Als derde in mijn bijdragen over megalithische graven langs de Oostzeekust (zie ‘Everstorfer Forst’ en ‘Rerik’) aandacht voor ‘Rügen’.
Rügen is een geliefd vakantiegebied voor de Duitsers. Zeker toen Oost-Duitsland nog als aparte en afgesloten staat bestond, was de Oostzeekust de plek om vakantie aan zee te vieren, en zeker Rügen was gelieft, speciaal voor de elite. Dat kom je af en toe nog wel tegen. Het eiland is rijk aan natuur, met krijtrotsen (zoals ook op Mön in Denemarken), cultuur, oude zaken en veel archeologische resten zoals langs de hele verdere Oostzee kust.
Op Rügen zijn veel megalithische graven geweest, geconcentreerd aan de oostkant (zie kaart hierna) op een relatief klein gebied. Op dit moment zijn er nog 54. Maar een kaart uit 1829 door Friedrich von Hagenow laat zien er toen tenminste nog 239 waren te vinden. Dat zijn er waarschijnlijk oorspronkelijk veel meer geweest.
De eerste zijn vanaf 3500 vC gebouwd. Het zo geconcentreerd voorkomen van graven kan samenhangen met de aanwezigheid van goede kwaliteit vuursteen zoals dat voorkomt in het kalksteen. Dat was zeer gevraagd was en werd zeker ook verhandeld. Dat leverde welvaart en leidde tot bevolkingsgroei. De meeste graven op Rügen zijn van het type dat in Duitsland ‘Großdolmen’ of ‘erweiterde dolmen’ wordt genoemd, een kort gallerijgraf. Er lijkt veel overeenkomst met graven die in Scandinavië worden aangetroffen.
De groep bij Lancken-Granitz is op Rügen de bekendste, gemakkelijkst te vinden en zeker ook de meest bezochte. Het zijn 7 graven op een rij: een serie van 4 dicht bij elkaar, Lancken 1 – 4 (S504 – 501), en een drietal op wat grotere afstand van elkaar Preetz 2, 4 en 3 (S505 – 506). In 1829 waren er op deze plek nog 19. Zie de uitsnede van de Hagenow kaart hierna waar ze op zijn aangegeven.
In 1931 zijn ze door Sprockhoff beschreven en in zijn catalogus opgenomen (op één na, zie later) maar niet verder onderzocht. In de periode 1965 – 69 zijn de graven onderzocht onder leiding van dr. Ewalt Schuldt. De graven zijn merendeels opvallend eenvormig en hebben, typisch voor veel graven op Rügen, een korte kamer, 3 draagstenen lang, met 3 dekstenen en een korte ingang aan de kopzijde, voorzien van een ‘windvang’ die met twee steenplaten binnenin kon worden afgesloten.
Bij Lancken 4 (S501) is daarvan nog het meeste te herkennen. (Zie de opgravingsplattegrond hierna). Er is soms nog een duidelijke dekheuvel aanwezig. Of die overal geweest is en dan bij een aantal is verdwenen, kan niet worden vastgesteld.
Bij de opgravingen is gebleken dat de meeste graven lange tijd in gebruik zijn geweest. Dat liep bij een aantal graven door tot in de vroege bronstijd, en hebben zelfs later nog bijzettingen in het graf en de heuvel plaatsgevonden. Het lijkt er ook op dat verschillende heuvels in de bronstijd zijn aangepast om te voldoen aan de ‘standaard’ bronstijd grafheuvel.
Dat deze graven vaak en al heel lang bezocht en dan steeds weer opnieuw beschreven zijn, is te zien aan de wat verwarrende naamgeving. Het meest eenduidig is de tamelijk zakelijke nummering door Sprockhoff, die echter ontbreekt als een nieuw graf wordt ontdekt. Eerder, en nog steeds, worden naamgevingen gehanteerd op basis van de meest nabijgelegen plaats of buurtschap. Hier zijn dat Lancken(-Granitz) en Preetz. Maar voor Preetz (1 – 4) is door anderen ook al Burtevitz (1 – 4) als aanduiding gebruikt. En dat laatste dan door verschillende personen in andere nummervolgorde. Verder telde Sprockhoff niet gelijk op met de Lancken en Preetz telling, zodat Lancken 1 S504 is en Lancken 4 S501. Genoeg om verwarring te veroorzaken. Wat dan ook gebeurt. Als je op websites en in literatuur informatie zoekt, moet je goed opletten. Af en toe blijken graven en nummeringen verwisselt te zijn!
Ik bezocht de graven in de zomer. Hoewel ze een toeristische attractie vormen is, het onderhoud eromheen maar heel beperkt. Ze zijn tamelijk overwoekerd en dus moeilijk als geheel te overzien en te fotograferen. Op verschillende websites zijn betere foto’s te vinden. Desondanks, zeer de moeite waard om te bezoeken, in elk jaargetijde.






