Palmyra in het huidige Syrië, is een van de bekendste archeologische monumenten van het Midden Oosten. Het is beroemd geworden omdat koninging Zenobia vanuit hier een eigen rijk aan het opbouwen was. Dat werd niet op prijs gesteld waardoor de Romeinen het hebben veroverd in 272 n.Chr. Sindsdien is het in verval geraakt. Normaal gesproken zouden we zeggen dat het een van de best bewaarde complexen is in het Midden-Oosten maar dat kan na de destructieve acties van IS helaas niet meer gezegd worden. Er is veel vernield. Hopelijk kan er nog veel weer hersteld worden in de nabije toekomst. De foto’s in dit artikel zijn van voor de vernielingen door IS.
Palmyra staat op de Werelderfgoedlijst van UNESCO.

De stad, die in een oase halverwege de Eufraat en de Middellandse Zee werd gebouwd, lag ver van andere waterbronnen. Opgravingen in de vorige eeuw toonden aan dat al 5000 jaar geleden een dorp lag op de plaats waar later Palmyra zou worden gebouwd. Dat kon door de oase met een continue aanvoer van water. Daarmee was het een strategische plek.

De oudste historische vermelding van de plek is te vinden op een Assyrisch kleitablet met spijkerschrift uit het begin van het 2e millennium v.Chr. Het wordt in die tijd Tadmuru genoemd. Ook in latere geschriften komt Tadmuru weer ter sprake. Later in Griekse en Latijnse teksten wordt de naam Palmyra genoemd wat ‘plaats der palmen’ betekent. We weten dat vanaf de 11e v.Chr. Palmyra een belangrijke Assyrische karavaanstad was, die door de gunstige ligging steeds belangrijker werd. Vanwege de strategische positie tussen het oosten en het westen is er veel om gevochten. Een voorbeeld is in 41 v.Chr. toen Marcus Antonius de stad plunderde. Later heeft keizer Augustus de stad autonomie verleend, daardoor kon het neutraal blijven tegenover de Parthen in het oosten. De grote welvaart kwam vanaf deze tijd door het innen van belastingen die werden opgelegd aan de vele karavanen die hier met hun goederen langs moesten. Deze karavanen kwamen vaak van ver, tot in China en India aan toe.

In 114 heeft keizer Trajanus de stad bezet. Hij gebruikte Palmyra als uitvalsbasis voor aanvallen op de Parthen in het oosten. Keizer Hadrianus heeft de autonomie weer hersteld waardoor er weer belastingen konden worden geheven aan de karavanen. Doordat het Romeinse rijk steeds meer goederen uit het oosten aangevoerd kreeg werd de stad rijker en rijker. Meerdere Romeinse heersers hadden controle over de stad. Het was telkens een plek van handel, oorlog en veel dynamiek. In 217 n.Chr. werd Palmyra een Romeinse kolonie waarbij de handel kon doorgaan. In deze koloniale tijd hebben veel vernieuwingen plaatsgevonden waarbij de belangrijkste families de macht in handen hadden. Na een oorlog waarbij de kameelrijdende boogschutters uit Palmyra de Romeinse heersers hebben geholpen werd de stad in 261 beloond met de onafhankelijkheid. De stad, waar intussen Odenatus regeerde, kreeg daarna opnieuw veel invloed, dat reikte van Syrië, Palestina, Mesopotamië en een deel van Armenië. Odenatus regeerde als een vorst maar steunde Rome al die tijd. Hij overleed in 267 waarna zijn vrouw Zenobia aan de macht kwam. Zij richtte zich echter vijandig tegen Rome op.

Koningin Zenobia voerde een expansieve buitenlandse politiek. Ze veroverde Egypte, Anatolië en andere buurlanden. De Romeinen kwamen hiertegen in actie en starten een oorlog met Zenobia. Dat verloor ze in 272. Zenobia werd als krijgsgevangene naar Rome afgevoerd. Haar stad raakte daarna in verval, omdat de handel ernstig had geleden onder alle oorlogen. In 528 kwam er nog een ligt herstel. In deze tijd is er nog een stadsmuur herbouwd. Toen echter in 634/638 de Arabieren Palmyra veroverden kwam de stad verder in verval. Halverwege de 8ste eeuw is de stad na een oproer platgebrand.
De stad kent vanwege haar vele invloeden een rijke architectuur. Dat is onder andere terug te zien in het heiligdom van Bel, de tempel van Ba’alshamin, de zuilengalerijen en de vele andere gebouwen.

