
De Leeuwenmens ( Duits: Löwenmensch) is een prehistorisch, ivoren beeldje van 31,1 cm hoog. Het stelt een man met de kop van een leeuw voor en het wordt beschouwd als het oudste bekende voorbeeld van antropomorfe kunst ter wereld. De traditionele uitleg over dit object kan worden gevonden in een artikel op deze website: https://www.hunebednieuwscafe.nl/2019/01/the-lion-man-of-hohlenstein-stadel-germany/
Echter, een artikel van Elle Clifford en Paul Bahn in een recente uitgave van het tijdschrift Current World Archaeology zou dit traditionele gezichtspunt op zijn kop kunnen zetten.

De “Leeuwenmens” in het museum in Ulm, in stukken gevonden in een Duitse grot. Foto: O. Kuchar © Museum Ulm
Een kwestie van datering
Het beeldje werd gevonden tijdens opgravingen in een Duitse grot in 1939. Een paar dagen later begon de Tweede Wereldoorlog en al het werk op die plaats werd beëindigd. De vondsten werden overgebracht naar het museum in Ulm en werden vergeten totdat ze herontdekt werden in de zestiger jaren.
Er wordt aangenomen dat het beeldje ongeveer 35 000 jaar geleden is gesneden. Maar de originele opgravingen in de grot brachten twee belangrijke fasen van activiteiten uit de IJstijd aan het licht: in de Aurignaciaanse periode ( ongeveer 40 000 – 25 000 jaar geleden) en in de Magdaleniaanse periode (misschien ongeveer 13 000 jaar geleden). Omdat de vondsten zo snel uit de grot werden verwijderd was er geen goede analyse van de sedimenten waarin ze werden ontdekt. Verdere opgravingen, uitgevoerd door Eberhard Wagner in 1983 toonden aan dat de oude gaten in 1939 weer waren opgevuld met opgravingsafval, waardoor nieuwe analyses onmogelijk waren. Het is dus op geen enkele manier duidelijk of de “Leeuwenmens” 35 000 of 13 000 jaar oud is.
Honderden kleine fragmenten
De Leeuwenmens werd niet als één enkel beeldje ontdekt, maar verbrijzeld in vele honderden kleine ivoren fragmenten. Met het oog op de dreigende oorlog werden deze fragmenten snel verzameld en naar het museum in Ulm gebracht, waar ze twintig jaar later herontdekt werden door archeoloog Joachim Hahn in een doos met dierlijke beenderen. Samen met twee collega’s en met gebruik van doodgewone UHU-lijm maakte Hahn een soort van 3-D legpuzzel. Ze voegden ongeveer 200 fragmenten (van de 260) samen tot de vorm van een man met een leeuwenkop.
De kop was erg incompleet, maar de positie van de oren deed Hahn er toe besluiten om het als een beer of een katachtige te zien. Jaren later, in 1982, nadat meer fragmenten aan het beeldje waren toegevoegd door paleontoloog Elisabeth Schmid, vooral aan de kop, beweerde Hahn dat de kop “sicher” (“zeker”) die van een leeuw was. Schmid kwam tot dezelfde conclusie en haar gekozen interpretatie werd toen verbeterd met klei of modelwas om de leemten op te vullen.
Van augustus 1987 tot mei 1988 werden ongeveer 230 – 250 fragmenten aan elkaar bevestigd met behulp van dezelfde lijm als daarvoor. Deze reconstructie maakte de kop breder maar liet gaten in het gezicht achter die werden gevuld met een mengsel van was en kalk. Op dat moment , zo zeggen Clifford en Bahn in hun artikel, zat er bijna evenveel was als ivoor in de kop.
Tussen 2009 en 2013 werden er nog eens 575 kleine fragmenten (meestal van maar een paar millimeter groot) gevonden bij nieuwe opgravingen en er werd van uit gegaan dat die van het beeldje waren. Er leken nu in totaal 758 fragmenten te zijn om mee om te gaan, dus werd het beeldje weer uit elkaar gehaald en de oude lijm ( die nu harder was dan het ivoor) werd verwijderd. Helaas was het maar mogelijk slechts enkele van de nieuwe fragmenten er in te passen, terwijl vele “thuisloos” blijven – en restaurateurs wekten de suggestie dat er misschien meer dan één beeldje op die plaats was gevonden.
Waarom een leeuw?
In hun artikel vragen de auteurs zich af waarom de prehistorische mens – of het nou 35 000 of 13 000 jaar geleden is – er voor zou kiezen om een mens met een leeuwenkop te verbeelden. Ze suggereren dat archeologen uit de 20e eeuw daarentegen wel eens heel vertrouwd zouden kunnen zijn met beelden met een leeuwenkop in de vörm van de Egyptische godin Sekhmet.

Sekhmet, de Egyptische godin met een leeuwenkop uit de tempel van Mut in Luxor. Foto: Nationaal Museum Kopenhagen.
Heeft deze vertrouwdheid misschien hun aanname beïnvloed dat het beeldje een leeuwenkop heeft?
God of speelgoedfiguur? Leeuw of…..?
Elisabeth Schmid en anderen hebben gewezen op de gelijkenis tussen de Leeuwenman en andere prehistorische uitbeeldingen van leeuwenkoppen. Clifford en Bahn betwisten deze gelijkenis en vragen zich af waarom er in elk geval een leeuw staand zou worden afgebeeld. Leeuwen staan normaal gesproken niet rechtop in het wild. Bovendien is bij de meest recente reconstructie van het beeldje de nieuw gemodelleerde snuit duidelijk breder en meer geprononceerd, waardoor het nog minder op een leeuw lijkt.
De auteurs concluderen dat de figuur geen leeuwenman is maar een rechtopstaande beer – zoals beren doen. Ze betogen dat beren meer op mensen lijken dan enig andere soort en misschien wel van betekenis zijn geweest voor paleolithische mensen vanwege hun gelijkenis met mensen op basis van hun anatomie, hun gewoonten en hun gedrag. Beren gebruikten bijvoorbeeld schuilplaatsen en grotten om te slapen, om te baren en om te overwinteren. Paleolithische mensen gebruikten de huiden, klauwen en tanden van de beer als kleding en decoratie. En, wie weet, misschien maakte een liefhebbende vader een model van een beer voor zijn kind – de eerste bekende teddybeer!

De laatste versie van de “Leeuwenman” heeft een brede en geprononceerde snuit, maar geen spoor van de snorharen die je bij een leeuw mag verwachten. Foto: Neil Harrison/Dreamstime

Een staande bruine beer. Foto: Volodymyr Byrdyak / Dreamstime
Een meer gedetailleerde verkenning van dit onderwerp, getiteld: “If the Cat Fits…a new look at the so called “Lion Man”from Hohlenstein-Stadel” zal spoedig worden gepubliceerd in een speciale editie van Die Kunde
Dit is een uittreksel van een artikel in uitgave 100 van Current World Archaeology Click here om het hele artikel te lezen. En Click here voor meer informatie over een abonnement op het tijdschrift.
Tekst: Alun Harvey