Dominee Picardt vertelt….

0
1857

BEGROETING:

Zalig zijt gij, zoals ge daar staat in uw onwetendheid.

Duidt mij niet euvel dat ik mij eerst even aan u voorstel.

De naam is Picardt………Johan Picardt.

U mag mij een allround geleerde noemen.

Op het internet zou mijn CV niet misstaan.

Ik ben medicus, landontginner, vervener, historicus, maar bovenal Predikant.

Predikant volgens de leer van Maarten Luther.

Ik heb het levenslicht gezien in 1600 (Slag bij Nieuwpoort weet u wel) en ik heb het tijdelijke met het eeuwige verwisseld in 1670, maar dit geheel terzijde.

Vandaag ben ik neergedaald uit het hiernamaals om u te behoeden voor grote misvattingen.

Misvattingen die men u hier wil doen geloven.

Laat mij u eerst even duidelijk maken, wie er hier voor u staat! Zoals reeds vermeld ben ik een allround geleerde. Een autoriteit op vele gebieden. Dat zal u in de loop van mijn curriculum duidelijk worden.

Ik werd geboren aan het hof van de graaf van Bentheim, alwaar mijn zeer geëerde vader en verwekker predikant was.

Na het gymnasium in Steinfurt met goed gevolg te hebben verlaten studeerde ik theologie in Franeker en Leiden. En in 1623 was de gemeente van  Egmond aan Zee zo gelukkig mij te mogen aantrekken als predikant.

Ik trouwde met Rocha van Brederode en het heeft God behaagt ons 7 kinderen te schenken.

Verder heb ik ook niet stil gezeten want in 1628 promoveerde ik tot doctor Medicanae in Leiden.

Maar mijn inspanningen als geneesheer en ook mijn landbouwkundige experimenten werden mij niet in dank afgenomen. Ik moest vertrekken.

Maar elders, namelijk in Rolde, wilde men wel gebruik maken van mijn uitstekende kennis en gaven. Mijn woonplaats werd Rhee en wekelijks wandelde ik een aantal keren van Rhee naar Rolde. Onderweg had ik natuurlijk de gelegenheid tot wetenschappelijke overpeinzingen, gedachten en observaties. Mijn aandacht werd getrokken door de gigantische steenhopen, die her en der in de Olde Lantschap lagen. In mijn creatieve geest ontstond het idee voor een boek.

In 1660 verscheen mijn Korte Beschrijvinghe  van eenige Vergetene en Verborgene ANTIQUITEITEN Der Provintiën en Landen gelegentussen de Noordzee, de Yssel, Emse en Lippe. Inclusief de ANNALES DRENTHIAE.

Ik werd daarmee de eerste geschiedschrijver van Drenthe, oftewel de Olde Lantschap.

Mijn boek is nooit overtroffen en de inhoud bevat nog steeds de Waarheid en niets dan de Waarheid.

Daarover zo dadelijk meer.

In 1648(Einde 80-jarige oorlog, Vrede van Münster) heb ik een lucratieve overstap gemaakt naar Coevorden. Daar werd ik uiteraard predikant, maar aangezien Coevorden een garnizoensplaats was en dus al een predikant had, kon ik mij bezig houden met mijn andere door God gegeven gaven.

Vol overgave heb ik mij  gestort op het ontginnen van woest gebied.

Helaas heb ik tot groot verdriet van mijn beminde gemeente, in 1670 het loodje gelegd. Tot zover mijn curriculum vitae.

WELKOM:

Maar eerst en vooral wil ik u van harte welkom heten in het Oertijdpark gij eenvoudige aardse stervelingen.

Hier wil men U vertellen hoe de grafheuvels en hunebedden zijn ontstaan. Hier wil men u vertellen, en dat onder aanvoering van de weledel zeer gestrenge heer Wolters, dat deze steenhopen door gewone stervelingen zoals u en ik zouden zijn gefabriceerd.

Edoch eenvoudige lieden, zoals ge daar staat, laat u niet in het ootje nemen, laat u niet voor het lapje houden, laat u geen rad voor ogen draaien, laat u niet met een kluitje in het riet sturen.

Mijn onderzoek toont aan, en dat al in het jaar 1650, dat deze stenige bouwsels zijn gebouwd door GROUWELIJCKE REUZEN, GIGANTEN oftewel HUYNEN. Het zijn de bedden van de Huynen. Gigantische schepsels die met hun naakte handen de stenen op elkaar hebben gelegd. Stenen, die uit DES HEREN AARDE zijn gegroeid en niet, zoals men u hier in het OERTIJDPARK tracht wijs te maken, met het ijs uit het noorden zijn gekomen.

