebied weinig resten van huizen gevonden. Dat betekent natuurlijk niet dat ze er niet waren. Uit andere delen van het land en het buitenland weten we dat de huizen waarschijnlijk twee-schepig waren, net als de boerderijen uit de nieuwe-steentijd.
Vanaf de midden-bronstijd (en ook in de late bronstijd) veranderde de huizenbouw en zien we drie-schepige huizen. Dat wil zeggen dat er in plaats van 1 rij palen in het midden van de boerderij, twee rijen palen lopen. Huizen werden langdurig gebruikt, gerepareerd en uitgebreid. Zo ontstonden soms erg lange (65mIn de bronstijd woonde men in zogenoemde woonstalhuizen. !) huisplattegronden waar gedeelten aan een boerderij zijn afgebroken, bijgebouwd, etc. Dat betekent echter niet dat zo´n huis op één moment ook 65m lang was, maar dat het continue bijbouwen voor zulke lange plattegronden zorgde.
Om de huizen heen zien we grensafscheidingen met behulp van paaltjes of geulen. Afvalkuilen, waterputten en bijgebouwen zoals spiekers komen ook voor. Spiekers zijn kleine hutjes op palen die dienen als opslag voor graan of ander voedsel. In zo’n schuurtje staat het eten droog en is het veilig voor ongedierte.

Voor een beeld van de nederzetting, kijk hier: https://www.geheugenvandrenthe.nl/bronstijd.
In Emmerhout is een plattegrond gevonden van een huis uit de midden-bronstijd en in Elp uit de late-bronstijd. Borger A, de huisplattegrond waar onze bronstijd boerderij hier in het oertijdpark op is gebaseerd, is van de grens van de late-bronstijd naar de vroege-ijzertijd.

Situaties waarbij het woonstalhuis is uitgebreid (en waarschijnlijk ook gedeeltelijk is afgebroken) resulteerde in sommige gevallen tot erg lange huisplattegronden.
Eten
In de bronstijd was er sprake van een echt boerenbestaan. Het eten kwam dan ook voornamelijk van de veeteelt en de akkerbouw. Visvangst, wild en verzamelde planten vormden een veel kleiner deel van het dieet dan in de steentijd. De bronstijdboeren bedreven zowel akkerbouw als veeteelt; de mest werd gebruikt voor de akker en het stro voor de dieren. Zo kon men zelfvoorzienend zijn.
Uit het botmateriaal wat is aangetroffen in opgravingen weten we welke dieren men hield in de bronstijd. Dit is voornamelijk rund, welke werd gebruikt als lastdier (bijvoorbeeld voor het trekken van de ploeg), voor het vlees en in de late-bronstijd ook voor de melk. Geiten, schapen en varkens werden ook gehouden, en in mindere mate paarden en honden. In de bronstijd werd schapenwol voor het eerst gebruikt om kleding e.d. van te maken, maar de schapen werden ook gegeten. Paard lijkt een echt luxe dier te zijn geweest, en werd voor het vlees, als lastdier, en in de latere perioden ook als rijdier gebruikt.
De akkers lagen in de buurt van de boerderijen. Er werd voornamelijk emmer, gerst, gierst en vlas verbouwd. Het vlas kan een indicatie zijn dat men ook al kleding van linnen heeft gemaakt, maar dat is niet helemaal zeker. Van vlas kan het lijnzaad ook worden gebruikt voor de olie.
Af en toe liet men een veld braak liggen of gebruikte men wisselbouw om de bodem niet te veel uit te putten. Het is dus duidelijk dat de bronstijd boer een goed verstand van zaken had.
Om het veld te ploegen gebruikte men primitieve ploegen zoals de haakploeg (gaffel-ard-eergetouw). Die scheurde de grond maar keerde deze niet, zoals dat bij modernere ploegen het geval is. Op de opgravingstekening van Hijken-Hooghalen zijn ploegsporen te zien onder een grafheuvel. De grafheuvel is dus op een voormalig akker gebouwd. Op figuur 9 zie je een Zweedse (Aspeberget) rotsgravure uit de bronstijd, waarop duidelijk runderen en een ploeg zijn te zien.


