De stappen in het veldwerk na het bureauonderzoek zijn de volgende zeven.
Stap 1. Meetsysteem
Vooraf aan de opgraving wordt een meetsysteem ingetekend. De eerste dag van de opgraving of liefst kort ervoor komt een landmeter een aantal punten uitzetten. Bij de start kan dan meteen begonnen worden met het uitzetten van de werkputten en het uitzetten van het hoogtesysteem.
Stap 2. Machinale aanleg
Na het bepalen van de werkputten kan het veldteam starten met de aanleg van de eerste werkput. De kraanmachinist schaaft de grond weg zo netjes mogelijk dat er een eerste vlak ontstaat. De veldmedewerkers volgen de kraan en houden het vlak netjes, maar proberen ook meteen te onderzoeken en te analyseren. Meer weten over schaven.

Stap 3. Het meetsysteem wordt uitgezet.
Binnen het vlak wordt het meetsysteem verder uitgezet. Aan de hand van het meetsysteem kunnen de hoogte, de grondsporen en de vondsten worden gedocumenteerd.

Stap 4. Het vlak met de sporen worden op tekening gezet
De grondsporen worden op tekening gedocumenteerd, maar ook de hoogte, de vondsten en andere bruikbare gegevens.

Stap 6. De sporen worden gecoupeerd en gedocumenteerd
De grondsporen worden gecoupeerd dat wil zeggen een dwarsdoorsnede gemaakt. De vondsten uit het gronspoor worden verzameld en gedocumenteerd. De doorsnede wordt vastgelegd en gedocumenteerd op tekening.


Stap 7. De profielen worden gedocumenteerd
De profielen worden gedocumenteerd op tekening en eventuele vondsten worden verzameld.

Stap 8. De vondsten/monsters worden verzameld/gedocumenteerd
De vondsten worden verzameld per vak of grondspoor en voorzien van een vondstkaartje. Monsters worden verzameld via een monsterzak of pollenbak.
Stap 9. Afronden
Na documentatie van de werkput wordt deze dichtgedraaid door de kraanmachinist. Vooraf hieraan worden alle materialen verwijderd.