
Het geslacht vuilboom (Rhamnus) bestaat uit kleine bomen en struiken en behoort tot de familie van de wegedoorn. Tot het geslacht behoren 150 soorten, de hoogte varieert van 1 tot 10 meter. De steenvruchten zijn zwart of rood. De bloemen zijn gelig en de struiken of bomen hebben doorns. In Nederland kennen we twee soorten: de sporkehout (Rhamnus frangula) en wegedoorn (R. cathartica). De naam Rhamnus verwijst naar het Griekse wood “rhamnos” wat steken betekent.

Sporkehout
Sporkehout lijkt een beetje op wegedoorn en is algemeen voorkomend te vinden in het zuiden en oosten van het land en het duingebied. De sporkehout groeit niet op kleigrond, maar wel in aangeplant bos, laagveengebieden en het duingebied. De soortnaam “frangula” verwijst naar het Latijnse woord voor breken: frangere. De takken breken snel af. De vuilboom bloeit van april tot juli met onopvallende groengele bloemen en de steenvrucht kleurt van groen naar rood. De vrucht kleurt uiteindelijk paars tot zwart in de late zomer. Het afhakken van de takken bij de boom zorgt ervoor dat de stronken snel weer nieuwe takken maken.

Gebruik van prehistorie tot nu
Vanaf de prehistorie is de plant al bekend. De sporkehout is licht giftig en niet lekker om te eten. De bessen en bast werden gebruikt als laxeermiddel. De bast wordt een half jaar gedroogd en is dan klaar voor het gebruik als laxeermiddel. De bessen kunnen worden gebruikt als verfstof voor sapgroen en schijtgeel. De bloemen zijn rijk aan nectar.
Het hout is goed te verzamelen om vuur mee te maken (sprokkelen) en dit zal vast ook in de prehistorie zijn gedaan. Het hout wordt niet aangetast door boktorren en houtwormen. Van het hout kan goede houtskool worden gemaakt om mee te tekenen en als bestanddeel van buskruit. Twijgen zijn geschikt voor het maken van raten in bijenkorven. De takjes kunnen worden gebruikt als bindmiddel voor rieten daken en als vlechtwerk in lemen boerderijen. In de schoenmakerij en de slagerij werden de takken gebruikt als pennen. In Frankrijk maken mandenvlechters van de twijgen prachtige manden.

Wegedoorn
De struik heeft zijn soortnaam te danken aan het Griekse woord “katharein” wat reinigen betekent. De soortnaam cathartica verwijst naar de toepassing als laxeermiddel. De wegedoorn is te vinden in bossen, langs bossen en in struikgewas. In Nederland groeit de wegedoorn op leemgronden, in het duingebied en dalen van beken en rivieren. De wegedoorn bloeit van mei tot juni en de bes verandert van groen naar rood. Net als de sporkehout werd de wegedoorn gebruikt als laxeermiddel voor mens, maar ook dier. De struik is licht giftig net als de sporkehout. Het hout is hard en heeft ene hoge dichtheid, maar wordt niet veel gebruikt.