In dit artikel ga ik per bron ideeen aandragen wat je in een museum of op school kunt doen. De volgende bronnen bespreek ik: foto, voorwerp,
Foto
Foto’s zijn een interessante bron om leerlingen te leren kijken. Wat je ziet en wat je op een foto ziet, is vaak anders. In ons museum maken we weinig gebruik van historische foto’s, maar we maken wel foto’s waarbij we een archeologisch verhaal willen vertellen. Uiteraard zijn we ons er van bewust dat dit beeld slechts een verhaal verteld en dat er mogelijk nog meer en andere verhalen te vertellen zijn.
Opdracht Goed kijken
De leerlingen krijgen een foto van een voorwerp in de collectie. Deze foto is niet compleet. De opdracht is dat zij het voorwerp zoeken en kijken wat er ontbreekt. Ze vertellen de andere leerlingen wat de foto en het voorwerp voorstelt.
2 Informatie verzamelen
De leerlingen krijgen in tweetallen een oude foto van hun omgeving. Zij bekijken de foto goed en noteren vragen die ze aan een expert willen stellen (over gebouwen, straat, personen, beroepen, etc.). Vervolgens stellen ze in 10 minuten per groepje de vragen aan één deskundige. De opgedane kennis verwerken ze in bijvoorbeeld een wandtentoonstelling rond de oude foto.
Voorwerp
1 Informatie verzamelen
De leerlingen krijgen een voorwerp mee. Ze zoeken in de collectie hetzelfde voorwerp of een variant erop. Ze lezen het tekstbordje met informatie. Aan de rest van de groep vertellen zij wat de functie is van het voorwerp. Ze verzinnen zelf ook een functie. De groep kiest de juiste functie. De groep die de meest geloofwaardige functie heeft bedacht, wint.
2 Verhaal vertellen
De leerlingen krijgen een (foto van) voorwerp. Zij gaan op zoek naar het voorwerp. Zij lezen het tekstbordje en bekijken het voorwerp. Ze bedenken wat het voorwerp heeft meegemaakt in zijn ‘leven’. Ook kunnen zij eventueel een vrijwilliger vragen stellen. Dit leven vertellen zij aan de groep alsof zij het voorwerp zelf zijn.
3 Andere mogelijkheden
- aanraken, voelen, beschrijven,
- verhaal achterhalen,
- moderne variant zoeken/tekenen,
- historische veranderingen chronologisch rangschikken.
Monument
1 Goed kijken
De leerlingen krijgen afbeeldingen van verschillende monumenten uit de omgeving. Naast de afbeeldingen krijgen de kinderen afbeeldingen van ornamenten, gevelversieringen, luiken, wieken en daken. Deze onderdelen ontbreken op de monumenten. In groepjes zoeken ze de juiste onderdelen bij de monumenten.
2 Informatie verzamelen
Leerlingen krijgen een monument toegewezen (molen, huis, kerk, gemeentehuis). Van dit monument moeten ze zoveel mogelijk te weten komen. Aan het eind hebben ze een idee waarom het gebouw bijzonder is, hoe oud het is en hoe mensen er leefden, woonden en werkten. Om aan historische informatie te komen kunnen zij bronnen gebruiken uit de instelling of een vrijwilliger vragen stellen.
Leerlingen krijgen een monument toegewezen (molen, huis, kerk, gemeentehuis). Van dit monument moeten ze zoveel mogelijk te weten komen. Aan het eind hebben ze een idee waarom het gebouw bijzonder is, hoe oud het is en hoe mensen er leefden, woonden en werkten. Om aan historische informatie te komen kunnen zij bronnen gebruiken uit de instelling of een vrijwilliger vragen stellen.
3 Andere mogelijkheden
- als het monument kon praten,
- informatie verzamelen in het archief,
- ervaringsdeskundige vertelt over het monument,
- met de klas een monument adopteren.
Krant
1 Informatie verzamelen
De leerlingen lezen een historisch krantenartikel bij een voorwerp of schilderij. De informatie heeft (zijdelings) met het voorwerp te maken. De leerlingen benoemen waarom dit krantenartikel bij dit voorwerp hoort.
2 Goed kijken
De leerlingen krijgen een oude advertentie waarin een product aangeprezen wordt. In een moderne folder of krant zoeken zij eenzelfde product van nu. Vervolgens vergelijken zij beide advertenties (zoeken naar bijvoorbeeld vijf verschillen en drie overeenkomsten).
3 Andere mogelijkheden:
- vergelijken van artikelen over eenzelfde soort gebeurtenis toen en nu,
- vergelijken van een oude en een moderne krant qua vormgeving, woordkeuze, berichtgeving, onderwerpkeuze.
Streektaal
1 Goed luisteren
De leerlingen worden ontvangen door een rondleider of gastvrouw. Zij krijgen ieder een rood bordje op een stokje. Het programma wordt (gedeeltelijk) in streektaal doorlopen, of een ervaringsdeskundige vertelt een verhaal bij een voorwerp in streektaal. Leerlingen die de streektaal niet kunnen volgen, steken het rode bordje op. De andere leerlingen vertalen het woord of de zin.
2 Goed kijken
De leerlingen krijgen een aantal kaartjes met streektaalwoorden. De woorden betreffen voorwerpen uit de collectie. De leerlingen zoeken op de tentoonstelling de voorwerpen en plakken een foto van het voorwerp op de kaart. De foto’s hangen bij de voorwerpen op de tentoonstelling.
3 Andere mogelijkheden:
- leerlingen een woordenboek laten maken,
- herkomst van woorden onderzoeken,
- lied schrijven in streektaal,
- vertalen naar streektaal.
Tradities
1 Verhaal vertellen
De leerlingen spelen een traditie of streekgewoonte na in een speciale ruimte in de instelling. De leerlingen bekijken daarvoor eerst een opstelling of een afbeelding van de traditie of gewoonte. Het spel wordt gefilmd en op school aan de andere leerlingen getoond.
2 Informatie verzamelen
In de instelling zoeken leerlingen in groepjes allerlei informatie op over een nog bestaande traditie in de omgeving. Bronnen kunnen zijn: foto’s, artikelen, interviews, etc. Vervolgens maken zij met elkaar een wandtentoonstelling waarin ze aan mensen die niet uit de omgeving komen, uitleggen wat de traditie precies inhoudt.
3 Andere mogelijkheden:
- vergelijken met andere streken of culturen;
- vergelijken met moderne tradities;
- benoemen en beoordelen.