In deze rubriek gaat het meestal over zaken die verband houden met de Hondsrug en het Hondsrug-gebied, zoals zwerfstenen, bodemlagen en ijstijdverschijnselen. Deze keer gaat over een bijzonder zeldzaam fossiel, dat ook nog eens het oudste is dat ooit in ons land is gevonden.
Voor de vondstgeschiedenis richten we de blik een aantal kilometers verderop naar het oosten, over de provinciegrens heen, naar Westerwolde in Oost-Groningen. Vergelijkbaar met het Hondsruggebied vind je in de ondergrond van Westerwolde dikke lagen met rivierzand. Deze bodemlagen zijn net als in Oost-Drenthe in de voorlaatste Saale-ijstijd, zo’n 170.000 jaar geleden, door de stuwende werking van het landijs opgedrukt, vervormd en geplooid. Bij Finsterwolde bijvoorbeeld, liggen in een oude zandgroeve zandlagen uit het Plioceen dicht onder het oppervlak, die zo’n 4 miljoen jaar geleden in een ondiep randgedeelte van de toenmalige Noordzee door de Eridanos-rivier zijn afgezet. Elders liggen deze zandlagen op zo’n 100 meter diepte.

Bij Sellingerbeetse in Westerwolde wint men al tientallen jaren lang zand. Zandzuigers halen het van diepten tussen vijf en meer dan twintig meter naar boven. Het opgezogen zand wordt gezeefd en in verschillende kwaliteiten als bouw- en laboratoriumzand verkocht. In het zand komt ook grind voor, vergezeld van zwerfstenen van noordelijke herkomst. Hierin zijn fossielen te vinden.
Sporenfossielen
In noordelijke zwerfstenen kom je weinig fossielen tegen, behalve op plaatsen waar kalkstenen in de keileem voorkomen. Op de meeste plaatsen in Groningen en Drenthe zijn die door verwering en oplossing verdwenen. Weinig fossielen klopt dus, maar het is maar net hoe je fossielen definieert. Gaat het om afdrukken en levenssporen, dan zijn deze in noordelijke zwerfstenen algemeen te vinden. Denk maar aan buizenzandsteen (Skolithos). Deze geelwitte tot geelbruine zandsteen met zijn dicht opeen staande, verticale buisjes is in het Hondsruggebied niet moeilijk te vinden. De buisjes in de steen waren oorspronkelijk holle woonbuizen. Ze staken met hun opening iets boven het zeebodemoppervlak uit. Men denkt dat de buisjes door worm?-achtige organismen uit zandkorreltjes en slijm werden opgebouwd, vergelijkbaar met die van Sabellaria wormen. Deze laatste vormen op de Noordzeebodem dicht opeenstaande kolonies. De woonbuizen van Skolithos moeten destijds ook uitgestrekte kolonies hebben gevormd. Of de bouwers ervan wormen waren, is niet bekend. Van de dieren zelf is niets bewaard gebleven.


Levenssporen in zwerfstenen noemt men ichnofossielen, van het Griekse ichnos = ‘spoor’. Ze worden weliswaar onder de fossielen gerangschikt, maar vormen geen echte fossielen. Zo voelt het tenminste. Ichnofossielen zijn sporen die dieren in en op de zeebodem achtergelaten hebben. Behalve buizenzandsteen zijn onder noordelijke zwerfstenen nog andere sporenfossielen te vinden. Het U-vormige graafspoor van Diplocraterion, die als noordelijke zwerfsteen vrij veel voorkomt, herinnert nog het meest aan graafgangen van onze wadpier (Arenicola maritima). Aan de achterkant van het museumgebouw in het Hunebedcentrum ligt buiten opzij van de deur een bijzonder grote Balka-zandsteen. Deze zit aan de bovenkant vol met ‘kraaienpootjes’. Dit zijn de dwarsdoorsneden van de U-vormige graafgangen van Diplocraterion. De grijswitte zandsteen is gevonden bij Grolloo en is afkomstig uit de omgeving van het Deense eiland Bornholm. De levenssporen in deze steen zijn zo’n slordige 535 miljoen jaar oud!



Xenusion auerswaldae
Het fossiel waar het in dit verhaal om gaat, is een afdruk in zandsteen van een deel van een gelede (=gesegmenteerde) worm. Op een determinatiemiddag in het museum kreeg ik het steentje onder ogen. Een Duitse kennis van mij uit Haren in Duitsland had het fossiel gevonden op een grindhoop in een zandzuigerij bij Sellingerbeetse in Oost-Groningen. Toen ik de merkwaardige afdrukken van een zevental naast elkaar gelegen ‘pootjes’ zag, besefte ik dat we waarschijnlijk met een afdruk van Xenusion te maken hadden, een zeer bijzonder fossiel, waarvan in Europa vermoedelijk niet meer dan vier exemplaren gevonden zijn; alle in zwerfstenen.

