Zoals in de bijdrage over de graven in het Everstorfer Forst al is toegelicht, is Noord-Oost Duitsland, langs de Oostzeekust bijzonder rijk aan megalithische steentijd graven. Alleen al in Mecklenburg-Vorpommern zijn er meer dan 1100 megalithische monumenten geregistreerd. Ze komen vaak in groepen voor. Rond Rerik, een badplaats aan de Oostzee zijn er binnen een straal van 15 km nog 9 te vinden.
Een aantal van deze graven rond Rerik zijn tussen 1967 en 1968 onderzocht en deels weer gereconstrueerd. Een van de belangrijkste onderzoekers hierbij was dr Ewald Schuldt (1914 – 1987) die zelf uit Mechelsdorf bij Rerik afkomstig was en dus al jong deze monumenten kende. Mogelijk heeft het hem geïnspireerd archeoloog te worden. Hij werd één van de leidende onderzoekers uit Mecklenburg.
De oudste van deze graven worden gedateerd in het begin van het midden-neolithicum, vanaf 3700 vC. Bij een aantal is duidelijk dat ze over langere perioden zijn gebruikt en mogelijk na een periode van afsluiting weer zijn hergebruikt door latere culturen.
Opvallend bij een aantal van de graven zijn de napjes (cupmarks) en zeker ook de ‘wielkruisen’ (Radwiel) of ‘zonnewielen’, die men op een aantal van de stenen kan zien. De mooiste zijn te zien op het Vossberg graf. Deze symbolen worden meestal geïnterpreteerd als zonnesymbolen en worden gewoonlijk gedateerd in de midden tot late bronstijd. Deze symbolen zijn in deze regio bijzonder voor Duitsland. Ze komen veel meer voor in Scandinavië.
Het gebied is het bezoeken waard omdat er veel variatie in graven is en het dicht bij elkaar ligt. Ik heb het allemaal in één dag op de fiets kunnen bekijken. En het is ook landschappelijk een mooi gebied, golvend en zo direct aan de Oostzee


Mechelsdorf 1 , Sprockhoff-Nummer: 322
Dit is een grotendeels verdwenen langgraf, van het type wat in Duitsland specifiek als ‘Hünenbett’ wordt aangeduid, met afmetingen 32 x 8 m. De grafkamer lag vermoedelijk in het zuidoosten waar nu nog een aantal brokstukken van grotere stenen ligt. Er zijn daar geen opgravingen gedaan.


Mechelsdorf 2 , Sprockhoff-Nummer: 323
Slechts 100 m ten zuiden van Mechelsdorf 1, ligt een graf dat beter bewaard is gebleven. Het is een ganggraf, een zogenoemde Großdolmen, waaromheen nog de resten van vroegere 14 grote dekheuvel te zien is. De kamer zelf is 4,8 m lang, 1,2 – 1,5 m hoog en 1,3 – 2,0 m breed en is zuidoost – noordwest georiënteerd. Hij is in goede staat, al ontbreekt één deksteen.
Van de oorspronkelijke 4 dekstenen zijn er nog 3. Een deel van de 4de lag bij de opgravingen naast het graf met nog zichtbaar de boorgaten voor explosieven waarmee hij is gespleten. Op 2 dekstenen zijn napjes en op de noordelijke steen kan, met enige moeite, een tweetal wielkruizen worden gezien.
Dit graf is in 1967 onderzocht door E. Schuldt. Daarbij is veel materiaal gevonden, stenen bijlen, scherven van aardewerk en barnstenen kralen. Daarbij is gebleken dat het graf over een langere periode is gebruikt, vanaf het midden-neolithicum tot zeker in het begin van het laat-neolithicum (3500 – 2800 vC). Hieronder is de plattegrond van het graf zoals men het aantrof. Het is na de opgravingen weer enigszins gereconstrueerd naar de oorspronkelijke vorm.




Mechelsdorf 3, Sprockhoff-Nummer: 324
Weer zuidelijk van deze twee graven ligt Mechelsdorf 3, een kort ganggraf van het type ‘erweiterter Dolmen’ met opvallend een opening in een hoek waar een korte toegang op aansluit. Dit graf is waarschijnlijk een van de het oudste uit deze regio, 3500 – 3300 vC.
Het graf is Noordoost – zuidwest georiënteerd. De afmetingen zijn binnenin 2 – 1,2 m. Er lag oorspronkelijk een grafheuvel overheen die uit aarde en kleine zwerfkeien was opgeworpen. Van de twee dekstenen is er nu nog één half op het graf, de andere ligt ernaast. Ook dit graf is door E. Schuldt in 1967 onderzocht. Uit de vondsten is op te maken dat ook dit graf over een langere periode is gebruikt.
Toen ik het bezocht in 2019 was het graf verder beschadigd en moeilijk te bekijken omdat er in de lente tijdens een storm bomen op waren gevallen. Er is in de omgeving een groep actief bezig met onderhoud van deze monumenten (Kreisarbeidsgruppe Ur- und Frühgeschichte Bad Doberan). Dus dat zal inmiddels (2020) hersteld zijn.




