Aan de Noordrand van de Harz net ten NO van Werningerode staan 3 menhirs, twee ten N van de autoweg nr 36, een ten zuiden. Waarschijnlijk zijn het er vroeger meer geweest, tenminste 5.

Deze menhirs stammen vermoedelijk uit het Midden- tot Laat-neolithicum, ergens tussen 3.500 en 2.000 vC. Maar een precieze datering is tot nu toe niet mogelijk geweest.
Dit gebied is archeologische uiterst interessant met zeer diverse vondsten van onder andere nederzettingen en grafvelden uit verschillende perioden. Bij veldonderzoek in de omgeving zijn meer dan meer dan 600 aardewerk scherven gevonden daterend uit de Vroeg-neolithische Lineairbandkeramiek, de Laat-bronstijd, de IJzertijd, de Romeinse tijd en de Middeleeuwen. Er is een collectief graf (een zogenoemde Totenhütte, van hout, met stenen en aarde bedekt) gevonden uit de Midden-neolithische Bernburger cultuur (3.400 – 2.800 vC), de resten van een Laat-neolithische cairn, zonder kamer of inhoud, die vlak bij de grootste menhir lag, een langhuis uit de Vroeg-bronstijd dat toegeschreven wordt aan de Aunjetitz-cultuur (ca 2300 tot 1800 vC waarbij dit gebied binnen de invloedsfeer lag van het rijk van Nebra, bekend van de Nebra Hemelschijf), en een Laat-romeins urnengraf.
Wat precies de functie van deze menhirs is geweest, is niet bekend. Het kunnen eenvoudig gedenkstenen voor de voorouders zijn geweest en/of markeringspunten om gebied af te bakenen of handelsroutes aan te geven. In lokale verhalen wordt de Grote Steen ook genoemd als gedenksteen voor een heidense strijder. Ze kunnen ook gediend hebben als onderdeel van een religieus gebeuren of deel zijn geweest van een kalender waarbij ze in combinatie met bijvoorbeeld toppen in de Harz gebruikt zijn als oriëntering bij vaststellen van de aanvang van de lente, midzomer, midwinter, etc. Het blijft speculeren.
Ze zijn ook alle drie op enig moment verplaatst en weer opgesteld op de plek waar ze nu staan. Dat maakt het ook moeilijk om vast te stellen wat hun functie precies was als de precieze locatie daarbij belangrijk was.
Deze drie nog bestaande menhirs bestaan uit Senonisch kwartsiet; een metamorf gesteente dat voorkomt in de Harz op enkele kilometers afstand. Dat gesteente is gevormd in het Laat-Krijt (± 90-65,5 miljoen jaar geleden) en is onderdeel van het zogenoemde Subherzynisch Bekken ten Noorden van de Harz. (Senonisch is overigens een wat achterhaalde aanduiding en omvat meerdere subperioden van het Laat-Krijt).
De menhir van Benzingerode, genaamd de Grote Steen. Met een totale lengte van 4,5 m waarvan 3,85 m boven de grond, is deze de grootste menhir van Noord-Duitsland.



De menhir van Heimburg staat ca 1 km oostelijker en is ca 3 m hoog, vanaf de grond. Hij is opnieuw overeind gezet en daarbij 90° gedraaid. Al in de vorige eeuw is hij een aantal meters verplaatst vanuit een veld omdat hij daar in de weg stond.



De menhir van Derenburg staat net aan de zuidkant van de weg op ongeveer 300 m afstand. Hij is 2,95 m hoog, waarvan 2,20 m boven de grond. Deze is teruggevonden bij de aanleg van de autoweg en heropgericht. Er is discussie over of dit inderdaad dezelfde steen is als die historisch beschreven is. Het lijkt erop dat de huidige kleiner is. Het kan een andere zijn die al eerder verdwenen was en begraven.



En zoals vaak is ook aan deze megalithische monumenten is een sage verbonden.
Vroeger leefden in dat gebied reuzen in goede harmonie naast de mensen. Er waren er op een gegeven moment nog maar drie en die dongen op een dag naar de hand van dezelfde boerendochter. Er werd daarom een wedstrijd opgezet om te bepalen wie met haar mocht trouwen. Ieder zou een steen gooien en wie dat het beste deed zou winnen. Het probleem was dat er alleen drie tamelijk verschillende stenen beschikbaar waren. De oudste reus wierp de grootste steen. Die bleef rechtop in het veld staan en is nu de steen van Benzingerode. De tweede wierp zijn wat kleinere steen een stuk verder, maar die bleef scheef in de grond staan, de steen van Heimburg. De jongste reus wierp zijn nog wat kleinere steen het verst, de steen van Derenburg. Maar omdat de stenen zo verschillend in vorm en gewicht waren, viel niet te bepalen wat de beste worp was en dus wie zich winnaar van deze wedstrijd kon noemen. Dat leidde tot een grote ruzie en boos vertrokken alle drie de reuzen en lieten de boerendochter en het hele gebied achter. Reuzen zijn er daarna nooit meer gezien.