De bescherming van onze hunebedden kan een stuk beter en is urgenter dan ooit.

0
1444

Onder de titel “En overigens ben ik van mening dat…” geeft Hein Klompmaker in tien stellingen weer, hoe hij aankijkt tegen Hunebedcentrum, hunebedden, hunebedbouwers en de buitenwereld. De titel is een knipoog naar Cato de Oude, die in de Romeinse Tijd, bij elk onderwerp dat in de Romeinse senaat besproken werd, eindigde met de uitspraak “En overigens ben ik van mening dat Carthago verwoest moet worden”. Zo oorlogszuchtig is Hein niet, maar uitgesproken is hij zeker. Elke maand bespreekt hij een zelfgekozen stelling en nodigt hij iedere lezer, die zich daartoe aangesproken voelt, uit te reageren.

STELLING IV

De bescherming van onze hunebedden kan een stuk beter en is urgenter dan ooit.

Toen ik net begonnen was bij het Hunebedcentrum verzonnen we een actie voor het beter omgaan met ons oudste erfgoed, onze hunebedden. We maakten o.a. een sticker met de tekst ‘Onverslijtbaar? Vergeet het maar!’. Stickers waren toen nog hot en de actie genereerde veel publiciteit. Later begonnen we met andere acties: een poster-ontwerp-wedstrijd, een hunebedpaspoort. Wat we toen wilden was de bewustwording over de relatieve kwetsbaarheid onder brede bevolkingsgroepen, maar vooral de jeugd, bevorderen en zo b.v. voorkomen, dat hele volksstammen erop klimmen. Zolangzamerhand zijn we er achter, dat het zachte, morele appél op bezoekers niet echt zoden aan de dijk zet.

Twee voorvallen zijn, wat dit betreft illustratief. In de eerste plaats is er een incident in 2017 geweest, waarbij een jongetje van acht jaar van het hunebed van Borger stuiterde en het bewustzijn verloor. Er moest uiteindelijk een traumahelikopter aan te pas komen. Gelukkig liep het zonder ernstig letsel af, maar het werkte op de medewerkers van het Hunebedcentrum wel als een wake-up-call. Het hunebed van Borger, het grootste van Nederland, is provinciaal eigendom en wordt onderhouden en beheerd door de Stichting Het Drentse Landschap. Wij hebben er dus geen enkele zeggingschap over, maar omdat we in de onmiddellijke omgeving ervan zitten, worden we door de onwetende bezoeker wel op dergelijke calamiteiten aangesproken. ‘Wat gaat u daar als Hunebedcentrum aan doen om herhaling of erger te voorkomen?’

In de tweede plaats kregen we enkele mailtjes van vaders en moeders, die met hun kind naar Borger trokken en die – heel opvoedend en correct – hun kind een hunebed wilden laten zien (en natuurlijk het museum) en er tevens op wezen, dat je op een hunebed niet hoort te klimmen. Twee ontluisterende gevolgen had het. Mensen, die op het hunebed waren geklommen, hoorden vader en moeder het kind voorhouden, dat je niet op een hunebed hoort te klimmen en reageerden agressief. ‘’Waar bemoeit u zich mee?’’ Vader en moeder schreven een mail naar het Hunebedcentrum, spraken schande van het geklim en wezen het Hunebedcentrum aan als instelling, die aan dit soort ongewenst gedrag een einde diende te maken. Bovendien wilden ze hun entreegeld voor het museum terug. Ze voelden zich teleurgesteld en bekocht.

Ik kan me dat zo goed voorstellen…! Ook wij zien het met lede ogen aan, maar staan machteloos. Wij hebben geen zeggenschap over het hunebed. Ik kan dat niet genoeg benadrukken.

Maar wat we hier vooral uit ‘leren’ is, dat er veel onwetendheid is, over de kwetsbaarheid van hunebedden en wie daarover gaan en tevens dat het klimmen op een oud graf niet uit te roeien is, zonder echte beschermingsmaatregelen.