Neu Gaarz 1, Sprockhoff-Nummer 325
Tegen Rerik aan, midden op een bedrijventerrein, ligt een van de interessantste graven, een ganggraf met binnenmaten van 9,50 m lang, 2 m breed en 1,30 m hoog. Redelijk bijzonder is de indeling door stenen platen, van rood zandsteen, in waarschijnlijk 5 of 6 compartimenten. Dat treft men in graven in dit gebied wel vaker aan. Maar daarnaast blijkt de ingang indertijd gevormd te door 4 paren van houten palen en niet van steen zoals je meestal aantreft.
Het graf is niet erg goed bewaard gebleven. De resten van de heuvel liggen er nog wel omheen maar de drie overgebleven dekstenen zijn in het graf gevallen. Overigens geeft de plattegrond van het informatiebord aan de noordzijde zes stenen aan, terwijl het er maar 5 zijn geweest, en daardoor ook een extra compartiment. Zie onderstaande plattegronden.
Dit graf is ook in 1967 door E. Schuldt onderzocht. Dat heeft een rijke oogst aan vondsten opgeleverd waaronder 32 vuurstenen bijlen, 14 keramieken bekers, veel vuurstenen spitsen en barnsteenkralen, en ook twee ‘Nekkambijlen’ uit de ‘Amphoren cultuur’ van de vroege bronstijd. Ook hier is duidelijk dat bijzettingen tot in die bronstijd zijn doorgegaan, en mogelijk langer.





Neu Gaarz 2, Sprockhoff-Nummer: 326
Dit is een goed bewaard gebleven graf, een zg ‘Urdolmen mit Gang’, met een ongewone knik in de gang die naar het zuidoosten is gericht. De buiten afmetingen van de grafkamer zijn 3,7 bij 1,5 en 1,25 m hoog, en van binnen 2,80 bij 0,8 m en 0,8 m hoog. De geknikte gang is 1,9 m. Op enkele stenen zijn napjes en een draagsteen heeft een nog heel vaag zichtbaar wielkruis. De stenen van de gang zijn behouden maar liggen ernaast. Oorspronkelijk lag er een ronde heuvel over bestaande uit grond en keien, die deels nog aanwezig is.
Bij opgravingen in 1967 door wederom E. Schuldt zijn maar een beperkt aantal vondsten gedaan, waaronder een platte stenen bijl en resten van keramische bekers. Op basis van deze vondsten wordt dit graf gedateerd in het vroeg-neolithicum en behoort daarmee tot de oudste graven in dit gebied.




Gaarzer Hof 1 Sprockhoff-Nummer: 327
Van twee 130 m van elkaar in een veld gelegen graven wordt het oostelijke met Gaarzer Hof 1, S327, aangeduid. (in de atlas met meetgegevens door Sprockhoff zijn overigens de nummers van de graven verwisseld (BDM 1968). Dit is een ganggraf van een type dat ook wel aangeduid wordt ‘Holsteiner Kammer’. De buiten afmetingen van de kamer zijn 8,5 bij 3,5 tot 2,5 m. Binnen afmetingen zijn 6,70 bij 1,90 m en gemiddeld 1,50 hoog. De aan de zuidzijde gelegen gang is ca 3 m lang en 0,8 m breed. De oriëntatie van de kamer is ongeveer oost-west
Het graf is tamelijk aangetast waarbij met name een deel van de dekstenen is verdwenen. Tussen de draagstenen zijn op een aantal punten de opvulstenen nog te zien. Waarschijnlijk is ook dit graf oorspronkelijk met stenen platen in segmenten ingedeeld geweest.
Ook dit graf is in 1967 door E. Schuldt onderzocht waarbij een grote hoeveelheid vondsten is gedaan, waaronder ook menselijke skeletresten. Zoals bij de meeste andere is ook hier langdurig gebruik, en hernieuwd gebruik aantoonbaar. De vroegste vondsten zijn te dateren in de trechterbekercultuur, midden-neolithicum, latere komen uit de ‘Kugelamphoren’ cultuur en enkelgrafcultuur (ook wel standvoetbekercultuur), laat-neolithisch tot begin kopertijd. Opvallend is de vondst van een beker waarop een menselijk gezicht te herkennen is. Die zijn bekend uit Noord-Duitsland en Scandinavië.
Na de opgraving is het graf zoveel als mogelijk weer in de oude vorm teruggebracht.






