Het plantengeslacht Wikke bestaat uit ruim 140 soorten, maar in Nederland komen voor: Bonte wikke (Vicia villosa), Gele wikke (Vicia lutea), Heggenwikke (Vicia sepium), Heidewikke (Vicia orobus), Lathyruswikke (Vicia lathyroides), Linzenwikke (Vicia ervilia), Ringelwikke (Vicia hirsuta), Stijve wikke (Vicia tenuifolia), Tuinboon (Vicia faba), Vierzadige wikke (Vicia tetrasperma), Voederwikke (Vicia sativa) en Vogelwikke (Vicia cracca). In onze Idylle zijn vogelwikke en stijve wikke voor.
Linzenwikke
Deze wikke (Vicia ervilia) wordt ook wel Erve of Bittere Wikke genoemd, zij behoort tot de eerste acht plantensoorten die zijn gedomesticeerd in de nieuwe steentijd. De wilde vorm komt voor in Libanon, Syrië, Turkije en Irak. Het gewas lijkt op linzen, maar is pas na herhaaldelijk weken en koken eetbaar. De zaden zijn bitter van smaak. In het verleden, maar ook tegenwoordig nog, wordthet gebruikt als veevoer. In Romeinse bronnen (Naturalis historia 18.38) wordt vermeld dat keizer Augustus Linzenwikke gebruikte als medicijn.
Vogelwikke
Vogelwikke (Vicia cracca) groeit op bouw-en grasland, langs wegen en dijken, in kreupelhout en heggen. Vogelwikke zou wondhelend zijn wanneer deze, gemengd met wijn, op de wond wordt gelegd. Deze soort is te vinden in de Idylle van het Oertijdpark.
Tuinboon
De tuinboon (Vicia faba) wordt ook wel labboon genoemd, zij wordt al zeer lang verbouwd. In het mediterrane gebied werden 8.000 jaar geleden al tuinbonen gegeten. Voor de Romeinen en Grieken was het een belangrijke voedselbron. De zaden zijn dan nog klein, zij werden voor het eerst gevonden in opgravingen in Nazareth, Israel. In 1492 na Chr. wordt de tuinboon genoemd in Europa. Tot dezelfde soort behoren de paardenboon, ook wel veldboon of wierboon genoemd (Vicia faba subsp. Equina), de duivenboon (Vicia faba subsp. minor) en de waalse boon (Vicia faba subsp. Major). Deze worden voor veevoer geteeld.

Mollebonen
Een geroosterde paardenboon (ook wel wierbonen) wordt een molleboon genoemd. Deze mollebonen zijn een Groningse lekkernij. Je kunt deze bonen die tegen het moment van kiemen zitten op twee manieren bereiden, namelijk roosteren in een soort wok (ook wel mol genoemd) of de bonen werden met het brood meegebakken door de bakker. Mogelijk kwam het recept uit voormalig Nederlands-Indië en dan is het gebruik van een wok logisch. De bonen hebben een licht zoete smaak en worden nu nog verkocht als streekproduct.
Leuk is dat de inwoners van Groningen ook wel mollebonen worden genoemd. Deze naam zou afstammen van het gebruik om de ‘keuzeheren’ met behulp van bonen te kiezen. Elk jaar tot aan de 19e eeuw mochten de vertegenwoordigers van de kluften (stadswijken) blind een boon uit een zakje halen. Bij een witte boon mocht je optreden als kiesman voor de leden van het stadsbestuur. Een zwarte boon betekende “nee”.

Tuinbonen eten
Tuinbonen worden gegeten als ze jong en zacht zijn en dit betekent dat het oogsten al in het midden van de lente kan beginnen als de tuinbonen tenminste zijn voorgezaaid. Met het zaaien in de lente in de volle grond kunnen de tuinbonen worden geoogst in het midden van de zomer of in de late zomer. Paardenbonen verschillen hiervan en worden pas geoogst als ze compleet rijp zijn in de late herfst. De bonen worden gegeten, en de onrijpe peulen kunnen worden gekookt en gegeten. Ook kunnen jonge bladeren worden gegeten als een bladgroente, als een soort spinazie.
Het bereiden van tuinbonen begint met het verwijderen van de bonen uit de peulen. In de keukens in Frankrijk en de Verenigde Staten wordt de buitenste huid van de tuinboon verwijderd door de bonen te blancheren. De bonen kunnen worden gefrituurd waarbij de huid open wordt gesplitst. Na het frituren worden de bonen gezouten of gekruid en is het een knapperige en hartige snack. Deze snacks zijn er in Azië, Zuid-Amerika en Iran. In sommige Arabische landen worden tuinbonen verwerkt in een ontbijtschotel met de naam ful medames. Deze bonen worden veel gebruikt in de Latijns-Amerikaanse keuken als vulling, maar ook in soepen en stoofpotten. In Nederland worden tuinbonen gegeten met bonenkruid en gesmolten boter of met gebakken spek.
In Nederland wreven mensen de binnenkant van de peulen tegen wratten, zodat deze verdwenen.
Bronnen
Naturalis historia 18.38
Nadine Lemmers, Greetje Bijloo & Marlous Coers