Vlakbij Donderen ligt een bijzonder aardkundig monument. Het is een bodemprofiel waar je de geschiedenis van drie ijstijden in kunt aflezen. Niet voor niets is dit door de provincie Drenthe en de gemeente Tynaarlo in 2012 uitgeroepen tot een aardkundig monument. Ook is het een van de hotspots van Hondsrug UNESCO Geopark de Hondsrug.
De locatie bij Donderen
Locatie
Adres: Oosterwaterweg 13, 9497 PC Donderen
Locatie Donderen aardkundig monument. Kaart Google Maps
Bodemprofiel bij Donderen als Aardkundig geschiedenisboek
De provincie Drenthe wordt gekenmerkt door een tweetal duidelijk herkenbare complexen van evenwijdig aan elkaar lopende ruggen. Op één van die ruggen, de Rolderrug (ook wel Rug van Sleen genoemd), ligt het esdorp Donderen. Aan de zuidoost-rand van de voormalige Zuideres van Donderen is de toenmalige gemeente Vries in 1963 begonnen met het afgraven van zand ten behoeve van de aanleg van wegen, als aanvulzand bij nieuwbouw en toentertijd ook voor gladheidbestrijding op de wegen in de gemeente.
De steilrand van Donderen kan gezien worden als een rijk geïllustreerd hoofdstuk in het aardkundig geschiedenisboek van Drenthe. De ontwikkelingsgeschiedenis van de provincie Drenthe gedurende meer dan 100.000 jaar is hier te lezen in de bodem. We lezen over smeltwaterbekkens waarin het fijne glimmerrijke Peelo-zand is afgezet.
Over het landijs dat in feite in twee richtingen is overgeschoven en de rug heeft gevormd. Over de bedekking met dekzand met sporen van vulkanische uitbarstingen danwel meteorietinslagen, van vorstwerking en van organismen van mestkevers tot oeverzwaluwen…
We lezen over het warmer wordende klimaat na de laatste ijstijd waarbij een bodemprofiel is ontwikkeld als resultaat van grondsoort, klimaat en landschappelijke ligging. Daarbovenop komen nog de uitingen van de mens die door egalisatie en bodembewerking het landschap geschikt maakte voor de landbouw.
Keileem en Peelo-zand
Het vanuit Scandinavië aangevoerde landijs nam van daar puin, gruis, zand en klei mee zowel in als onder het ijspakket. Na het afsmelten van het ijs, bleef dit ongesorteerde materiaal liggen. Dit wordt ook wel als een ‘grondmorene afzetting’ aangeduid. Omdat het zowel heel grof (keien) als heel fijn materiaal (leem) bevat, wordt deze afzetting treffend ‘keileem’ genoemd.
Als gevolg van de hiervoor beschreven verschillende bewegingen van het landijs, is het keileempakket in het westelijk gedeelte van Drenthe soms meer dan twee meter dik, terwijl in Oost-Drenthe in de uitgesleten dalen tussen de ruggen bijna geen keileem meer aanwezig is en op de ruggen zelf op veel plaatsen slechts maximaal enkele decimeters. De relatief snelle ijsstroom in zuidoostelijke richting is hiervan hoogstwaarschijnlijk de oorzaak.
Ook op de Rolderrug bij Donderen is slechts een klein laagje keileem aanwezig en zichtbaar in het bodemprofiel.
Overigens zijn de grondmorene afzettingen in oostelijk Drenthe wel rijk aan zwerfstenen, zoals op de omgeploegde akkers duidelijk te zien is.Onder het dunne laagje keileem is in het bodemprofiel in de steilrand bij Donderen een dik pakket aanwezig van het zogenaamde Peelo-zand. Dit fijne, spierwitte en glinsterende zand is waarschijnlijk een smeltwaterafzetting die mogelijk al in de op twee na laatste ijstijd (het Elsterien) is afgezet.
Onder doorgewinterde bodemkundigen staat het fijne en in de handpalm zacht aanvoelende zand beter bekend als ‘poesjeszand’… In vroeger tijden werd dit zand ook gebruikt als ‘keukenzand’, onder andere om sierlijke zandtapijten te strooien op de vloeren van pronkkamers in boerderijen.Wie overigens dit zand in de hand uitwrijft, ziet kerstkaart-achtige glitters schitteren in het zonlicht. Dit wordt veroorzaakt door hele kleine plaatvormige mineralen (mica) die kenmerkend in een hoog gehalte aanwezig zijn in dit Peelo-zand.
Dekzand
Dit is de bovenste laag in het profiel. Zoals de naam al zegt, is dekzand als een deken over de oudere sedimenten neergelegd. Dit gebeurde tijdens de laatste ijstijd, het Weichselien, onder klimatologische omstandigheden die vergelijkbaar zijn met de huidige toendra’s.
Een permanent bevroren ondergrond, samen met ijzige schrale omstandigheden, zorgde ervoor dat de harde wind vat kon krijgen op het materiaal dat aan de oppervlakte lag.