Het eerste exemplaar van Xenusion is rond 1935 gevonden bij het dorp Sewekow, ten noordoosten van Wittstock in Mecklenburg in Duitsland. Het fossiel kwam tevoorschijn bij tuinwerkzaamheden. Het fossiel is beschreven door de paleontoloog J.F.Pompecki, die het de naam ‘Xenusion auerswaldae’ gaf. Xenusion betekent ‘vreemd wezen’. De 8,5cm lange afdruk zat in een bruinviolet/wit gelaagde Kalmarsund-zandsteen.

Kalmarsund-zandsteen is van Laat-Precambrische/Vroeg-Cambrische ouderdom. Onder noordelijke zwerfstenen is deze zandsteen niet zeldzaam. Ook in het Hondsrug-gebied zijn verschillende Kalmarsund-zandstenen gevonden. Kalmarsund-zandsteen is aan zijn opvallende bruinviolette en geelwit gelaagde structuur makkelijk te herkennen. Deze zandsteensoort komt voor in een strook van 5 bij 10 kilometer langs de oostkust van Smaland in Zuid-Zweden. Het gesteente vormt de bodem van de smalle Kalmarsund tussen het Zweedse vasteland en het eiland Öland.
Het fossiel van Sewekow toont een afdruk van de bovenkant van een wormachtig dier. Het bestaat uit een relatief smal gesegmenteerd lichaam met daarop knobbels waarop stekels hebben gezeten. Uit elk van de negen segmenten zitten aan weerszijden twee taps toelopende, gelede pootjes. Het kopeind van het dier ontbreekt. Men vermoedt dat de fossiele afdruk oorspronkelijk zo’n 20cm groot moet zijn geweest.
In Zweden was dit fossiel onbekend, vandaar dat het na zijn ontdekking de naam Xenusion kreeg. Dit betekent vreemd wezen. De soortnaam auerswaldae komt van de abdij Heiligengrabe bij Wittstock, waar de Berlijnse geologieprofessor F.Solger de steen met de afdruk ontdekte. Met deze naam eerde hij stiftsdame Frl. Von Auerswald, die verder onderzoek aan het fossiel mogelijk maakte. De Xenusion van Wittstock bevindt zich momenteel in de collectie van het Naturkundemuseum in Berlijn
In 1978 is op het eiland Hiddensee bij Rügen in Duitsland door een echtpaar uit Halle een nog iets groter exemplaar gevonden, ook in Kalmarsund-zandsteen. Deze afdruk telt weliswaar slechts 11 segmenten, maar is wel groter (11cm) dan die van Sewekow.

Xenusion was een worm-achtig organisme. Gesegmenteerde ofwel gelede wormen (Onchoporen) komen vandaag de dag nog voor in Nieuw-Zeeland. Peripatus is een soort die daar voorkomt. Een verwante soort is Oroperipatus, die in Equador leeft. Fluweelwormen, zoals deze dieren ook wel genoemd worden, bezitten overeenkomsten met Xenusion. Punt is wel dat Peripatus en Oroperipatus landdieren zijn. Ze leven op bosbodems. Xenusion was een dier dat in een ondiepe zee leefde. Verwanten van dit merkwaardige wormachtige organisme zijn ook gevonden in de bekende Midden-Cambrische Burgess-schalie in Canada.

Het zandsteenfossiel van Sellingerbeetse in Groningen is klein, niet meer dan zo’n 7cm. Ook is het geen Kalmarsund-zandsteen. Het is een ander grijsachtig, dicht zandsteentype. De precieze herkomst van dit zwerfsteentje, mogelijk ook Zuid-Zweden, is daardoor niet bekend. Het fossiel toont zeven afdrukken van geringde, stompe pootjes. Het fossiel van Sellingerbeetse is op een bijeenkomst van de Duitse Gesellschaft für Geschiebekunde besproken, waar mijn determinatie dat het om een Xenusion zou gaan, bevestigd werd. Het is voor zover bekend de enige vondst in Nederland, en is daarmee niet alleen het oudste, maar tegelijk ook het zeldzaamste fossiel onder noordelijke zwerfstenen.
Bijzonder is dat Xenusion alleen in zwerfstenen gevonden is. In de Kalmarsundzandsteen in Zuid-Zweden is het tot dusver niet aangetroffen.






