Vanaf 3.000 v Chr bouwden de prehistorische bewoners van het Rhônedal in Sion in het kanton Valais (Wallis) neolithische dolmens. Kennelijk werd het milde klimaat in de Rhônevallei ook in de prehistorie al gewaardeerd. Het is nu nog steeds het gebied met de meeste zonuren en de minste neerslag van heel Zwitserland. Terwijl de Rhône en diverse zijrivieren genoeg water aanvoeren voor landbouw.
In de jaren ’60 van de vorige eeuw werden in de wijk ‘Le Petit Chasseur’ menhirs, steenkisten en dolmens ontdekt, eerst bij het aanleggen van een waterleiding en later bij het bouwrijp maken van een stuk grond. De 13 ontdekte dolmens zijn van lokale steenplaten gemaakt, een lange dekheuvel van kleine stenen maakte er een imposant, langgerekt, naar achteren spits toelopend geheel van. Dat spits toelopen, tegen de heuvel op, versterkt het perspectief en maakt er voor het oog een nog imposanter geheel van. Ditzelfde ‘trucje’ kennen we van hunebedden op het Duitse eiland Rügen en in de Poolse streek Kujawië. Vóór de dolmens werden steenplaten met uitbundige, uiterst precieze versieringen geplaatst, meestal hebben deze steenplaten een mensachtige contour. We spreken van antropomorfe stèles. Dit maakt de dolmens / steenkisten van Sion zo uniek.
Groot was de verrassing toen in 2018 bij de aanleg van een parkeergarage (‘Don Bosco’) weer twee dolmens opdoken. Eveneens met antropomorfe stèles. Een opgraving vond daar plaats vanwege graven uit de Vroege IJzertijd én Vroege Middeleeuwen. Daaronder kwamen dus nog deze twee veel oudere graven uit de Klokbekertijd aan het daglicht (ca. 2500 v Chr.).


Rechts in de dolmen bevindt zich de ingang. Ervoor de versierde stèles.
(Tekening: Sébastien Favre)
De bevolking onderhield in deze tijd contacten met Noord-Italië en de Franse Rhônevallei; uit deze regio’s kennen we eveneens antropomorfe stèles. Na 2500 v Chr, de tijd van de Klokbekercultuur, worden de dolmens eenvoudiger (meer steenkisten zonder steenpakking), maar de antropomorfe stèles krijgen de unieke uitbundige versieringen. Naast mannelijke verschijnen er ook vrouwelijke stèles. Sommige dolmens worden later weer afgebroken, de stèles in stukken gebroken, maar de restanten hergebruikt bij nieuwe dolmens. De Bronstijd brak aan.

Die afbraak van iets heiligs als een dolmen, verblijfplaats van doden, is intrigerend. Waarom deed men dat, als er daarna van de resten weer een nieuwe dolmen gemaakt werd? Was de dolmen voor iemand gebouwd terwijl hij nog leefde, dan kan vernieling op macht- of statusverlies voor of na zijn dood duiden. Was de dolmen opgericht na iemands dood? Dan kan vernieling betekenen dat de persoon uit de gratie raakte of gewoonweg vergeten of onbelangrijk geworden was. Ook een eventuele invasie van een naburige stam kan een verklaring voor vernielingen zijn. Naast het heuvellichaam van een dolmen zijn grote aantallen schedels gevonden. Is deze dolmen geruimd en daarna hergebruikt?



De dolmens werden uiteindelijk soberder tot ca. 1600 v Chr. Toen stopte het begraven in dolmens, net als elders in Europa.
We kennen antropomorfe stèles uit Corsica, we kennen de déesse des morts als afbeelding op dolmens van de SOM-cultuur (met borsten en collier), maar niets haalt het bij de bewerking van de Zwitserse stèles uit de Bronstijd. Alleen uit de omgeving van Aosta in Italië kennen we vergelijkbare afbeeldingen. Met grote precisie zijn repeterende, geometrische patronen uitgehakt. Moest dit een weefpatroon van kleding voorstellen? De mensfiguren zijn -in de mannelijke vorm- voorzien van bijl, pijl en boog, dolk, halsketting of halssieraad, riem, beurs en een soort schort, de vrouwelijke vorm komt er bekaaider af: halssieraad, ceintuur en, naar men veronderstelt, zoom van een tunica. Een aantal voorstellingen lijkt de zon weer te geven, met zonnestralen en repeterende vlakken, zo precies, dat je je kunt voorstellen dat de Zwitsers zich millennia later met de horloge-industrie zijn gaan bezighouden.
Aan de hand van de gedachte dat de afbeelding van kleding gebaseerd is op weefpatronen, heeft men in Frankrijk getracht replica’s te maken. Die worden in een Frans museum in Bougon (Vendée) tentoongesteld.

Daaronder weefpatronen?



De Zwitsers zijn duidelijk trots op deze archeologische vondsten. Eén dolmen is bereikbaar via een hekje en trap in het trottoir. Je loopt naar beneden, doet zelf het licht aan en staat oog in oog met het verleden. Daarboven staat een flat. Kosten noch moeite zijn gespaard.

Een alignement (rij) van menhirs is weer keurig opgesteld, ertussen liggen een paar steenkisten.

De mooi versierde stèles zijn in het Musée d’Histoire du Valais in Sion terechtgekomen, evenals de vondsten uit de dolmens. Een zilveren en een gouden haarring, klokbekers, pijlpunten, kralen van viswervels en hangers van schelpen en wildzwijntanden. In het museum staan ook kleine diorama’s om de oorspronkelijke opstelling van de dolmens te verduidelijken. Al met al: Sion is een bezoek waard! Het onderzoek gaat na de laatste ontdekkingen in 2018 verder; in 2020 wordt een nieuwe publicatie verwacht.


Bronnen:
Alain Gallay: Autour du Petit-Chasseur. 2011
Philippe Curdy en Sébastien Favre: Promenade dans la Préhistoire sédunoise. 1995
S. Favre, A. Gallay, K. Farjon, B. de Peyer: Stèles et monuments du Petit-Chasseur. 1986
Claudia Schnieper, Nicolas Faure: Die Schweiz vor Christus. 1993
Poster van Manuel Mottet, op het congres ‘Les Mégalithes dans le Monde’, Vendée, 2019
Door: Sipke van der Zee