Ongetwijfeld is het u ook bekend, en anders vertel ik het u nu, dat deze zelfde Huynen ook de stad Hunsow  hebben gesticht. In de naam zit het al verborgen. Sow is Nest. Dus een nest van Huynen, oftewel reuzen. De rivier, die langs deze stad stroomde heet dan ook de Hunze. Tragischerwijze zijn deze zondige kwaadaardige wezens uitgestorven door de zondvloed. In Noachs Ark was geen plaats voor dit “zondige reuzenras.”

Na de zondvloed zijn er mensen gaan wonen in deze voormalige reuzenstad. En wel afstammelingen van Gomer, een kleinzoon van Noach. In het jaar 808 of 809 na Christus  is er een eind gekomen aan deze mythische stad. De Vikingen onder leiding van Olaus hielden in onze streken een afgrijselijke pundertocht. Deze woeste horde vernielde alles, waar zij verscheen, also ook de stad Hunsow.

Hunebedbouwers-Annales Drenthia Picardt 1660.jpg


Voorwaar ik zeg U: In die grafheuvels wonen de Witte Wieven, die in herfstachtige nachten uit hun spelonken komen om mensen uit hun huizen te lokken en tot in de eeuwigheid te laten verdwijnen. Dan zijn daar de  Celtic fields. Ze  zijn het bewijs dat er in onze Olde Landschap Romeinse Legioenen zijn geweest, evenals de Roomsche asbussen die in deze steenhopen zijn aangetroffen.

Mijn zeer geachte confrère de zeer geleerde monnik Schoonhovius heeft in 1547 al geschreven over het grouwelijcke feit dat de steenhopen achter de kerk van Rolde gebruikt werd als offerplaats voor gewone lieden, zoals gij, die daar staat te gniffelen.( Bonifatius heeft daar een eind aan gemaakt, maar dat kan ik niet weten, want er is niets over geschreven en bovendien was die Bonifatius een katholiek en dat zegt genoeg. (gewone spreektoon))In de volksmond heette deze steenhoop Des Duivels Kut(Kot).

Dan had je daar een zogenaamde geleerde Kempius(1573), die beweerde dat de steenhoop in Rolde door de Friezen was opgericht na de overwinning op de Romeinse veldheer Drusus.

Snapt u dat nou, hoe komt zo’n man er bij hè! En dat noemt zich dan geleerde, heeft de mavo volgens mij nog niet eens afgemaakt.(gewone spreektoon)

Neen, neemt U nu maar van mij aan dat de al eerder genoemde Huynen de makers van al die stenige bouwsels zijn die men in onze Olde Landschap vindt.

De steenhoop, het hunebed,  in Emmen draagt nog duidelijk de vuistafdruk van een Reus in zich.

Titia Brongersma, een eenvoudige dichteres uit Dokkum, zeer onder de indruk van het stenige bouwwerk in Borger schreef in 1685 het volgende gedicht:

LOF OP ’T HUNEBED, OF DE ONGEMENE, OPGESTAPELDE STEENHOOP TE BORGER IN DRENTHE.

‘k Sta als verbaasd deez’ steenmijt aan te schouwen.

 ’t Schijnt dat weleer het dappere Hunnenschap

Daar heeft gewild een denk-plaats op te bouwen

Om zo te streven op de eretrap.

Neen, ’t is ’t gestapel waar een drom van reuzen

Door wraak gehitst het godendom bestreed,

Door ’t bliksemvuur van Mulciber gesmeed

Of ’t zijn alleen getorste pyramijden

Of tomben, want dit grove berggewas

Besluit in haar gewelfsel van voortijden

Nog , als bewijs, geheiligde offer-as.

Neen, ’t is veeleer Natura’s marmeren tempel,

Waarin zij wil dat men haar godheid eert,

En aan de voet haars negentallige drempels

Niets anders dan een lofgezang begeert.

Laat Thebe vrij nog pochen op haar muren

Die schier in ’t hoog bereikten ’t wolkgespan,

Dit rotsgevaarte zal langer duren.

Geen kracht, hoe groot, haar force kwetsen kan.

 Kom nimfjes, en gij Drentse herderreien!

Bespronk met loof dit Borger steenpaleis!

Wil top en kruin met bloemen overspreien.

Schenk aan Natuur daarvan haar deel en eis.

Ik neurie dan met hese en schorre tonen

(’t Zij wat het wil) tot roem der wondere grot

Een loflied en bereid de eiken kronen,

Waarmee ‘k bespruik het keienslot.

Ach waar maak ik me druk om, ga het lekker zelf bekijken en trek uw conclusies(gewone spreektoon) of beter nog,

schaf mijn boek aan en lees het en het zal u, eenvoudige aardse schepsels, wijzere mensen maken. Ga op onderzoek uit in het Oertijdpark en overtuig u van de waarheid.

Het zij zo, Amen.

Dominee Picardt

Picardt 1660 portret.jpg
Picardt 1660 titelpagina.jpg

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.