Tijdens opnamen voor het programma ROEG van RTV-Drenthe in het Hunebedcentrum in Borger werd een bijzondere zwerfsteen ontdekt. De kei bestond uit twee aparte stukken die samen met een aantal andere grote zwerfstenen langs een wandelpad in het Oertijdpark lagen.
De keien liggen al vanaf het voorjaar in het Oertijdpark. eerst op een grote hoop, waar ze lagen schoon te regenen, later werden ze verspreid langs wandelpaden in het park. Tijd genoeg dus om eventuele bijzondere zwerfstenen te ontdekken, zou je denken. Die werden inderdaad gevonden, maar deze Sorselegraniet hield zich door zijn onopvallend uiterlijk al die tijd op de achtergrond. Hier komt nog bij dat de ruim 60 cm grote zwerfsteen in twee helften gebroken was. Beide steenblokken lagen op enige afstand los van elkaar in het gras langs het wandelpad.



De twee blokken Sorselegraniet staan niet op zichzelf. Bij de reconstructie van de afslag naar Exloo langs de N34 kwamen een flink aantal grote zwerfstenen te voorschijn. De keien werden apart gehouden en door de aannemer aan het Hunebedcentrum geschonken. Voor de hand zou liggen dat de keien een plaats zouden krijgen in de keientuin. Die is echter ‘vol’. De stenen verhuisden daarom naar het Oertijdpark op de plaats waar de opgraving van het Hunebed D26 uit Drouwen is gereconstrueerd.
Verrassend was dat onder de ca. 35 grote zwerfblokken maar liefst 5 granieten aangetroffen werden die, samen met de ontdekte Sorselegraniet, alle afkomstig zijn uit het uiterste noorden van Zweden. Een van deze keien is zelfs een kleine kubieke meter groot!
Sinds de ontdekking en beschrijving van Sorselegraniet, een paar jaar geleden, is er heel wat gebeurd. De publicatie destijds in het tijdschrift Grondboor en Hamer heeft er toe geleid dat van dit nieuwe gidsgesteente in het Hondsruggebied inmiddels een kleine twintigtal zwerfstenen zijn gevonden. Alle zwerfstenen zijn gevonden globaal tussen de plaatsen Borger en Valthe. Helemaal vreemd is dit niet omdat in dit gebied op een aantal plaatsen toevallig grote hoeveelheden zwerfkeien beschikbaar waren. De kans dat daartussen een zwerfsteen van deze zeldzame granietsoort gevonden zou kunnen worden, was niet denkbeeldig. Toch was het overwegende gevoel bij zwerfsteenliefhebbers dat het herkomstgebied te ver noordelijk in Zweden lag om daarvandaan zwerfstenen te verwachten. De vondst van talloze zwerfstenen, ook van nauw verwante graniettypen uit die regio, heeft deze mening doen kantelen. Noordzweedse zwerfstenen zijn op de Hondsrug bepaald niet zeldzaam.


Sorselegraniet
Zwerfstenen van Sorselegraniet zijn verre van mooi. De verweerde nietszeggende buitenkant van de zwerfstenen maakt dat liefhebbers zo’n steen misschien wel eens een keer hebben opgeraapt, maar deze zeker niet herkend zullen hebben. Er zijn wel mooiere stenen te vinden. Alleen van wijlen G.Loman in Schoonoord is bekend dat hij in zijn verzameling een groot stuk Sorselegraniet had, afgeslagen van een nog grotere zwerfkei. Duidelijk is dat hij de steen bijzonder vond, anders had hij het grote fragment niet in zijn verzameling opgenomen, maar hij herkende de steen niet als Sorselegraniet.

Sorselegranieten zijn dus geen ‘filmsterren’ onder de zwerfstenen. Hier komt nog bij dat deze graniet bijzonder variabel is. De kleur van het gesteente wisselt van grijswit tot donker roodbruin. In een enkel geval is de kleur op het breukvlak zelfs donker grijszwart. De meeste Sorselegranieten zijn roodachtig bruin van kleur met verspreid in het gesteente talrijke eerstelingen van kaliveldspaat. Sommige van de eerstelingen zijn enigszins spoel- of ruitvormig, vaak voorzien van een witte zoom van kaliveldspaat, met een kern die meer roserood is. De grootte van deze eerstelingen ligt rond een centimeter of is iets kleiner. Slechts in enkele gevallen komen tot 2 cm grote afgerond hoekige kaliveldspaten voor. Verder komen in deze graniet verspreid grotere en kleine zwarte aggregaten voor van donkere mineralen. Op het breukvlak verlenen deze het gesteente een enigszins gevlekt uiterlijk.



