In mei 2018 postte Harrie Wolters een bericht over zijn bezoek aan enkele hunebedden in de Altmark, het noordelijk deel van de deelstaat Sachsen-Anhalt. Een jaar had ik daar op fietstocht ook een aantal van die megalithische monumenten bezocht, én ‘gezocht’ want af en toe waren ze niet eenvoudig te vinden en te bereiken.
De fietstocht ging naar de Elbe en Magdeburg en ik had mijn route zo gepland dat onderweg wat hunebedden bezocht konden worden. In de westelijke regio van de Altmark heb ik een dag rondgekeken met een lijst van locaties op basis van de informatie uit de literatuur en op internet. Daar heb ik uiteindelijk de helft van kunnen bezoeken.
Het is een mooi gebied, absoluut, deels gelegen in de grenszone van de voormalige DDR en daarmee lang niet toegankelijk en met rust gelaten. Dat heeft de natuur goed gedaan. Er loopt langs de hele voormalige grens nu ook een ecologische route waarvan een stukje door dit gebied gaat. Op veel plekken merk je nog wel de andere sfeer, en infrastructurele condities als gevolg van het tekort aan geld een aandacht die in de DDR heersten. De keienweggetjes die Harrie Wolters al vermeldde komen overal nog in de dorpen en steden voor. Ze zijn zeer snelheid remmend voor auto’s maar moorddadig voor je fiets. Ik moest af en toe van alles aan mijn fiets weer opnieuw aandraaien. Toeristisch is het gebied in ontwikkeling maar het is allemaal nog niet zo gladjes geregeld. Bij het zoeken naar de hunebedden waren af en toe wat duidelijker aanwijzingen welkom geweest. Verwijzingsborden kenden soms geen vervolg zodat je bij splitsingen maar een gok moest nemen.
Maar de aanhouder wint en het zijn soms heel fraaie en
interessante hunebedden die je vindt. Dat maakt het zoeken, het ploegen door
mul zand of het rammelen over keienwegen toch de moeite waard.
Aan de andere kant moet je ook constateren dat er weinig naar wordt omgekeken.
Veel zijn tamelijk overwoekerd en een enkele keer passeerde ik een graf wel
enkele malen voordat ik door had dat die bult van bramen en brandnetels een
graf verborg. De foto’s die in de boeken of op websites staan zullen
waarschijnlijk gemaakt zijn na een schoonmaak campagne die ooit heeft
plaatsgevonden of tijdens de opgravingen die bij enkele graven gedaan zijn.
Wat achtergrondinformatie. Naar schatting zouden er in dit gebied ooit tenminste 200 graven zijn geweest. In 1843 telde men er nog ca 150. Tegenwoordig zijn er 54 te vinden waarvan 16 in nog maar heel slechte staat. De graven in dit gebied zijn gedateerd in de periode 3500 – 2900 vC. Opvallend is dat er geen simpele dolmen met slechts één set draagstenen zijn of waren, wat er op wijst dat de bouw ervan in de Altmark pas in een late periode is begonnen. Er zijn wel grote en zeer monumentale langgraven zoals we die ook uit het Noordelijk gelegen Vorpommern kennen. Een goede introductie kan men vinden in Fritsch etal (2002). Verder geeft Bock etal (2006) veel informatie, met foto’s en kaartjes van de vindplaatsen. (zie de literatuur verwijzingen aan het eind)
Onderstaand kaartje uit het boek van Fritsch (2002) geeft de verspreiding van de nog resterende graven. Dat kun je mooi vergelijken met het kaartje wat Harrie Wolters gaf en dat de situatie uit begin 19de eeuw geeft. De tweede kaart, uit het boek van Bock, geeft de locaties met de namen die de megalietgraven officieel hebben. De graven in deze regio hebben geen Sprockhoff nummer.


De tocht naar de Altmark voert ook door zeer hedendaagse geschiedenis. Zoals gezegd het gebied van de Altmark ligt tegen de voormalige Duitse ‘muur’. Daar is op enkele herinneringen na niets meer van te zien, wat op zich ook wel een merkwaardig gevoel geeft, als je daar staat. Er blijkt nog minder van terug te vinden dan van een cultuur van meer dan 5000 jaar geleden.



Rond Diesdorf liggen een aantal megalietgraven. Ze zijn
merendeels lastig te vinden of te bezoeken. Velden waren net ingezaaid, dus het
leek me niet aardig om daar dan maar doorheen te lopen.
Diesdorf 1 en 2 zijn kleine tamelijk aangetaste exemplaren maar goed te
bekijken. Of het gallerei dan wel ganggraven zijn, is in de huidige toestand
niet meer goed vast te stellen.