Uit het droogliggende Noordzeebekken, maar ook lokaal, werd alles wat klein genoeg was door de zandstormen meegevoerd en onder luwere omstandigheden weer neergelegd. De zandgronden in Noord-Nederland, maar ook in Midden- en Zuid-Nederland bestaan uit dit dekzand. Het fijnere stof werd over nog grotere afstanden vervoerd en onder nog luwere omstandigheden afgezet.
Dit vinden we, onder de naam löss, aan de oppervlakte in Limburg, Door de afwisselende hoge en lagere windsnelheden werden achtereenvolgens respectievelijk grotere en kleinere korrels afgezet.
löss in Limburg
Het dekzand werd afgezet in een golvend reliëf, vergelijkbaar met de huidige duinen. In de omgeving van het bodemprofiel op de rolder rug is de oppervlakte nog steeds golvend.
De plaats van de zandgroeve had origineel een sterk dekzandreliëf. Dit was de aanleiding om hier het dekzand af te graven.
Nu, na het afgraven, heeft de locatie een volkomen vlak en onnatuurlijk maaiveld overgehouden, maar de directe omgeving heeft nog een sterk golvend karakter.
Sporen in het dekzand
Als we een stuk steilrand schoonspitten kunnen we verschillende sporen aantreffen. Vooral in het dekzand. Zo kan de gelaagdheid van het dekzand onderbroken zijn door sporen van boomwortels.
Spannend zijn de sporen die door vorstwerking zijn achtergelaten aan het eind van de laatste ijstijd. In die tijd was er nog sprake van een permafrost, een permanent bevroren ondergrond, waarbij de bovengrond ’s zomers ontdooide en ’s winters weer totaal bevroor.
Hierdoor konden scheuren in de grond ontstaan die soms dieper waren dan een meter.
De sporen zijn in een doorsnede van het dekzand als een zogenaamde ‘ijswig’ zichtbaar. De scheur werd later opgevuld met materiaal uit de omgeving, waardoor een patatzakvormige afdruk overbleef.
De verschijnselen die zijn ontstaan door vorstwerking worden ook wel ‘kryoturbate’ verschijnselen genoemd.Naast de vorstverschijnselen zien we ook sporen uit een recenter verleden. Op veel plaatsen in het profiel zijn cilindervormige structuren zichtbaar.De diameter van deze structuren ligt opvallend rond de veertien millimeter en in bodemdwarsdoorsneden zijn ze vaak niet veel langer dan vijftien centimeter. Ir. Kornelis Jakob Hoeksema, landschapsbodemkundige bij de vroegere Landbouwhogeschool Wageningen noemde de langgerekte vlekken ‘vingers’.
Sindsdien zijn deze structuren bij bodemkundigen muurvast ingeburgerd als ‘de vingers van Hoeksema’. De vingervormige structuren in de zandgronden fascineerden Hoeksema. Hij was ervan overtuigd dat ze zijn ontstaan door de graafactiviteiten van kevers.Zijn theorie werd later bevestigd. De belangrijkste veroorzaker is de driehoornmestkever (Typhaeus typhoeus). Dit is een glanzend zwarte kever met zeer krachtige, tot graafwerktuigen verbrede poten.Deze keversoort graaft gangen, direct onder de mest van herkauwers of konijnen. De verticale gangen zijn soms meer dan een meter diep.In het ondereinde komt een iets verbrede broedkamer. Hierin wordt in de nazomer een langwerpig eitje gelegd. Daarna wordt in de broedkamer de mest van konijnen, reeën of schapen als een worst opgepropt.
Donderen, graafgangen driehoornmestkevers
Het verzamelen van de mest gebeurt bij voorkeur bij regenachtig weer, waardoor de keutels lekker smeuïg worden. Spoedig na het dichtmetselen van de broedkamer komt een larve uit het ei. Deze eet zich naar boven door de mestvoorraad, als door een rijstebrijberg.
Mestkevers graven de gangen voornamelijk om de sterke temperatuurswisselingen aan het bodemoppervlak te kunnen ontwijken. Vanwege de grote diepte blijft de mest zelfs in de droge zandgrond lang vochtig.
De diepe sporen van de mestkevers worden vooral aangetroffen in de hogere zandgronden, zoals hier op de Rolderrug, omdat de broedkamers natuurlijk niet onder het grondwater moeten komen te liggen.
Oude mestkevergangen worden geleidelijk aan weer opgevuld. De opvulling bestaat, net zoals bij de vorstwiggen, meestal uit zand met een iets andere korrelgrootte en samenstelling dan de oorspronkelijke inhoud en dat maakt dat de graafgangen zich aftekenen in de rest van het bodemprofiel.
Omdat bijna nooit een volledige gang wordt aangesneden, komt de gang in een dwarsdoorsnede tot uiting als een vingervormige verkleuring. Op enkele plaatsen is aan de onderkant van de ‘vinger’ een donkere zone zichtbaar, veroorzaakt door de destijds ingegraven mest.
Herstel bodemprofiel
Het bodemprofiel is een kwetsbare plek. Door regenwater spoelt het een en ander weg en ook door landbouwactiviteiten is het profiel beschadigd geraakt. In 2017 is het profiel weer hersteld. Het verhaal over dit herstel is te lezen in een ander artikel. Zie https://www.hunebednieuwscafe.nl/2017/05/steilrand-donderen-hersteld/