Technologie
Wat het aardewerk betreft: in de vroegste periode zien we nog wat klokbekers, zoals die ook uit de laatste perioden van de steentijd bekend zijn. Daarna zien we in het Noorden het Wikkeldraad-aardewerk: grof handgevormd aardewerk met versiering die nog het meest lijkt op prikkeldraad. Deze versiering is gemaakt door een object omwonden met een draad in de klei te duwen.
Vanaf de midden-bronstijd is er het Elp-aardewerk. Onversierd en grof, met soms wat nagel-indrukken, wordt het door onze oosterburen ook wel Kümmerkeramik genoemd.
Het Hilversum-aardewerk komt in het noorden van Nederland niet voor, maar in het zuiden. Later zien we in Engeland hetzelfde soort aardewerk verschijnen.


In de bronstijd werden- zoals de naam al zegt- voorwerpen vervaardigd uit brons. Brons is een legering, oftewel samenstelling, van tin en koper. Soms werd in plaats van tin arseen gebruikt. De concentraties brons en tin varieerden nog weleens, maar altijd bestaat het brons voornamelijk uit koper. Modern brons is 90% koper en 10% tin. Brons is vrij zacht en kan goed gevormd en gehamerd worden. Daarnaast laat het zich heel makkelijk in een vorm gieten. Daarvoor wordt bijvoorbeeld de verloren was (la cire pedue) methode gebruikt. Hiervoor maak je een figuur uit was van hoe het object er uiteindelijk moet uitzien. Met klei wordt daaromheen een mal gemaakt. Door de mal te bakken wordt de klei hard en smelt de was weg. Er blijft dan een negatief over waar brons in kan worden gegoten.
Een zeer bijzondere dolk is het bronzen dolkje van Bargeroosterveld: https://www.geheugenvandrenthe.nl/dolk-van-barger-oosterveld.
Er bestond een duidelijke opeenvolging van het gebruik van verschillende typen bronzen bijlen (fig. 15). De vlakbijl werd gebruikt in de vroege-bronstijd, de randbijl, hielbijl en vleugelbijl in de midden-bronstijd en de kokerbijl in de late-bronstijd.

In de bronstijd ontstaan ook nieuwe technologieën die niet van brons zijn- zo ook de vuurstenen sikkel. Pas later in de bronstijd kwam de bronzen sikkel, maar zoals te zien aan de depotvondst uit Heiloo (late-bronstijd), waren zij ook gelijktijdig in gebruik (zie foto). De sikkels van vuursteen krijgen door gebruik een speciale glans, genaamd ‘sikkelglans’. Het is het best te beschrijven als een zijde- of satijnachtige glans. Opmerkelijk is dat in deze depotvondst maar twee van de vier vuurstenen sikkels zo’n glans hebben. Dat betekent dat de andere twee ongebruikt zijn gedeponeerd. Uit onderzoek naar de sporen op de sikkels is vastgesteld dat zij onder andere voor het snijden van zoden werden gebruikt.

Het is duidelijk dat vuursteen nog steeds van groot belang was in de bronstijd. Veel van de werktuigen uit de steentijd zien we in min of meer dezelfde vorm weer terug. Andere werktuigen, zoals de sikkels en de vuurstenen dolk uit Steenwijk (zie foto) zijn nieuwe ontwikkelingen.

