Selderij hoort tot het geslacht van de Moerasscherm. De Moerasscherm behoort tot de familie schermbloemigen. Het geslacht Moerasscherm kent zo’n 20 soorten. Deze soorten zijn zowel 1-, 2- als meerjarig. De soorten van de Moerasscherm hebben schermen met groenwitte bloemen. In Nederland komen in het wild voor: selderij (Apium graveolens), ondergedoken moerasscherm (Apium inundatum), groot moerasscherm (Apium nodiflorum) en kruipend moerasscherm (Apium repens).

Selderij
De Nederlandse naam selderij komt van sélinon uit het Oudgrieks. De selderij komt dus in het wild voor, maar is zeldzaam en staat daarom op de Nederlandse Rode lijst van planten. Je kunt de selderij in het wild vinden langs sloten en de kust.
Selderij wordt al duizenden jaren verbouwd als groente en medicinale plant. De oorsprong lijkt te liggen in het Mediterane gebied. De Grieken en Romeinen lijken als eerste de selderij als gewas te verbouwen, maar de selderij is al herkend bij guirlandes in het graf van Toetanchamon, zo’n 3300 v. Chr. en ook zijn de zaden van de plant herkend bij het Heraion op Samos (9e eeuw v. Chr.). In de oudheid kende men de selderijkrans als prijs van de Nemeïsche Spelen ter ere van Zeus.
Selderij is nog steeds een bekende groente en tuinkruid. Inmiddels zijn diverse variëteiten gekweekt en deze worden gebruikt als voedselbron, denk aan bladstelen van bleekselderij (Apium graveolens var. dulce), de knol (en bladeren, liefst jonge) van knolselderij (Apium graveolens var. rapaceum) en bladstelen en bladeren van snijselderij (Apium graveolens var. secalinum). Alle soorten zijn heerlijk in soepen, maar ook in salade. Bij mensen met een allergie voor voedsel komt allergie voor selderij voor.