Foto Diesdorf2-01 en 02



Mijn tweede ‘zoekgebied’ was bij stop was bij de groep
megalietgraven ‘Lüdelsen’. Daar liggen er 5 bij elkaar, Lüdelsen 1 tot 5 en één
wat verder weg, Lüdelsen 6, met de naam ‘Koningsgraf’. Dat is ook de meest
indrukwekkendste. De 5 anderen zijn in slechte staat en ook weer deels
overwoekerd.
Bij de eerste staat een soort van ‘verontschuldiging’. Bij 6 is gelukkig wel
veel informatie. Op een foto in het museum in Salzwedel is ook te zien hoe het
graf er direct voor opgravingen uitzag nadat alle begroeiing was verwijderd.












Volgende stop was Stockheim, met een goed geconserveerd en magnifiek gelegen graf. De vorm is opvallend met één grote deksteen en vervolgens versmallend met kleinere dekstenen zodat het een langwerpig trapezium is (doet denken aan de Ierse Wedge tombs). Er lijkt een langwerpige grafheuvel omheen gelegen te hebben, maar de randstenen daarvan zijn op 3 na verdwenen. De grote steen is verder bedekt met zo’n 80 cupmarks.
Aan dit opvallende graf zijn zoals te verwachten ook weer sagen verbonden. (zie de bijgaande tekst ook weer uit het museum)



De laatste groep die ik bezocht, was die bij Leetze. Dat is een heel reeks van 8 graven die min of meer Noord – Zuid in een rij liggen over een afstand van 1,1 km. Daarvan heb ik er 2 kunnen bekijken. Een deel lag in akkers, net ingezaaid, enkele andere waren moeilijk te vinden of te bekijken omdat ze te veel overgroeid waren en onbereikbaar door de bramen. Daar stort je je maar niet in met je dunne fietskleding. Zie op de onderstaande foto’s maar hoe het er uit zag.
Leetze 6 ‘Künnes grab’ is één van de grootste graven uit deze regio en is in 1939 uitgegraven, onderzocht en geconstrueerd. Het heet zo omdat het vlak daarvoor gekocht was door Hermann Künnes, een dorpsschoolonderwijzer en amateur historicus uit het nabij gelegen Püggen, die wilde voorkomen dat het afgebroken zou worden. Een foto van een informatieblad uit het museum laat Leetze 6 zien direct na dat onderzoek.






Als slot bezocht ik het lokale museum in Salzwedel dat niet heel uitgebreide collectie aan vondsten uit de verschillende graven heeft, maar zeker interessant is om te bezoeken. Ze hebben veel informatie. Men gaf aan dat er plannen zijn om de toegankelijkheid van de archeologische vindplaatsen en graven te verbeteren. Maar zoals overal, er is veel geld nodig.
Veel vondsten zijn verder gegaan naar het centrale museum van de deelstaat in Halle. Dat is absoluut een bezoek waard. Daar ligt ook de wereldberoemde ‘Hemelschijf van Nebra’.

Foto’s Salzwedel museum-01 en 02
Enige literatuur
Hartmut Bock, Barbara Fritsch, Lothar Mittag, ‘Großsteingräber der Altmark‘, Landesambt für Denkmalpflege und Archäologie Sachsen-Anhalt, 2006 (met foto’s en kaartjes)
Barbara Fritsch & Johannes Müller, ‘Monumente der Steinzeit. Die Megalithgräber in der Altmark.’, Beitrag 8 uit Hartmut Bock ed.‚ ‘Hünengräber – Siedlungen – Gräberfelder, Archäologie in der Altmark‘, Vereins Junge Archäologen der Altmark, 2002
Barbara Fritsch & Johannes Müller, ‘Großsteingräber in Sachsen-Anhalt’, bijdrage in: ´Finden und Verstehen. Festschrift für Thomas Weber zum sechzigsten Geburtstag‘, Publisher: Beier & Beran, 2012 (via https://www.academia.edu/)
Michael Schmidt, ‘Die alten Steinen. Reisen zur Megalithkultur in Mitteleuropa‘, Hinstorf 1998 (pag 85 – 89)
Der neue
archäologisch-historische Wanderweg in Lüdelsen
http://www.lda-lsa.de/landesmuseum_fuer_vorgeschichte/fund_des_monats/2011/mai/
Eduard Krause, Otto Schoetensack, ‘Die megalithischen Gräber (Steinkammergräber) Deutschlands. I.: Altmark. In: Zeitschrift für Ethnologie. Bd. 25, 1893, S. 150/Nr. 107–114, Taf. VI/107–111 u. 114, VII/107–11 (van internet te downloaden via GoogleBooks)