Sprockhoff 501 / Lancken (-Granitz) 4
Dit is een Noord-Zuid georiënteerd gallerijgraf (‘erweiterte Dolmen’ of Großdolmen’) met oorspronkelijk wanden van elk drie draagstenen en drie dekstenen. De gaten tussen de stenen waren opgevuld met brokken rood zandsteen. De lengte is 3,5 bij 1,8 m, de hoogte varieert van 1,4 tot 1,1 m. De ingang heeft de typische vorm die bij veel graven op Rügen is aangetroffen, met stenen platen vernauwd, een zogenoemde ‘windvang’. Van binnen was hij in compartimenten ingedeeld geweest. Over het graf heeft een heuvel gelegen van 10 m diameter en ca 0,7 m hoog.
De opgravingsplattegrond geeft een goed beeld van zo’n typische opbouw van de graven op Rügen (zie hierna). Ook op de foto’s is met name die ingang goed te zien.
Tijdens de inventarisatie door Sprockhoff in 1931 was het graf deels nog bedekt en het leek grotendeels verwoest. Bij de opgravingen door Schuldt in 1969 bleek het toch redelijk goed te reconstrueren. Er zijn veel vondsten gedaan: stenen werktuigen, vaatwerk, barnsteen kralen en menselijke resten. Toen is ook vastgesteld dat de bouw inderdaad aan de trechterbekercultuur kan worden toegeschreven maar dat hij tot in de bronstijd voor bijzettingen is gebruikt. Schuldt geeft aan dat dat mogelijk door één familie is gedaan die daar dus eeuwen heeft gewoond. Daar is geen echt bewijs voor, wel een interessant punt bij discussies over cultuurveranderingen in relatie tot migraties.



Sprockhoff 502 / Lancken (-Granitz) 3
Dit is ook een Noord-Zuid georiënteerd kort gallerijgraf (‘erweiterte of Großdolmen’) met wanden van elk drie draagstenen en met drie dekstenen die nog compleet aanwezig zijn. De binnenmaten zijn 4,5 bij 2,2 m, ca 1,5 m hoog. Op alle drie dekstenen zijn boorgaten te zien. De ingang is aan de Zuidzijde en er zijn ook hier de resten gevonden van de stenen platen waarmee een windvang was gevormd, zoals ook bij Lancken 4 / S501.
Het ligt aan de Westkant van een ovale/rechthoekige heuvel die Oost-West georiënteerd is, met maten 20 x 7 m. Deze is omgeven met randstenen, waarvan er nog 17 over zijn maar oorspronkelijk 31 in aantal waren.
Aan de Oostzijde staat een 2,5 m hoge steen, waarschijnlijk een zogenoemde ‘wachtersteen’.




