D16 is één van de grotere hunebedden. Het ligt een paar honderd meter ten noorden van het natuuurreservaat Kampsheide. Dit kleine maar prachtige terrein is vanwege de talrijke grafheuvels ook in archeologisch opzicht belangrijk.Ten westen grenst het aan het beschermde Stroomdallandschap van de Drentse Aa.

Het hunebed is toegankelijk via een (bij nat weer slecht begaanbaar) zandpad, zowel vanuit de richting Balloo als vanuit de richting Loon. Het is redelijk compleet, inclusief 2 poort-zijstenen, een poort-deksteen en twee kransstenen. Bij de inventarisatie in 1918 lag het hunebed er minder florissant bij: alle 9 dekstenen bleken van de 19 zijstenen te zijn afgegleden. In 1978 zijn ze alle weer op hun plaats gezet. In loop van de tijd was er weer één helemaal en een andere bijna afgekieperd. Begin december 1999 zijn beide stenen herplaatst en met stalen pinnen (z.g. doken) gefixeerd. Lang heeft één daarvan niet op z’n draagstenen gelegen. Eind juni 2000 is hij er bijna zeker met geweld afgeduwd. In december 2000 is ook die schade weer hersteld, zij het zeer onzorgvuldig. Zowel van de deksteen als van de twee draagstenen zijn daarbij grote splinters afgesprongen.
Het is te hopen dat het monument nu verder met rust wordt gelaten.

D16 door Hans Meijer

Op de 6e deksteen van D16 zijn enkele cirkelvormige uithollingen te zien. De Deense archeoloog Petersen herkende daar in 1987 z.g. cupmarks in. Op hunebedstenen in Sleeswijk Holstein en in Denemarken tref je meer van deze raadselachtige merktekens aan. De beroemde Bunsoh ” Schalenstein ” in Holstein is daar een treffend voorbeeld van. Maar ook bij Restrup boven Osnabrück is een soortgelijke steen te vinden. Hier heet hij ” Näpfchenstein “. Deze maakt echter geen deel van een hunebed uit. Hoe en wanneer deze uithollingen zijn aangebracht en met welk doel, is onbekend.

D16 Cupmark

Locatie D16 Balloo

D16 Balloo. Kaart Hans Meijer

 

Bezoek Professor van Giffen 1918

Vergelijk de toestand van nu en toen eens goed: Een grotere tegenstelling is nauwelijks denkbaar. Nu een prachtig compleet ganggraf inclusief een gave ingangspartij. Zo omschreef Van Giffen het zelf in 1925: “Het hunebed verkeert in een droevigen staat , zoodat de oorspronkelijke toestand gedeeltelijk slechts kan worden gegist”. Met alle respect voor de grootmeester, maar het heeft hem er niet van weerhouden het bij een uitvoerige restauratie in 1954 in de huidige toestand te brengen. Hetgeen natuurlijk wel de vraag oproept of we achteraf blij moeten zijjn met een restauratie (gedeeltelijk) gebaseerd op giswerk. We zullen daar bij D52 (Diever) nog een staaltje van zien.

(Bron: Atlas bij “De Hunebedden in Nederland”, dr.A.E.van Giffen, 1925)

D16 Balloo, Bron: Atlas bij “De Hunebedden in Nederland”, dr.A.E.van Giffen, 1925

Meer informatie over deze en andere hunebedden in Drenthe zie www.hunebedden.nl en www.hunebeddeninfo.nl

Tekst Hans Meijer

Fotografie Davado en Hans Meijer

D16 door Davado
D16 door Davado
D16 door Davado
D16 door Davado
D16 door Davado
Vorig artikelIjzertijddorp in Apeldoornse bossen: het Hapsproject
Volgend artikelD16 Balloo, Drents
Harrie Wolters is algemeen directeur van het Hunebedcentrum.

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.