Aan het einde van de 19de eeuw was Lucas Oldenhuis Gratama één van de eerste oudheidkundigen die zich bekommerde om het archeologisch erfgoed van Drenthe, in het bijzonder de hunebedden. Als medeoprichter en bestuurslid van het Provinciaal Museum van Oudheden in Assen (1854) uitte hij in 1868 zijn zorgen over de ontbrekende bescherming van de megalithische monumenten in een ‘open brief’ aan het College van Gedeputeerde Staten van Drenthe. Zijn oproep sorteerde effect, want kort daarna waren nagenoeg alle Nederlandse hunebedden in het bezit van de overheid, hetzij van de provincie, hetzij van het Rijk. Lucas Oldenhuis Gratama’s pionierswerk is opmerkelijk, omdat archeologische monumentenzorg in zijn tijd nog niet eens in de kinderschoenen stond.
In 1920 richtte Albert Egges van Giffen het Biologisch-Archaeologisch Instituut (BAI) op, het huidige Groninger Instituut voor Archeologie (GIA/RUG). Door Oldenhuis Gratama’s signalerende werk kreeg Van Giffen van de overheid als eerste opdracht om de toestand van de hunebedden te onderzoeken. In 1925-1927 leidde dit tot de publicatie van het lijvige werk ‘De Hunebedden in Nederland’. In dit driedelige werk werden voor het eerst alle Nederlandse hunebedden op een rij gezet en voorzien van zeer nauwkeurige beschrijvingen, afmetingen en plattegronden/doorsneden. Gedurende zijn hele leven zouden de hunebedden hoog op de agenda van Van Giffen blijven staan. Dat zijn liefde voor de hunebedden zowel wetenschappelijk als persoonlijk was, blijkt uit het feit dat hij zich ook na zijn emeritaat met de studie en restauratie van de monumenten bleef bezighouden.
Opmerkelijk is echter dat er ondanks de aandacht voor de hunebedden sinds 1927 geen wetenschappelijk overzichtswerk meer is verschenen waarin de meetgegevens van alle hunebedden zijn vastgelegd. Digitale ruimtelijke data (geodata) van de hunebedden ontbreken vrijwel volledig. Sterker nog: erfgoedbeheerders hebben geen compleet overzicht van wat er sinds 1927 allemaal aan de hunebedden veranderd is. Dit terwijl we er zeker van zijn dat de talloze opgravingen en restauraties en de soms destructieve invloed van bezoekers significante wijzigingen teweeggebracht hebben in de monumenten. Het ontbreken van een recent overzichtswerk is eens te meer opvallend omdat, gezien de vooruitgang in archeologische documentatiemethoden en digitale landmeettechnieken van de laatste jaren, de 54 hunebedden van Nederland nu in relatief korte tijd zeer nauwkeurig (in 3D) gedocumenteerd zouden kunnen worden.
Subsidie Gratama-stichting
3D-technieken op basis van fotografie nemen om begrijpelijke redenen een vlucht in de archeologie en zijn zeer geschikt voor de documentatie van complexe monumenten zoals hunebedden. De investeringen zijn, juist door het gebruik van nieuwe technieken, relatief gering. In juni 2016 werd door de Gratama-stichting dan ook een subsidie toegekend aan het Groninger Instituut voor Archeologie (GIA) om alle Hunebedden van Nederland geografisch accuraat vast te leggen in 3D. De subsidie is aangevraagd door hoogleraar pre- en protohistorie Daan Raemaekers (RUG) in samenwerking met archeoloog Jorn Seubers en Wijnand van der Sanden, provinciaal archeoloog van Drenthe.
De Rijksuniversiteit Groningen, de Provincie Drenthe en de Gratama-stichting werken met dit project samen aan het verleden en de toekomst van Nederlands erfgoedbeheer op basis van moderne technologie en leggen tegelijk een uniek document aan van het meest in het oog springende archeologische erfgoed van Nederland uit de Nieuwe Steentijd (Neolithicum 5300-1900 v. Chr.).
Exact 100 jaar na de pionierende inventarisatie van Van Giffen, richt het project “Van Giffen 2.0” zich op een open (online) publicatie van de nieuwe 3D-meetgegevens en (uiteindelijk) een nieuwe wetenschappelijke publicatie over alle hunebedden van Nederland.

Doelstelling Van Giffen 2.0
Van Giffen 2.0 is in essentie een landmeetkundig project om de data te verkrijgen die nodig zijn om een nieuwe atlas van de Nederlandse hunebedden te maken. Van Giffens boekwerk uit 1925-1927 wordt hierbij als uitgangspunt genomen. Een nieuwe hunebeddenatlas moet in eerste instantie dienen als naslagwerk voor archeologen en erfgoedbeheerders. Een beter begrip van de restauratiegeschiedenis van de monumenten is dringend noodzakelijk voor het beheer van dit waardevolle Neolithische erfgoed. Op basis van eerdere experimenten met 3D-technieken bij hunebed D15 (Loon) kunnen we al aantonen dat een vergelijking tussen de ‘oude’ en nieuwe hunebeddendata spectaculaire nieuwe inzichten oplevert in een eeuw erfgoedgeschiedenis.
Het verkrijgen van digitale 3D-data van de hunebedden is in dit project feitelijk een tussenstap voor het genereren van een 2D-eindproduct. Echter, de 3D-data lenen zich op zichzelf natuurlijk ook goed voor publieke doeleinden, onderwijs en onderzoek.
Door de technische ontwikkelingen van de huidige tijd is het mogelijk om het werk van de grondleggers van de Nederlandse archeologie, zoals Lucas Oldenhuis Gratama en Albert Egges Van Giffen, op een moderne manier open te stellen voor een nieuwe generatie onderzoekers, erfgoedbeheerders en het brede publiek.
Uitvoering
Voor het verkrijgen van foto’s die geschikt zijn voor de berekening van 3D-modellen gelden specifieke omstandigheden t.a.v. de belichtingsomstandigheden. Vanwege het negatieve effect van lichtcontrasten op het fotogrammetrische algoritme en de vandaaruit gegenereerde luchtfoto, moeten de foto’s die gebruikt worden voor een 3D model zoveel mogelijk schaduwvrij zijn en moet bij voorkeur gewerkt worden op dagen met veel bewolking (maar vanzelfsprekend zonder regen). Uiteindelijk is de fotografische data – bestaande uit gemiddeld 300 foto’s per hunebed – verkregen tussen augustus 2016 en mei 2017. Het veldwerk werd uitgevoerd door archeologen Jorn Seubers, Remco Bronkhorst en Roelien Rap met ondersteuning van de technische staf en de meetapparatuur van het Groninger Instituut voor Archeologie (GIA).
De resultaten van het project zijn te bekijken op:
https://sketchfab.com/gia/collections/de-hunebedden-in-nederland

Tekst en onderzoeker Jorn Seubers