Status & handel
In de bronstijd begint handel steeds belangrijker te worden. De handel in brons en andere luxe-voorwerpen benodigde nogal wat organisatie. De mensen die hier de controle over hadden, konden zo een flinke machtspositie innemen. Deze werd weer bevestigd door het bezit van luxe voorwerpen, zoals brons en goud.
We zien dat over het algemeen de individu en identiteit belangrijker worden. De kleding die je droeg, de voorwerpen die je had en zelfs de manier waarop je werd begraven lieten allemaal zien wie je was en wat je betekende. We zien in deze periode ook dat men bijzondere en luxe voorwerpen ‘vernietigd’ door deze achter te laten in het landschap of te begraven. Dit worden depotvondsten genoemd. Het is waarschijnlijk dat dit gebruik te maken had met het in stand houden van handel en machtsposities.
In Nederland zelf komt geen koper of tin voor. Dit komt uit het buitenland. Er zijn voldoende bewijzen dat er in ons land wel voorwerpen werden gemaakt van brons. De grondstoffen moesten dus elders vandaan komen. De grondstoffen kwamen voornamelijk uit gebergten in Europa en uit het Verenigd Koninkrijk & Ierland. Vaak werden ook voorwerpen die in het buitenland gemaakt waren geïmporteerd.
Een voorbeeld is de bronzen speerpunt die gevonden is in 1e Exloërmond. De speerpunt is gemaakt in Engeland, maar is uiteindelijk aangetroffen in Drenthe. Zulke speerpunten komen ook veel meer voor op de Britse eilanden (n=475) dan op het vasteland van Europa (n=55).
Het kralensnoer van Exloo stond ooit te boek als hét bewijs van verregaande handel in de bronstijd. De ketting bestaat uit kralen van barnsteen, tin en faience (zie foto). Het barnsteen zou uit de Baltische staten komen, het tin uit Cornwall (VK) en de Faience uit Egypte. Nu denkt men echter dat de barnsteen ook aan de Nederlandse kust geraapt kan zijn, en de faience kralen waarschijnlijk kopieën van Egyptisch faience uit Engeland. Voor een compleet artikel, klik hier.
Een voorbeeld van depotvondsten in Nederland uit de late- bronstijd is gevonden op het Drouwenerveld. De reden waarom zulke ‘schatten’ werden begraven is niet geheel duidelijk. Wel zijn er enkele theorieën:
– Handelaar of smid opslag (een voorraad schroot verstopt voor later)
– Angst opslag (wetende dat de vijand of een dief komt, verstoppen)
– Rituele depositie (als offer aan de goden)
– Grafgift (voor een dode waarvan het lichaam niet begraven kon worden)
Kijk op depotvondst Drouwenerveld van bronzen voorwerpen uit de late-bronstijd, waaronder kokerbijlen, armbanden en ringen: http://www.ifrcapital.eu/NL/index.php?we_objectID=17.
Bronzen zwaarden, zoals het zwaard van Jutphaas in Nederland en de voorbeelden uit andere landen in Europa, zijn erg bijzonder. Zij zijn gevonden in deposities in natte context. De vorm van de zwaarden is zo gelijkend dat vermoed wordt dat zij allen hun oorsprong hebben in Bretagne en daarna op hun vindplaats terecht zijn gekomen.
Wat opvalt aan de zwaarden is dat zij geen gebruikssporen hebben en geen gaten om een heft aan vast te maken. Als de bronzen zwaarden niet lijken te zijn gemaakt om te worden gebruikt in de strijd, waar dienen zij dan wel voor? Over het algemeen wordt aangenomen dat de zwaarden werden gemaakt om ritueel te worden gedeponeerd. Dat gebeurde vrijwel altijd in ‘natte context’, wat wil zeggen bij een sprong van een rivier of bij een beek. De eigenaar vernietigde het object door het te deponeren, maar toonde wel aan iedereen hoeveel hij/zij kwijt kon voor zulke praktijken. Het kan dus zijn geweest om macht te vergaren of de gevestigde orde te versterken.

