Je kunt er vraagtekens bij plaatsen gelet op de dagelijkse nieuwsberichten en weinig fijnzinnige berichten op sociale media maar de menselijke soort is in essentie een sociaal wezen. We kunnen soms niet met maar zeker ook niet zonder de ander. We zoeken elkaar op en leven met elkaar samen in groepen; in een gezin, in een dorp of in de stad en breder gezien, het woord zegt het al, in een samenleving.
Communicatie
Een van de vereisten voor samenleven is communiceren met elkaar. Communicatie is een ongelooflijk breed begrip en behelst alle manieren waarop informatie van de ene naar de andere partij wordt overgebracht. Denk maar aan het reclamebord bij de supermarkt, dat jou informeert over de aanbiedingen die je vandaag zeker niet wilt missen of de middelvinger van een medeweggebruiker die jou laat weten dat hij er niet van gediend is om afgesneden te worden. Maar wat we als mens vooral veel doen is praten.
Kinderen leren praten op jonge leeftijd. In eerste instantie van hun ouders en later ontwikkelen zij zich verder op school en door contact met anderen. Dit gaat al eeuwen zo. Maar ooit heeft iemand voor het eerst gesproken. Wie was dit? Deze vraag is oneindig veel gemakkelijker gesteld dan beantwoord omdat dit moment zo ver in het verleden ligt dat er geen enkel bewijs van is. Sommige wetenschappers gaan ervan uit dat taal zich parallel aan het ontstaan van de moderne mens heeft ontwikkeld. Anderen menen dat ook eerdere mensachtigen al spraken.
Een lastige kwestie en voor de Parijse Sociëteit voor Linguïstiek was dit halverwege de 19e eeuw aanleiding om af te zien van verdere discussies over het onderwerp (Stam 1976). Gelukkig zijn wetenschappers niet voor een gat te vangen en hebben zij sindsdien nieuwe manieren ontwikkeld om zich met deze vraag bezig te houden.
Een van die manieren is het bestuderen van de fossiele resten van onze voorouders. In het bijzonder het spraakkanaal van onze voorouders. Om te kunnen praten moet het namelijk fysiek mogelijk zijn om de klanken die vereist zijn voor taal, klinkers en medeklinkers, verstaanbaar voort te brengen.
Tongbeen
Een groot deel van het spraakkanaal, zoals de mond, de tong en de stembanden, bestaat uit zacht materiaal dat snel vergaat. Een onderdeel dat wel als fossiel is gevonden, is het tongbeen. Dit is een hoefijzervormig botje dat in de hals ligt en boven aan het strottenhoofd vast zit. Door de fossiele tongbenen te vergelijken met die van de moderne mens en van mensapen, kunnen er voorzichtige conclusie getrokken worden over het vermogen tot spraak van de verschillende soorten.
Het tongbeen van mensapen zit er anders uit dan dat van de moderne mens, met aan de voorzijde een half bolletje waarvan de opening naar beneden gericht is. Mensapen hebben keelzakken die ervoor zorgen dat zij een indrukwekkend gebrul kunnen voortbrengen. En het halve bolletje aan het tongbeen is van belang om de verbinding tussen het spraakkanaal en de keelzak open te houden (Boer, 2012).
Met behulp van computermodellen heeft Bart de Boer, een wetenschapper die onderzoek doet naar de evolutie van taal, vastgesteld hoe het zou klinken als de mens een keelzak had. En dan blijkt dat dit de verstaanbaarheid van bepaalde klinkers niet ten goede komt (Boer, 2012). Door de fossiele tongbenen te bestuderen kan ingeschat worden of onze voorouders een keelzak hadden of niet en of het dus waarschijnlijk is dat zij spraken of niet.
Een van de gevonden fossiele tongbenen is van de Australopethicus, een verre voorouder van de mens. Dit tongbeen is ongeveer 3,3 miljoen jaar oud. De andere fossielen zijn van Neanderthalers en variëren in leeftijd van 60.000 tot 500.000 jaar oud (Boer, 2012). Uit de vorm van de fossielen van de Neanderthalers is af te leiden dat zij geen keelzakken hadden en dus mogelijk in staat waren tot spraak. Het tongbeen van de Australopethicus lijkt veel meer op dat van een chimpansee. Waarschijnlijk had hij een keelzak en heeft daarmee meer als een aap dan als een mens geklonken (Boer, 2012).

Dit brengt ons een klein stapje dichter bij het antwoord op de vraag wie van onze voorouders voor het eerst gesproken heeft. Een mooie volgende stap zou de vondst van nieuwe tongbeentjes zijn.
Literatuur
Boer, B. de (2012). Hoe sprak de oermens? In ‘Alles wat je altijd al had willen weten over taal. De taalcanon.’
Stam, J.H. (1976). ‘Inquiries into the origins of language.’