
Tot het geslacht cypergras (Cyperus) behoren zo’n 700 soorten en komen op alle continenten voor. Van een aantal soorten is gebruik door mensen bekend: papyrus (Cyperus papyrus) en knolcyperus (Cyperus esculentus). In Nederland is het rode cypergras (Cyperus longus) bekend, waarvan de wortelstokken worden gebruikt in parfums, de plant wordt gebruikt bij de productie van papier en vroeger werd de plant gebruikt als medicijn. Sommige soorten van het geslacht worden gebruikt als middel in de volksgeneeskunde. Voor (slaap-)matten en hoeden worden Cyperus giganteus, Cyperus pagorei, Cyperus textilis en Cyperus laevigatus gebruikt.

Knolcyperus
Deze knol is een vaste plant en wordt gezien als een lastig onkruid bij de teelt van gewassen. Van oorsprong is deze cyperus te vinden in de warmere Europese gebieden. In het oude Egypte werd het gewas al verbouwd en de Arabieren introduceerden de knol in Spanje in de vroege middeleeuwen, zo’n 1200 jaar geleden. Vanaf deze tijd is de cyperus door Europa verspreid en ook in Nederland terecht gekomen vanaf 1970. De plant kan 80 cm hoog worden en heeft wortelstokken waaraan knolletjes groeien. De plant bloeit van juli tot oktober. In het mediterrane gebied worden de knollen gegeten en in Nederland kennen we deze knollen als aardamandel. De knollen worden gegeten als groente, maar ook wordt er snoep van gemaakt. De smaak doet denken aan amandel of hazelnoten, maar de knolletjes worden ook gebruikt voor karpervisserij. In Spanje wordt ook een drank gemaakt van de knollen: Horchata. Door Australopithecus bahrelghazali werden deze knollen al in de prehistorie gegeten, zo’n 3 tot 3,5 miljoen jaar geleden gegeten. Uit onderzoek naar werktuigen blijkt dat de knolletjes eerst werden geschild vooraf aan het nuttigen. Ook andere soorten worden gegeten, maar in mindere mate.
Ook deze oerknol proeven, kijk op https://www.chufanederland.nl/.

Papyrus
In Afrika was de papyrus belangrijk doordat van deze plant papyrus (een soort papier) werd gemaakt. Deze moerasplant is van oorsprong te vinden in de moerassen en rivieroevers van tropisch Afrika, maar groeit nu ook op Sicilië. In Egypte is de plant bijna verdwenen door vervuiling. De plant is te herkennen aan stengels die de vorm van een driehoek hebben en aan de top van de stengels zitten waaiervormige bladeren. In Egypte werd de plant onder andere gebruikt als grondstof voor boten, dakbedekking, touw en servies. Ook zijn de jonge scheuten gegeten als voedsel. Tegenwoordig kennen we de plant als sierplant.