Sprockhoff 503 / Lancken (-Granitz) 2
Ook dit graf is opgebouwd uit wanden van elk drie draagstenen en met drie dekstenen die echter niet meer allemaal aanwezig zijn. Het is Noordwest-Zuidoost gericht. De binnenmaten zijn 3,6 bij 1,8 m, ca 1,3 m hoog. Het opvulwerk tussen de grote stenen is deels nog aanwezig. Bij de opgravingen bleken de dekstenen in de kamer gevallen te zijn. De achterste kon bij de reconstructie weer op zijn plek gelegd worden.
De ingang is naar het Zuidoosten en de platen daarvan, met waarschijnlijk weer de windvang, waren nog deels te traceren.



Sprockhoff 504 / Lancken (-Granitz) 1
Dit is het grootste en een van de beter bewaarde in de hele serie. Zoals de andere bestaat het uit een kort gallerijgraf (‘erweiterte of Großdolmen’) dat dwars gelegen is in een heuvel omgeven door randstenen.
Het graf bestaat weer uit wanden van drie draagstenen en drie dekstenen, meet 4,5 bij 2,3 m en is 1,6 m hoog. Het is Noordwest – Zuidoost gericht, met de ingang aan Zuidoost kant. Toen Sprockhoff het in 1931 opmat en tekende, maar geen opgravingen deed, leek het uit maar 2 zijstenen te bestaan (zie afbeelding). Maar bij de latere opgravingen bleek het dus toch gelijk te zijn aan de andere graven. De ingang werd gevormd door 2 kleinere stenen en was ook hier voorzien van een windvang zoals bij S501 / Lancken 4.
Het graf is ingebed aan de Zuidwest kant van een rechthoekige heuvel van 30 m lang, die Noordoost – Zuidwest is gericht. De heuvel was oorspronkelijk omringd door 25 randstenen waarvan er nu nog 14 behouden zijn.
Bij de opgravingen door Schuldt zijn veel vondsten gedaan. Daaronder stenen bijlen, veel ‘trapeziumvormige pijlspitsen’, barnstenen kralen en diverse bronzen voorwerpen of resten daarvan. Dat wijst erop dat ook dit graf over een langere periode is gebruikt, tot in de bronstijd.

Plattegrond Lancken 1 / S 504 zoals opgemeten en getekend door Sprockhoff in 1931



Sprockhoff 505 / Preetz 3 / Burtevitz 4 [Schuldt] / (elders ook wel Burtewitz 1)
Dit graf (S505) en het volgende (S505a) vormen een interessant koppel. Recent onderzoek [Behrens 2012] laat zien dat ze in uitvoering en oriëntatie bijna identiek zijn (zie afbeelding plattegrond hierna). Verder voldoen beide weer aan de kenmerken die die ook voor de andere graven in dit gebied, en voor vele andere op Rügen, gelden: drie draagstenen en drie afdekstenen, en een ‘windvang’.
S505 is in een slechte staat. De afmetingen zijn 4,5 bij 2 m en is Noordwest – Zuidoost gericht, met de ingang aan het Zuidoosten. De dekheuvel is 9 m in diameter en ongeveer 0,8 m hoog.
(Overigens het onderzoek door Behrens etal geeft een goed beeld van de ontwikkeling en het gebruik van deze graven, en in het algemeen op Rügen, in de loop van het neolithicum en de vroege bronstijd. Te vinden op internet)



