Ontdekken hoe de wereld eruit zag van onze voorouders.
Naast dat archeologen weten hoe en waar mensen vroeger woonden, kunnen archeologen ook te weten komen wat voor planten er groeiden en wat de mensen vroeger aten. Eén van de specialistengroepen die hier onderzoek naar doen zijn archeobotanisten. Zij zijn gespecialiseerd in plantaardig materiaal. Ondanks de kwetsbaarheid van organische resten kunnen plantenresten bewaard blijven onder speciale omstandigheden zoals in grondwater, gemineraliseerd, verkoold, in zout of permafrost.

Een deel van de botanisten kijkt naar macro-plantresten: stengels, wortels, bladeren, vruchten en met name zaden. Dit onderzoek kan een beeld geven over het dieet van de mens, maar ook over de vegetatie. De specialist probeert de plantenresten te determineren op soort en maakt daarbij onderscheid tussen wilde planten en gebruiksplanten. Wilde planten geven een beeld van de vegetatie in de omgeving. Gebruiksplanten geven aan hoe de mens leefde en hoe de voedselpatronen eruit zagen. De gecultiveerde gebruiksplanten zijn gedomesticeerde planten die van nature niet voorkomen, denk aan granen en peulvruchten. Ongecultiveerde gebruiksplanten komen van nature voor en worden verzameld en gebruikt door de mens, denk aan wilde groenten, vruchten, noten en kruiden. In deze aflevering spreken we met de marco-archeobotanist van RAAP.
Er zijn ook botanisten die zich specialiseren in microresten; oftewel de pollen van planten. Wil je hier meer over weten? Oda Nuij, werkzaam als pollenanalist bij het archeologische onderzoeksbureau RAAP vertelt over haar werk in deze podcast. Ze legt uit wat we weten door het analyseren van prehistorische pollen.
Deze publicatie en film maakt deel uit van het project Oerschool en oeracademie (met projectnummer NWA.1397.201.001 van het onderzoeksprogramma NWA Wetenschapscommunicatie 2020 dat (mede) is gefinancierd door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).