Natuurlijk hebben we de afgelopen dertig jaar niet stilgezeten. Er zijn echt – naast de reeds genoemde – veel maatregelen genomen om ernstige excessen tegen te gaan. De beheergroep Hunebedden (Provincie, Het Drentse Landschap, Staatsbosbeheer, Hunebedcentrum en Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) heeft o.a. de kelders van alle hunebedden met grasbetonblokken verzegeld om schatgraverij te voorkomen; ettelijke vernielingen (graffiti; vuurtje stoken e.d.) zijn gecounterd met herstelwerkzaamheden; er zijn nieuwe borden bij hunebedden geplaatst en er is een reisgids gemaakt. Niet niks en dat heeft ook wel het een en ander gekost. Toch is het niet voldoende, vind ik. En daarom trok en trek ik aan de bel! Ik heb ook persoonlijk gemerkt, dat dat weerstanden oproept. Jammer vind ik dat, maar dat zal me niet de mond snoeren.

De moderne toerist wil het liefst letterlijk in het verleden staan, wanneer hij een plaats met (pré-) historische betekenis bezoekt. Het draait daarbij niet om afstand tot het verleden, of er (veel) kennis over bezitten, maar meer om emotie: het aan den lijve ondervinden, het meemaken, een belevenis ervaren en dus om een ‘experience’. Het grootste hunebed van Nederland is zo’n bijzondere préhistorische plek. Daar komt de trechterbekerboer als het ware aan de oppervlakte en we herkennen en erkennen de waarde ervan door het tot topstuk in de canon van de Nederlandse geschiedenis te benoemen. Allemaal mooi. Allemaal nuttig. Allemaal terecht. Maar waar we de mist in gaan, is wat we vervolgens de bezoekers op dit ‘lieu de memoires’ toestaan: klimmen, springen, erop, erin, eronder, alles mag. Zo lijkt het. Er is natuurlijk een monumentenwet, die het vernielen of beschadigen van monumenten verbiedt en bestraft. Daar komt bij onze hunebedden in de praktijk geen ene sikkepit van terecht. Willen we die tienduizenden klimmers per jaar beboeten, omdat ze een monument vernielen of beschadigen, dan moeten we van elk individu vaststellen, welk scheurtje hij of zij heeft veroorzaakt door zijn/haar gespring. Dat dat niet kan en niet gebeurt, verrast natuurlijk niemand. En een moreel appél om niet op een graf te klimmen helpt, zo merken wij dagelijks, ook al niet. Voor elke speeltuin gelden strenge regels, die de veiligheid van de spelende kinderen betreffen, maar voor een echt prehistorisch monument als een hunebed, geldt dat niet. Enigszins cynisch zouden we alle hunebedden tot speeltuin moeten benoemen en deze vervolgens – wegens niet voldoen aan de veiligheidsvoorschriften – moeten sluiten. U voelt het al, ook met dit soort van cynisme gaan we het niet redden.

Wat zouden we dan wel moeten doen? ik stel een drie-punten-programma voor:

1. We spannen een touw rond hunebed D.27 van Borger als een proef om het klimmen tegen te gaan. We gaan monitoren, of het helpt. Helpt het, dan breiden we de proef uit.
2. Bij wet wordt verboden om op een hunebed te klimmen. De eerste monumentenwet van Europa (1734) stelde al het vernielen van hunebedden strafbaar met een boeten van 100 Goltgulden. Wij maken daar, bij Provinciale verordening, een boeren van 100 euro per vergrijp van.
3. Er wordt een educatieve programmering voor jongeren en volwassenen opgezet om de kennis te vergroten en het gedrag te verbeteren. Positief gedrag wordt beloond; negatief gedrag wordt gehoond.

Als we dit programma gaan uitvoeren, voorzie ik dat onze hunebedden de plaats krijgen in de geschiedenis die ze verdienen. Elke toerist, elke scholier, elke liefhebber kan er die foto’s maken, die hij graag maakt en we geven op deze manier ons erfgoed verantwoord door aan volgende generaties. Bij het Hunebedcentrum leven tientallen goede en uitvoerbare ideeën over het invullen van een educatieve programmering, die het gewenste gedrag kan beïnvloeden. Maar wij kunnen dat niet in ons eentje. We hebben daar de hulp en medewerking bij nodig van alle beheerders van onze oudste monumenten. En niet in de laatste plaats van u, onze bezoekers, onze inwoners. Praat mee, doe suggesties. Niet elk schot zal een eendvogel zijn, maar als we samen de trots van Drenthe (want dat zijn de hunebedden) overeind willen houden, dan gebeurt dat ook.

En voor de onverbeterlijken in onze samenleving: ‘Effe dimme, niet op een hunebed klimmen’
Middenstandspoëzie! Ik geef het toe. Wie verrast ons met een betere slogan?

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.