Een nevelige, kille ochtend in het vroege voorjaar. Tidenka zit gehurkt bij het vuur en blaast de vlammen aan. Als het vuur goed brandt gaat ze, zoals iedere morgen de werkjes doen die van haar worden verwacht. Het is een dag zoals altijd, tenminste zo lijkt het. Kai, de grote wolfshond, drentelt om Tidenka heen. Zonder dat Tindenka er over nadenkt, raakt ze om de zoveel tijd het halssnoer aan dat ze om haar nek draagt. En steeds als ze dat doet, prevelt ze een gebedje “Bescherm mij, Grote Moeder van de Aarde“. Tidenka doet dat omdat haar moeder heeft gezegd dat ze dat moet doen. Ze voelt er eigenlijk niks bij, ze doet het gewoon.
Één Tidenka’s vaste klusjes is water halen uit de rivier. Met de aardewerken emmer loopt ze het pad af in de richting van het water. Bij het grote hunebed aangekomen, blijft ze even staan. Terwijl ze haar halssnoer aanraakt, fluistert ze haar gebedje: “Bescherm mij, Grote Moeder van de Aarde“. Al meer dan twee zomers geleden is haar opa bijgezet in het indrukwekkende bouwwerk. Altijd als Tidenka langs het hunebed loopt, denkt ze aan hem. Opa was een wijze man die altijd veel begrip had getoond voor het leven en vooral voor het harde werken van de meisjes en vrouwen in de nederzetting.
Dat kon je niet van alle mannen zeggen. In de ogen van Tidenka zijn mannen nogal lui. Ze vinden zichzelf heel belangrijk, terwijl ze niet veel méér doen dan ervoor zorgen dat de akkertjes klaar zijn om ingezaaid te worden. En jagen en vissen… Dat doen ze ook, maar de verhalen die ze erover vertellen zijn altijd veel groter… dan de vissen die ze zeggen te hebben gevangen en het wild dat ze zeggen te hebben gedood. Opscheppers!
De vrouwen mogen het meeste werk doen: zaaien, oogsten, het vee verzorgen, brandhout zoeken, het vuur aanmaken en aanhouden, eten klaar maken, op de kinderen passen, duizend-en-één klusjes en dat iedere dag weer.
Opa was één van de weinigen die de vrouwen meehielp. Ja, heel zwaar werk kon hij niet doen. Daar was hij te oud voor, maar hij deed wel zijn best om het werk van de vrouwen en meisjes wat lichter te maken. Hij paste op de kleine kinderen, hielp bij het bakken van de potten en vaak nam hij de wateremmer van Tidenka over. “Dag opa”, fluistert Tidenka zachtjes als ze tussen de bomen door richting rivier loopt.
Ineens staat ze stil, het is net alsof deze ochtend anders is dan alle andere ochtenden. In haar hoofd roept een stem onraad, onraad! Ze kijkt om zich heen maar ziet niks bijzonders. Tidenka raakt even haar halsnoer aan, loopt door en blijft dan weer staan: het schiet nu door haar hoofd waarom deze ochtend anders is dan de andere ochtenden: de vogels zingen niet, het is veel stiller dan anders. Het is net alsof het bos zijn adem inhoudt!
Een seconde later staat Tidenka alsof ze aan de grond is vastgelijmd. De emmer valt uit haar handen en klettert op de grond in stukken. Bij de rivier staan drie wolven te drinken! De grootste wolf tilt zijn kop op en staart Tidenka met zijn gele ogen aan. Dan trekt hij zijn bovenlip op en laat zijn scherpe tanden zien. Tidenka kan van angst helemaal niets meer. Ze wil wel schreeuwen, maar er komt geen geluid over haar lippen. Ze zou wel weg willen rennen, maar haar benen weigeren dienst. De ogen van de wolf lijken haar te hypnotiseren.
De andere twee wolven hebben haar nu ook gezien en met de grote wolf komen ze nu langzaam haar kant op lopen. Als ze haar vijf speerlengten zijn genaderd, staan ze ineens stil. Ze aarzelen. Waarom? Dan stormt er iets groots en zwartharigs langs Tidenka en met zijn haren overeind en een gegrom dat uit zijn maag lijkt te komen, komt Kai, de wolfshond, tot stilstand pal voor de grootste wolf. Ineens raakt Tidenka los van haar angst, ze schreeuwt om hulp en zet het op een lopen. Terug, terug naar huis, galmt het door haar hoofd! De wolven hebben nu alleen nog maar aandacht voor Kai, die grommend, blaffend en happend om hen heen danst.
Intussen snellen de mannen van de nederzetting naar de rivier. Ze hebben het schreeuwen van Tidenka en het blaffen van Kai gehoord. Zodra de wolven de mannen zien aankomen, gaan ze er vandoor met een wild blaffende en happende Kai achter zich aan.
Die ochtend in het vroege voorjaar gaan de mannen uit de nederzetting een klopjacht op wolven houden. Een van de kleinere wolven, een vrouwtje, wordt door een pijl dodelijk getroffen. Als een trofee wordt het gedode dier de nederzetting binnengedragen.
Met grote ogen van afschuw kijkt Tidenka naar het dier terwijl ze nog rilt van de angst die ze daarstraks tot in ieder vezeltje van haar lijf heeft gevoeld. “Bescherm mij, Grote Moeder van de aarde“, fluistert ze, maar nu met meer overtuiging dan ze ooit heeft gevoeld. Even raakt ze haar halssnoer aan. Kai duwt zijn harige kop tegen haar been en als Tidenka hem wil aaien, ziet ze dat de hond een scheur in zijn oor heeft, overgehouden aan de ontmoeting met de wolven. Tidenka omhelst en knuffelt voorzichtig de dappere hond terwijl Kai haar gezicht likt. Dan kijkt Tidenka op en kijkt naar de mannen die bij de dode wolf staan te praten. Haar vader knikt en lacht even naar haar en dan vindt Tidenka de mannen toch wel stoer. Ze mogen dan wel wat lui zijn, maar ze hebben wel haar leven gered!
Het is 5500 jaar geleden in wat nu de provincie Drenthe heet. Overal om haar heen hoort Tidenka de vogels weer zingen.
De hunebedbouwster legt uit dat Tidenka een amulet draagt en vraagt ze wat is een amulet. Waar gebruik je een amulet voor? Wie heeft er zelf een amulet? En denk je dat je amulet je helpt? Doorvragen levert op dat toch redelijk wat leerlingen mooie steentjes, kraaltjes, hout, e.d. oprapen en bewaren in broek- of rugzak. Misschien komen ze nog een keer een amulet maken bij de oermensen in het Oertijdpark.