Houtskool is de ideale brandstof bij het winnen van smeedijzer vanwege de grote hitte die het oplevert en zijn reducerende werking. Om zo’n 10 kilo smeedbaar ijzer uit oer te kunnen winnen heeft men ruim 400 kilo houtskool nodig. Voor houtskool kun je beter harde dan zachte houtsoorten kiezen omdat dit minder snel verpulvert. Archeologen vinden houtskoolresten van beuk, berk, den, eik, els, wilg, hazelaar en jeneverbes.

Houtskool

Maken van houtskool

Overal in Europa maakte men houtskool in grote voorraden (niet alleen voor het winnen van ijzer winnen). Een meiler is een constructie om houtskool te maken. Gestart werd met het maken van een kuil van een paar meter doorsnede waarop de constructie werd gebouwd. De constructie bestaat uit opgestapeld hout met voldoende tussenruimte. Het kleinste hout werd beneden gelegd en de vuistdikke stammen erbovenop. Als het goed brandde werden er graszoden opgelegd of een leemlaag aangebracht, zodat het hout niet zou opbranden maar verkolen wegens zuurstofgebrek. Zo ontstonden kleine hopen, meilers genoemd. Na een vol etmaal werden de meilers geopend en de houtskool droog opgeslagen. De houtskoolbrander en de smid zullen wellicht dezelfde persoon geweest zijn.

Meiler 5
Charcoal pile01

Van prehistorie tot nu

De techniek van houtskool maken bestaat al sinds de prehistorie. Het begint wanneer de mens behoefte heeft aan extreem hoge temperaturen, zoals bij het maken van ijzer (ijzerwinnen en verwerken van ijzer). Uit de ijzertijd en romeinse tijd zijn de restanten van meilers (meilerkuilen) gevonden in het oosten van Nederland. Deze plekken waren dezelfde waar ook ijzeroer werd gewonnen. In Zutphen is een meilerveld uit de negende eeuw gevonden, de oudeste van Nederland. Tot 1950 wordt er op de Veluwe nog op grote schaal houtskool geproduceerd.

Köhler JH-Wende

Het experiment

1. Voor het maken van de meiler wordt een podium aangelegd op zand.

2. Houten stammen worden geplaatst zodat er vier openingen zijn om de meiler aan te steken en van zuurstof te voorzien.

3. Het hout wordt geplaatst in een gat van 1 meter in diameter. Gestart wordt met een basis van stro en kleine stukken hout. Steeds grotere stukken hout worden erop gelegd. Dan worden de boomstammen geplaatst in een kegelvorm met afgeronde bovenkant.

4. Dan is het tijd voor het lemen. Leem wordt lokaal gewonnen en deze gebruiken we dan ook. We mengen de leem met stro en water tot een soort van lange stenen. Om de meiler heen worden ringen van leem aangebracht totdat de hele meiler is bedekt met deze lemen bakstenen. Het leem moet worden aangesmeerd zodat het een geheel wordt. Bovenop wordt nog een houten schijf geplaatst (zuurstoftoevoer).

5. De boomstammetjes worden verwijderd en de meiler wordt aangestoken. De oven wordt drooggestookt. De boomstammen worden geplaatst. Totdat de oven goed is drooggestookt, worden de scheuren gerepareerd. Daarna krijgen alleen de grote scheuren een laagje leem. Een etmaal wachten! Na een etmaal kan gekeken worden naar de mate van verkoling van de boomstammen door de boomstam te verwijderen. De meiler wordt vervolgens opengezaagd en het houtskool is klaar voor gebruik.

Dankwoord

Dit artikel kon alleen tot stand komen door al het werk van de werkgroep IJzer van het Hunebedcentrum. Met name de kennis en vaardigheden van Henk Klinkhamer hebben geholpen om dit experiment uit te voeren.

Nadine Lemmers

 

Vorig artikelD27, een foto-essay
Volgend artikelOverzicht van de prehistorie – deel 2 mesolithicum

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.