Plagioklaas, de andere veldspaatsoort, komt in Sorselegraniet ook veel voor. De kristallen zijn kleiner dan die van kaliveldspaat. Ze kleuren overwegend witachtig tot groen. Dit laatste is het gevolg van omzetting waarbij epidoot gevormd is. Aan de buitenzijde zijn de plagioklaaseerstelingen vaak lichter van tint dan meer naar binnen. De meest groene plagioklazen bevatten vaak kleine donkere insluitsels van omgezette hoornblende? De vorm van de plagioklazen is doorgaans (afgerond) rechthoekig of meer vierkant. Soms vormen ze kleine aggregaten.
Kwarts is zo op het oog spaarzaam aanwezig. Verspreid komen van dit mineraal rondachtige of graankorrelvormige, tot ca. 0,5 cm grote grijsblauwe eerstelingen voor. Opvallend is dat deze kwartsen onder de loep vrijwel altijd kleine witte stipjes tonen van ingesloten veldspaat. Deze rondachtige kwartsen zijn kwartsen van de eerste generatie. Kwarts van de tweede generatie is alleen in de grondmassa aanwezig als millimeter grote en kleinere meest hoekige kwartskristalletjes. Deze kwartsjes zijn helder tot licht rookkleurig grijs. Vaak vormen ze kleine groepjes te midden van de overige mineralen.

Naast een meerderheid van niet gedeformeerde granieten komen verspreid in het herkomstgebied van Sorselegraniet ook typen voor die door tektonische oorzaken gedeformeerd zijn. Op het breukvlak doen deze granieten ietwat gneisachtig aan, waardoor de zwerfstenen nog verder aan duidelijkheid inboeten. De korrelbegrenzingen van de afzonderlijke mineralen zijn minder duidelijk, terwijl zwarte biotiet korte onduidelijk begrensde vegen en vlekken vormt. Dit laatste zal reden zijn dat de Sorselegraniet waar hier sprake van is zo laat werd opgemerkt. Van de zijkant gezien komt het gneisgranietische karakter van het gesteente vrij duidelijk uit.
Op de Hondsrug zijn naast Sorselegraniet nog een aantal granietsoorten uit Zweeds Lapland gevonden. Omdat deze granieten veel overgangen vertonen, zullen deze hoogstwaarschijnlijk geen afzonderlijke gidsgesteenten opleveren. De meeste zwerfsteenvondsten worden samengevat onder de verzamelnaam ‘Norrlandgraniet’. Zijn de kenmerken duidelijker dan onderscheiden we granietsoorten als Edeforsgraniet, Adakgraniet, Linagraniet e.a.


Van Linagraniet, dat in Zweeds Lapland een voorkomen vormt ter grootte van een kleine 30.000 vierkante kilometer, is te verwachten dat hiervan talloze varianten zullen voorkomen, wellicht ook als zwerfsteen. Eén type, een karakteristieke zalmrose gekleurde porfierische graniet, komt op de Hondsrug zelfs vrij algemeen voor. In korte tijd zijn van dit type Linagraniet tientallen, in enkele gevallen zeer grote zwerfblokken gevonden.


Duidelijk is dat in de Saale-ijstijd uit dit veraf gelegen gebied in Noord-Zweden talloze zwerfstenen deze kant op zijn gekomen. De grootste kans op het vinden van Norrlandgranieten en dus ook Sorselegraniet hebben we in het Hondsruggebied. Het gezelschap zwerfstenen daar is oostbaltisch van karakter. Hondsrugkeien zijn vooral afkomstig uit de noordoostelijke Oostzee, Zuidwest-Finland en Noord-Zweden, in tegenstelling tot grote gebieden in West-Drenthe en verder westelijk in Friesland, waar vooral zwerfsteensoorten gevonden worden uit Midden en Zuid-Zweden.
Het huidige reliëf in Noord-Zweden met zijn talloze riviertjes is naar de Botnische Golf gericht. Dit zal in de Saale-ijstijd niet anders zijn geweest. De Botnische Golf fungeerde in die tijd, samen met de Oostzee, als een enorme glijbaan, waarlangs enorme hoeveelheden gletsjerijs samen met een hoop gesteentepuin uit Noord-Zweden en aanpalende gebieden naar het zuiden en zuidwesten zijn gevloeid.
Het Hunebedcentrum bezit momenteel drie grote zwerfstenen van Sorselegraniet, waaronder twee van zwerfblokgrootte. Dit zijn de grootste die tot dusver in het voormalige vergletsjeringsgebied in Noordwest-Europa zijn gevonden.
Tekst Harry Huisman