Sprockhoff ‘505a’ / Preetz 4 / Burtevitz 3 [Schuldt] / (elders ook wel Burtewitz 4)
Graf S505a is bijzonder interessant omdat het pas in 1969 bij onderzoek door Schuldt als neolithisch gallerijgraf is herkend. Daarvoor werd het beschouwd, én beschermd, als bronstijd grafheuvel. Daarom is het door Sprockhoff niet in zijn catalogus opgenomen. Het lijkt erop dat bij het begin van de bronstijd ook dit graf in gebruik is gebleven en op een gegeven moment is afgesloten en aangepast, zodanig dat het de gebruikelijke vorm van bronstijdgrafheuvel kreeg, met een cirkel van randstenen. Zelfs nog in de vroege middeleeuwen, bij de vestiging van Slavische stammen in dit gebied, hebben er bijzettingen in de heuvel plaatsgevonden.
Zo’n lange en eerbiedwaardige historie hebben echter niet kunnen verhinderen dat in de 70er jaren schade optrad doordat de DDR Volksarmee de grafkamer als schuilhut bij oefeningen gebruikte.
Door de late ontdekking is het graf wel goed bewaart gebleven; zijden van drie draagstenen en drie dekstenen, met opvulling van roodzandsteen tussen de stenen. De kamer afmetingen zijn 3,7 bij 1,8 m, 1,3 m hoog. Het graf is Noordwest – Zuidoost gericht, met de ingang aan het Zuidoosten. De dekheuvel is 12 m in diameter en 2 m hoog. Er is een kring van oorspronkelijk 18 randstenen omheen waarvan er nu nog 13 staan. Ook de karakteristieke ingang, afsluiting met zandsteenplaten en vernauwing met ‘windvang’ is nog goed te zien.
Door zijn goede conservering geeft het een goed beeld van hoe veel graven in dit gebied er hebben uitgezien.




Sprockhoff 506 / Preetz 2 / Burtevitz 1 [Schuldt] / (elders ook wel Burtewitz 2)
Dit graf ligt tussen de twee groepen S501-504 en S505 – 505a in en is jammer genoeg nog tamelijk recent, in 1926, grotendeels gesloopt voor bouwmateriaal. Oorspronkelijk was dit ook een gallerijgraf met wanden van drie draagstenen en drie dekstenen. Toen Sprockhoff het aantrof in 1931 was het alleen nog maar een stapel stenen. Hij heeft het naar beste inzicht gereconstrueerd. Opgravingen door Schuldt in 1969 hebben inderdaad bevestigd dat zijn reconstructie juist was.
De omvang van de kamer was 4 bij 2,2 m, 1,5 m hoog. De kamer was Noordwest-Zuidoost gericht met een ingang in het Zuidoosten. Er waren compartimenten van roodzandsteenplaten en een nauwe toegang met windvang. Er zijn ook hier toen veel vondsten gedaan: barnsteen, pijlpunten, stenen bijlen en skeletresten. Dit graf past daarmee qua vorm en geschiedenis helemaal bij de andere graven hier.



Foto’s Jan Venselaar, 2019
Literatuur
– Anja Behrens, Sabrina Reichler , ‘Neue Grabungsergebnisse zur Baugeschichte trichterbecherzeitlicher Großsteingräber auf Rügen‘; In: M. Hinz/ J. Müller (Hrsg.), ‘Siedlung, Grabenwerk, Großsteingrab. Studien zu Gesellschaft, Wirtschaft und Umwelt der Trichterbechergruppen im nördlichen Mitteleuropa‘. Frühe Monumentalität und soziale Differenzierung 2, 2012, 193 – 209.
– Anja Behrens, ‘The complexity of megalithic graves on the island of Rügen’,
In: M. Furholt/ M. Hinz/ D. Mischka/ G. Noble/ D. Olausson (eds.), ‘Landscapes, Histories and Societies in the northern European Neolithic’, Frühe Monumentalität und soziale Differenzierung 4, 2014, 81 – 90
– Jan Mende, ‘Magische Steine. Führer zu archäologischen Sehenswürdigkeiten in Mecklenburg-Vorpommern‘, Konrad Theiss Verlag 2004 (pg 11)
– Michael Schmidt, ‘Die alten Steinen. Reisen zur Megalithkultur in Mitteleuropa‘, Hinstorf 1998 (pag 38 – 39)
– Ewald Schuldt, ‘Die Großsteingräber von Lancken-Granitz auf der Insel Rügen‘, Bodendenkmalpflege Mecklenburg, Jahrbuch 1971 (1972), pp. 9-84.
– http://bodendenkmalpfleger.de/category/mecklenburg-vorpommern/
– diverse ‘liefhebber-websites’ met informatie over megalithische monumenten.