Midden in het bos, tussen Klijndijk en Valthe, vind je een onderduikershol, waar 16 onderduikers tussen 1942 en 11 april 1945 verscholen hebben gezeten. Dankzij de opoffering van het eigen leven van twee helpers hebben zij de oorlog overleefd.
Het begin in 1942
In 1942 moest een zestal Joden uit Emmen onderduiken. Midden in de nacht kwamen ze aan bij een kippenboer in Valthe: Bertus Zefat. Ze werden eerst ondergebracht in één van de kippenhokken achter het huis van Zefat. Deze schuilplaats werd ontdekt en Zefat gaf het advies om onder te duiken in het Valtherbos. Daar groeven ze met behulp van primitief gereedschap een hol in de grond en dekten die af met stammen, takken en bladeren.

“Ol Pieter” ontdekt het hol
Dit hol werd in 1943 bij toeval ontdekt door een oude man die aan de rand van het boos woonde. Hij werd “Ol Pieter” genoemd. Die meldde zijn ontdekking bij de politie. Gelukkig werd Bertus Zefat via de politie op de hoogte gesteld van deze aangifte en hij rende meteen naar het onderduikershol om de onderduikers te waarschuwen en te zeggen dat ze onmiddellijk moesten vertrekken. Dat deden ze ook direct en ze doken onder op verschillende adressen in Emmen en omgeving.



Het nieuwe onderduikershol
500 meter van het eerste werd er een nieuw onderduikershol gegraven in het jonge en dichte bos. De onderduikers werden al die tijd door een groep van helpers voorzien van eten en drinken. Bertus Zefat was degene die alles aanstuurde en regelde.
Hoe brachten de onderduikers hun dagen door?
Het allerbelangrijkste was natuurlijk om te zorgen dat ze niet werden ontdekt. Bij alles wat ze deden buiten het hol moesten ze er heel goed op letten om alle sporen uit te wissen. Twee van de onderduikers waren bij toerbeurt belast met het uitwissen van de sporen. Alles werd weer bedekt met bladeren, dennennaalden en takjes. Elk geknakt takje werd zorgvuldig afgesneden en het snijvlak ingewreven met zand zodat het verse hout niet zichtbaar was. Als er sneeuw was gevallen waren sporen natuurlijk extra goed zichtbaar en moesten ze nog voorzichtiger zijn. Ze gingen dan geen water halen uit de put die ze hadden gegraven, maar verzamelden sneeuw in emmers die daarna werd gesmolten. Daarnaast was er de zorg voor het eten en drinken. Ze waren afhankelijk van wat de helpers kwamen brengen of voor hen klaarzetten. Er was een kacheltje in het hol, dus er kon worden gestookt. Gekookt werd er op petroleum, zodat daar geen rook bij vrijkwam.
Er waren bedden gemaakt met behulp van stro en daarop lagen dekens. Het woon- en slaapgedeelte was van elkaar gescheiden. Op enige afstand van het hol was een apart toilet: een gat in de grond. Dat was gecamoufleerd met een vlechtwerk van takken en bladeren.
Natuurlijk waren ze bang om toch te worden ontdekt. Er werd in het bos gewerkt en soms kwamen de bosarbeiders angstig dicht bij. Soms waren er schoolklassen in het bos, maar blijkbaar was het hol zo goed gecamoufleerd dat het door die groepen nooit is gevonden.
Bertus Zefat werd verraden en doodgeschoten
Op 27 juli 1944, vroeg in de morgen werd Bertus Zefat bij zijn eigen huis gearresteerd. Iemand had hem verraden. Hij weigerde bij de ondervraging ook maar iets los te laten. Hij werd diezelfde morgen nog door een Duitse soldaat achter zijn huis doodgeschoten. Na zijn dood werd de hulp door anderen voortgezet. Daarbij was ook Aaltje Zefat, de weduwe van Bertus. Bij de overval op het huis van Bertus was ook Jan Hendriks, een van de helpers, gearresteerd. Hij werd meegenomen naar het beruchte Scholtenshuis in Groningen. Daar werd hij op beestachtige wijze ondervraagd en mishandeld, maar ook hij heeft niets losgelaten over de onderduikers.
“Wij leven door Bertus Zefat en Jan Hendriks”
Hoe weten we dat Jan Hendriks niets heeft losgelaten? Ab van Dien, één van de onderduikers, omschreef het zo: “Wij weten niets, alleen dit ene dat hem op één lijn stelt met Bertus: hij zweeg. Dit weten wij omdat we leven. Wij leven door Bertus Zefat en Jan Hendriks. Jan Hendriks werd naar concentratiekamp Neuengamme bij Hamburg gebracht en stierf tijdens het uitvoeren van dwangarbeid in een kamp daar in de buurt.
“De opgejaagden”
Ab van Dien, één van de onderduikers schreef een boek over het onderduikershol, zijn bewoners en de helpers. Het heet “De opgejaagden”. Hij beschrijft hoe de onderduikers in het hol verbleven tot 11 april 1945, één dag na de bevrijding van Emmen. Op 11 april werd ook het gebied bij Klijndijk en Valthe door Poolse geallieerden bevrijd.
Helpers
Ab van Dien trouwde met Gien Warringa, één van de helpers. Een ander helper is Aaltjo Oldenburger. Hij is rond de twintig als hij in aanraking komt met de onderduikers in het bos. Hij krijgt in januari 2013 in Valthe de Yad Vashem onderscheiding van de Israëlisch ambassadeur. De Yad Vashem medaille is een onderscheiding die wordt uitgereikt aan niet-Joden die tijdens de Tweede Wereldoorlog Joden hebben geholpen met onderduiken, ontkomen en overleven. Een bijzonderheid is nog dat er in het Valtherbos de “A-boom” staat. Aaltjo Oldenburger heeft, om altijd het pad naar het onderduikershol te kunnen vinden een “A” in een boom gekerfd. Hij deed dat met een schaar, die hij als stoffenhandelaar altijd bij zich had. De plaats van de A-boom staat vanaf het onderduikershol aangegeven.


Locatie:
52.83332 6.87420
Bronnen:
“De Opgejaagden” Auteurs : A van Dien, J Withaar ISBN : 9789075115697
(te koop bij Plaatselijk Belang Valthe – www.valthe.nl )
Informatie van Henk van der Veen
Informatie van Willy Weerman
Extra informatie:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Onderduikershol_(Valthe)
Beste mensen,
Kun je hier zo naar thoe is er een bezoekers info? Of kunnen we telefonisch contakt opnemen?
Met vriendelijke groet Jurjen dijkstra
Ja hoor, je kan er zo naartoe.
Het is een paar 100m ten zuidoosten van hunebed D35.
Mvg, Anton