Kleding
Kleding in de bronstijd onderscheidde zich voornamelijk van de voorgaande perioden door het gebruik van wol. Schapenwol werd geweven en gemaakt tot textiel. Daarnaast werd leer nog gebruikt, en mogelijk ook linnen. De kleding die we in archeologische context terug vinden is vaak de kleding die men de doden liet dragen. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat men dezelfde kleding droeg in het dagelijks leven. Helaas weten we niet wat voor kleding men precies aan had. Daarom zijn de vondsten die we wel hebben erg belangrijk.
In Denemarken is relatief veel bronstijd kleding bewaard gebleven doordat het is geëindigd in het veen. Het veen zorgt ervoor dat de kleding bewaard blijft, doordat het erg zuur is en er weinig zuurstof is. Aan de hand van zulke vondsten, zoals hieronder de kleding van het Egtved meisje, weten we ongeveer wat de mode was in de bronstijd.
Sieraden
Sieraden werden in de bronstijd gemaakt van barnsteen, glas, leer, brons, tin en goud. Veel sieraden die in brons werden uitgevoerd, bestaan ook in goud. Men kan zich voorstellen dat de sieraden in de tijd dat ze gemaakt zijn bijna eenzelfde glans en kleur hebben gehad (inmiddels is door oxidatie al het brons groen geworden). De sieraden die wij kennen uit de bronstijd zijn voornamelijk gevonden in grafcontext of in depotvondsten. De sieraden bestonden voornamelijk uit mantelspelden/fibulae, torques, kettingen en armbanden. Uit Frankrijk kennen we prachtige gouden spiraalarmbanden (midden-bronstijd).



Grafheuvels
In Nederland zijn iets minder dan 3000 grafheuvels bekend, die uit het laat-neolithicum, de bronstijd en de ijzertijd stammen. Uiteraard zijn er vroeger veel meer geweest. In de midden-bronstijd was het gewoon om ook bijzettingen te plaatsen, d.w.z. een dode of crematie in een bestaande grafheuvel te begraven. Daardoor kunnen er meerdere individuen zijn begraven in een grafheuvel. Het moge duidelijk zijn dat veel meer mensen uiteindelijk begraven werden- als inhumatie of crematie- dan de voorgaande periode.
VBT: inhumaties onder grafheuvels
MBT: inhumaties/crematies & bijzettingen, paalcirkels & ringsloten rond grafheuvels.
Boomkist begraving
In Noord-Nederland tot de late-bronstijd voornamelijk inhumaties
LBT: crematies in urnenvelden
Er werden minder grafgiften meegegeven, maar als zij er waren bestonden ze voornamelijk uit luxegoederen zoals brons en sieraden. Vooral vrouwen kregen grafgiften mee.
http://www.archeologiehuiszuidholland.nl/nl/zien-en-doen/hoogtepunten-collectie/image/12-graf-van-wassenaar#fwgallerytop
Een tempeltje uit de vroege-bronstijd is aangetroffen in het veen bij Bargeroosterveld, vlakbij een veenweg. De functie van het tempeltje is niet duidelijk, maar er wordt gedacht dat het een vereringsplaats was, of dat het als dodenhuisje heeft gefunctioneerd. Het bijzondere aan het tempeltje is dat het in de nok punten als koehorens heeft, en een ring van keien eromheen. Men denkt dat het tempeltje uiteindelijk opzettelijk is vernield.

Door de intense contacten in Europe in de bronstijd verspreidden ook mythen en legenden. De zon en de maan lijken een centrale rol te hebben gespeeld in de bronstijd kosmologie. De afbeeldingen uit bronstijd ‘religie’ tonen overeenkomsten met die uit latere culturen, zoals de Germaanse en Noorse cultuur.
De zonnewagen van Trundholm (Denemarken), ca. 1300 V. Chr., gemaakt uit brons en goud. Misschien beeldt dit de reis van de zon over de hemel uit, in een kar getrokken door een paard.
De Nebra hemelschijf (Duitsland), gemaakt van brons en ingelegd met goud (1600 V. Chr.). De schijf laat de maan, zon en in ieder geval een sterrenbeeld zien (de Plejaden).
Eva Hopman & Nadine Lemmers