Gletsjerkrassen, gletsjerbodemstenen, ijskanters zijn maar enkele voorbeelden van zwerfstenen die sporen van transport in landijs tonen. Je hebt ze in soorten en maten, en de transportsporen komen voor op vrijwel alle gesteentesoorten. Het mooist zijn ze op gesteenten die een homogene, fijnkorrelige structuur bezitten. Zandsteen en kwartsiet zijn hiervan goede voorbeelden.
Minder bekend zijn zwerfkeien die een of meer opvallend gebogen, sikkelvormige breuklijnen tonen, vaak in combinatie met gletsjerkrassen en andere breuken. Ze zijn niet zeldzaam, maar je ziet ze pas goed van dichtbij. Het zijn drukbarsten, die getuigen van de enorme krachten die in landijs en daaronder kunnen optreden. Hoewel drukbarsten ook op graniet en gneis voorkomen, zijn ze het duidelijkst op dichte en vooral harde zwerfsteentypen, kwartsieten en kwartsietische zandstenen voorop.

Drukbarsten ontstaan in en onder het ijs als zwerfstenen onder hoge druk tegen elkaar gedrukt worden. Het mooist zijn ze echter op zwerfstenen die over rotsoppervlakken zijn geschoven. Niet zelden is sprake van reeksen achter elkaar liggende sikkel- of hoefijzervormige breuken.
Landijs dat in de Saale-ijstijd zuidwaarts vanuit Scandinavië tot halverwege ons land bewoog, schoof aanvankelijk over massieve, harde rotsgesteenten. Het ijs in de zool van het gletsjerijs was doorspekt met zand, grind en stenen, die stroomopwaarts van de ondergrond waren opgenomen. De losse klasten (grind en stenen) vormden ingevroren in het ijs een vaste massa die heel langzaam schurend en slijpend over de vaste ondergrond bewoog. De snelheid waarmee dit plaats vond was gering. Hooguit enkele tientallen meters per jaar. Dit maakt duidelijk dat de opbouw van de landijskap op Scandinavië een zeer langdurig proces was, waarbij vele tienduizenden jaren verliepen.
Tijdens het voortschuiven kwam het regelmatig voor dat ingevroren zwerfstenen tegen een hindernis op de onderliggende rotsbodem aanliepen. Het was dan buigen of barsten. Ook gebeurde het geregeld dat de stenen in het ijs door de druk losraakten, van positie veranderden en vervolgens opnieuw vastvroren. IJskanters danken hun vlakken met gletsjerkrassen aan dit proces.

Zwerfstenen die gedurende het transport tegen elkaar geperst werden, terwijl de voortstuwende kracht steeds groter werd, liepen drukbarsten op, als ze al niet in stukken braken. Vaak ontstonden er enkelvoudige sikkelbreuken, soms ook reeksen achter elkaar. Het proces waarbij dit ontstaat kun je je het beste voorstellen door met kracht een vochtige vinger op een glad tafelblad te drukken en naar voren te bewegen. Je krijgt dan een beweging die schoksgewijs verloopt. Bij een vergelijkbare beweging over rotsondergrond ontstaan zo reeksen hoefijzervormige barsten. Aan de open einden van de hoefijzervormige breuken kun je de bewegingsrichting van het ijs afleiden.
Het mooist zie je drukbarsten in harde kwartsieten en kwartsietische zandstenen, maar je komt ze ook tegen in bikkelharde kwartsporfieren. Was de beweging van het ijs gering of zelfs tijdelijk afwezig dan ontstonden door statische druk door het enorme gewicht van het ijspakket, rondachtige, elkaar overlappende drukbarsten.

Het mooist zie je drukbarsten aan grote zwerfstenen. Deze kom je op verschillende plaatsen tegen in de keientuin van het Hunebedcentrum in Borger, maar niet alleen daar. In het centrum van Borger liggen in de openbare ruimte een groot aantal zwerfkeien. De grootste ervan ligt op een grasveld opzij van de kerk. De bruinachtige kei is afkomstig uit Emmen. Het is een zogenoemde microkliengraniet uit Zuidwest-Finland. Aan deze kei zijn een paar grote drukbarsten met breukvlakken te zien.
Foto’s en tekst Harry Huisman.
Bent u geinteresseerd in meer verhalen over zwerfstenen dan raden we u aan om ook eens te kijken op www.stenenkijken.nl.