Gaarzer Hof 2 Sprockhoff-Nummer: 328
Het 130 m oostelijk gelegen graf, is een ganggraf, ook wel ‘vergrote dolmen’ genoemd. De grafkamer is binnenzijdig 5 bij 1,90 m en versmalt zich aan de zuidkant tot 1,20 m. Omdat de kamer dus niet recht maar enigszins veelhoekig is, wordt dit ook wel een ‘Polygonaldolmen’ genoemd. Hij is ongeveer noordzuid georiënteerd. Aan de zuidkant is een toegang met een 1,20 m lange gang, 0,60 m breed en 0,80 m hoog. Er zijn nog de resten van een rechthoekige dekheuvel, met randstenen, van 9,5 bij 8,5 m. Ook deze grafkamer was door platen van rood zandsteen in segmenten ingedeeld.
Deze is in 1967 door dr. Adolf Hollnagel onderzocht. Uit de vondsten blijkt ook deze over een langere periode te zijn gebruikt. De eerste vondsten, en dus ook de bouw, worden gedateerd in het late midden-neolithicum, ca 2900 vC.




Blengow (Voßberg) Sprockhoff-Nummer: 329
Dit graf is grotendeels verdwenen. Uit de resterende stenen valt op te maken dat het oorspronklijk een langgraf is geweest met een grafkamer. De breedte van het langgraf is waarschijnlijk ca 6 m geweest. de lengte is niet meer vast te stellen. Bij opgravingen eind 19de was de kamer nog wel goed te zien. Toen is vastgesteld dat die uit een enkelvoudige dolmen bestond, met wanden van slechts één steen, 2,5 m lang. Hij was afgesloten aan de oostzijde met een platte steen.
Hoewel er dus weinig meer aan te herkennen valt, is dit graf bijzonder omdat op de oorspronkelijke deksteen tenminste 7 duidelijk herkenbare wielkruisen zijn aangetroffen, en enkele wat vage, naast een aantal napjes. Dit graf, en de locatie, had blijkbaar in de bronstijd ook een bijzondere betekenis. Deze deksteen was overigens een aantal jaren zoek, na de opgravingen door Sprockhoff begin 60er jaren. In 1974 werd hij meters verder in de akker onder de grond weer teruggevonden, een kwajongens streek? Toen zijn ook pas bij onderzoek deze wielkruisen vastgesteld. Het valt op dat in elke geval een deel van de napjes jonger zijn dan de wielkruisen omdat de eerste over wielkruisen heen zijn aangebracht.




Hohen Niendorf, Sprockhoff-Nummer: 339
Op het terrein van het Jachtslot Hohen Niendorf, nu een hotel, ligt op een heuvel een opvallend graf in een slechte conditie. De drie dekstenen liggen in de kamer. De middelste is in twee stukken gebroken, door springstof zoals uit de boorgaten blijkt. De oorspronkelijke afmetingen binnenin zijn 5 bij 1,8 m. Hij is globaal noord-zuid georiënteerd.
Op het terrein van het hotel/jachtslot zouden ook nog de resten van een tweede steengraf te vinden moeten zijn. Los van wat grote stenen her en der heb ik niets kunnen vinden. Het was privé terrein dus je wilt ook niet te ver het landgoed ingaan.




De plaats Rerik
In Rerik zelf is een klein museum, redelijk volgepropt, maar zeker de moeite waard om te bezoeken. Er zijn veel vondsten uit de omgeving bijeen gebracht, uit de opgravingen en van de verdwenen graven.
Rerik is verder bekend van de resten van een Slavische ringburcht, uit de 10de eeuw, de ‘Schmiedeberg’, die direct aan de kust ligt. Rerik heette tot 1938 vroeger ‘Ol Gartz’ verduitst naar Alt Gaarz, wat ‘alte Burg’ betekent. En er is natuurlijk het strand zelf en de haffenkust. Het hele gebied is zowel archeologisch, geologisch als toeristisch een leuke plek. (Het is overigens niet het historische Reric, een oude handelstad van Vikingen en Slaven, die rond 808 is verwoest. Dat lag een tiental km’s zuidelijker).
Foto’s en tekst Jan Venselaar, 2019
Literatuur
– BDM 1968, Bodendenkmalpflege in Mecklenburg, Jahrbuch 1968, pag 101 – 189, Schwerin 1970.
Daarin worden de opgravingen en onderzoeken van een aantal van de graven rond Rerik beschreven. (met dank aan Dr. Detlef Jantzen, Landesamt für Kultur und Denkmalpflege Mecklenburg-Vorpommern, voor het beschikbaar maken van deze informatie)
– Michael Schmidt, ‘Die alten Steinen. Reisen zur Megalithkultur in Mitteleuropa‘, Hinstorf 1998 (pag 40-41)
– Georg Christian Friedrich Lisch, ‘Hünengrab von Neu-Gaarz‘, Jahrbücher des Vereins für Mecklenburgische Geschichte und Altertumskunde, Band 34 (1869), S. 201-203
– http://bodendenkmalpfleger.de/category/mecklenburg-vorpommern/
en de diverse Duitse websites met informatie over megalithische monumenten.