1. Eenkoorn (Triticum monococcum) op de akker – graan – meel, pap, broden, bier, stoofpot

2. Emmertarwe (Triticum dicoccum) op de akker – graan – meel, pap, broden, bier, stoofpot – in juli werd graan geoogst.

3. Gerst – op de akker
4. Maanzaad – op de akker – olie en pijnstiller

5. Vlas – op de akker – olie en grondstof voor touw en linnen

6. Erwt – op de akker / moestuin – groente

7. Honing en andere bijenproducten – zoetstof, conserveringsmiddel, antibacterieel, waterdicht maken, brandstof

8. Paddenstoelen – voedsel, medicijn, drug, tondel

9. Eetbare onkruiden – planten – groente of kruid
– brandnetel – groente en manier om te conserveren
– wilde peen & pastinaak – groente
10. Eetbare knollen/wortels
– lisdodde/waterlelie – groente, veel zetmeel
11. Eetbare wilde vruchten
– bramen, frambozen, bosaardbeien – fruit, veel vitamine C, zoet
12. Eetbare delen van bomen
– hazelaar – noten
– berk – berkenwater – zoetstof en drank
13. Eetbare bloemen
– witte klaver – zoetstof en eetbaar
14. Insecten & slakken – veel eiwit
15. Wilde dieren – hunebedbouwers waren nog veel aan het jagen en verzamelen in de bossen. Behalve wild werden er eieren verzameld, maar ook knaagdieren en kikkers waren een waardevolle aanvulling.
16. Vissen – in de beken en rivieren konden o.a. forel, zalm en paling worden gevangen.