In Sachsen-Anhalt, ten Zuid-oosten van de Harz ligt een kleine plaats, Langeneichstädt, die in 1987 opeens archeologische faam verkreeg. Er staat een oude wachttoren, de Warte, die al uit de vroege middeleeuwen stamt. Het terrein eromheen was landbouwgrond. Bij een keer blijkbaar wat dieper ploegen, stootte de boer op grote stenen en vond een graf, in de vorm van een langwerpige steenkist met nog deels de dekstenen erop. Daarop startte een uitgebreid archeologisch onderzoek met bijzondere vondsten als resultaat.

Het graf is 5,3 m lang, 1,9 m breed en 1,7 m hoog, en bestaat uit stenenplaten van zandsteen en muschelkalk. De bodem bestaat uit dunne kalkplaten, er lagen stukken vuursteen en de platen waren deels bestreken met gips gemengd met houtskool.  Een van de dekstenen bleek een hergebruikte menhir met ingegraveerde afbeeldingen te zijn (zie verderop). Ook werd de rest van een andere menhir als ondersteuning gebruikt.

Bij de opgravingen in 1987 bleek de situatie gecompliceerd. De resten van een latere grafheuvel lagen deels over het steengraf heen. De eigen grafheuvel was niet goed traceerbaar meer. Direct bij en boven de dekplaten werden menselijke skeletdelen, een koperen spiraal, vuurstenen kling, scherven van aardewerk en runderbeenderen aangetroffen. In het graf zelf werd eerst een laag met diverse resten waaronder menselijke gevonden. En op de bodem werden uiteindelijk nog veel meer menselijke resten en voorwerpen gevonden, waaronder koperen sieraden, doorboorde tanden voor een ketting en barnsteen. Die opvolgende lagen met vondsten wijst erop dat hij mogelijk in meerdere perioden is hergebruikt. Bij de aanlag van de latere grafheuvel, is hij weer verstoord en de bovenste vondsten horen misschien bij die latere grafheuvel of zijn van nog weer latere bijzettingen. Het was blijkbaar een belangrijke locatie, ook gezien de menhir (zie verderop) die er gestaan heeft. Alle vondsten liggen nu in het Landesmuseum für Vorgeschichte in Halle.

Het aangetroffen aardewerk wordt toegeschreven aan de Salzmünder (2900 – 2500 vC) en de Bernburger Cultuur (2800 – 2300 vC). Ook C14 onderzoek wijst op een ouderdom van ca. 5000 jaar wat het oorspronkelijke graf aan het eind van het Midden-neolithicum, de aanvang van de touwbekercultuur  plaatst.

Niet ver ervandaan (een half uur gaans volgens het verslag uit die tijd) werd in 1864 een ander steengraf aangetroffen dat nog helemaal intact was, met een heuvel van ca 4,7 m hoog. Dat graf was iets kleiner van afmetingen (ca 4 bij 1,2 m), met skeletten en bijgiften, waaronder koper, stenen bijlen met de resten van een houten heft en zogenoemde kogelamforen (uit de Kogelamforencultuur 3100 – 2700 vC, onderdeel van de Touwbekercultuur). Het graf is jammer genoeg toen helemaal afgegraven, dus verdwenen. De vondsten daaruit liggen nu in het Römisch-Germanischen Zentralmuseum in Mainz en zijn recent goed beschreven en beoordeeld. Er is een reconstructietekening gemaakt van hoe dat graf er uit heeft gezien. Het huidige nog aanwezige graf zal vergelijkbaar zijn geweest. Het sluit aan bij de traditie van steenkistgraven die in Midden-Duitsland worden aangetroffen.

In de naaste omgeving zijn verder meer grafheuvels aangetoond, op basis van luchtfoto’s, die met dit graf of misschien de latere grafheuvel die er deels overheen lag op één lijn lijken te liggen.

Plattegrond van het graf (Müller 1987)
Reconstructietekening van het in 1864 opgegraven graf (Bleicher etal 2006)

De belangrijkste vondst werd gedaan al bij het openen van het graf. Een van de dekstenen bleek een menhir te zijn waarop diverse inscripties zichtbaar zijn. Het is een 1,76 m lange bewerkte steen, ovaal van boven, van licht grijsgele zandsteen. Zoals aangegeven is het graf meerdere malen hergebruikt en is bij een latere keer, de functie van de menhir niet meer gewenst geweest. 

Het meest opvallende is aan de bovenzijde een ingekrast ovaal met een verticale onderop gekromde lijn, drie dwarsstrepen en twee ‘ogen’. Dat wordt op basis van vondsten elders geïnterpreteerd als een gestileerd beeld van een (vermoedelijke) godin, wat de menhir de naam van ‘de Dolmengodin’ opleverde.
Daaronder zijn andere afbeeldingen te herkennen, waaronder een bijl, wat weer als mannelijk statussymbool wordt gezien. Verder zijn er groepen lijnen die deels als aanduiding van een gordel gezien kunnen worden. Ook zijn er diverse napjes (cupmarks) te zien. Onder die gordel is een gladder oppervlak wat wijst op regelmatige aanraken en strijken. Dat zal een votieve en magische functie gehad hebben, vermoedelijk rond vruchtbaarheid?

De verschillende inscripties lijken wel te duiden op een verandering in het gebruik en betekenis van de steen, eerste vrouwelijk en toen mannelijke symbolen, tot hij afgedankt werd. Dat zulke rituelen een hele lange tijd kunnen doorwerken, zou je kunnen opmaken uit het feit dat deze locatie, bij de Warte nog steeds wordt gebruikt voor het plaatsen van de meiboom, ook een symbool voor vruchtbaarheid.

Dat maakt ook de datering lastig, hij kan zelfs eerder dan het steengraf geweest zijn. De meest waarschijnlijke datering is ook weer het midden neolithicum, een periode voor 3000 vC. Er zijn meer van dergelijke bewerkte menhirs in de regio aangetroffen met een dergelijke datering. Terwijl de inscriptie van de bijl op het laat neolithicum wijst, maar zoals gezegd, die kan later aangebracht zijn.

De menhir die er nu staat is overigens een kopie. Het origineel bevindt zich in Landesmuseum für Vorgeschichte in Halle.

Foto en tekening van de ‘Dolmen Godin’ (tekening Müller 1987)

Literatuur en weblinks

N. Bleicher, S. Greiff, D. Gronenborn, D. Jacob, ‘Das Grabenensemble mit Kugelamphore von Langeneichstädt, Saalekreis, aus der Beständen des Römisch-Germanischen Zentralmuseums‘, Jahrbuch des Römisch-Germanischen Zentralmuseums 2006 (53), 89-108

L. Lindenschmit ‚ ‘Grabhügelfund bei Langen-Eichstädt unweit Halle.‘, Zeitschr. Verein zur Erforschung der Rheinischen Geschichte und Alterthümer in Mainz, 1868, dritter Band – erster Heft, 42-4

D.W. Müller, ‘Grabkammer vom mitteldeutschen Typ mit Menhir von Langeneichstädt, Kr. Querfurt – Vorbericht.‘, Ausgr. u. Funde 33 (band 4), 1988, 192–199.

Warteverein e. V. Langeneichstädt, E’Eichstädter Warte und Kammergrab mit Menhir und Dolmengöttin‘, Brochur, 2003

http://www.gemeinde-langeneichstaedt.de/index.php/oeffentliches-leben/warteverein

Foto’s: Jan Venselaar 2012

Vorig artikelDiesdorf 1
Volgend artikel2020 is een goed brandneteljaar

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.