Zwerfsteenstromatoporen zijn in ons land voornamelijk van noordelijke herkomst. Ze komen in twee duidelijk van elkaar gescheiden vondstgroepen voor: in verkiezelde vorm in het grind van Vroeg-Pleistocene rivier-afzettingen, merendeels in het oosten en noordoosten van ons land en als kalksteenfossiel in keileemafzettingen uit de Saale-ijstijd.
In zwaar verkiezelde toestand komen stromatoporen als zogenoemde ‘lavendelblauwe verkiezelingen’, samen een reeks andere voornamelijk Ordovicische verkiezelde fossielen voor in uitgehord grind in zandzuigerijen in Noord- en Oost-Nederland.
Zwerfsteenvondsten van lavendelblauw verkiezelde stromatoporen

Van de zijkant gezien toont deze paddestoelvormige stromatopoor een grof gelaagde bouw. De onderbrekingen zijn het gevolg van het afsterven van grote delen van het weefseloppervlak van de spons. Het sponsweefsel lag als een dunne gelei-achtige laag over het kalkskelet. Weefsel-afsterving bij stromatoporen en ook bij tabulate koralen en trepostomate bryozoën is een veel voorkomend verschijnsel. Vanuit de nog levende delen op het oppervlak, heeft het sponsorganisme afgestorven delen opnieuw gekoloniseerd. De structuur van deze stromatopoor komt overeen met die van Pachystylostroma.

De bobbels op de bovenzijde zijn mamelonen. Op de toppen ervan bevonden zich de uitstroomopeningen van deze sponsachtige organismen.

Ondanks dat verkiezelde stromatoporen soms goed bewaard zijn gebleven, zijn ze niet op naam te brengen. Het kegelvormige fossiel hierboven lijkt veel op een Nodulipora, een tabulate koraal, maar heeft met deze echter niets te maken.
Vroeg-Pleistocene zanden van de Eridanos
De zandafzettingen waar deze fossielen als grindstenen in voorkomen, zijn door Vroeg- en Midden-Pleistocene rivieren voornamelijk in het midden- en noorden van ons land afgezet. Vooral de Vroeg-Pleistocene oerrivier Eridanos en zijrivieren hebben veel sediment uit het noorden van Scandinavië en het noordwesten van Rusland naar ons land vervoerd. Echter, het voorkomen van lavendelblauwe verkiezelingen in zowel Vroeg- als Midden-Pleistocene rivierafzettingen maakt duidelijk, dat zeker een deel ervan geremanieerd moeten zijn. Dit wil zeggen dat deze fossielen één of meerdere keren door rivierwater zijn verspoeld en elders weer afgezet.




Zo’n vier miljoen jaar geleden, tijdens het Laat-Plioceen bereikte de Eridanosdelta wat nu Noordoost-Nederland is. In het ondiepe randgedeelte van de Noordzee werden dikke pakketten fijn wit kwartszand afgezet. In het Vroeg-Pleistoceen werden door verslechterende klimaatsomstandigheden vooral grote hoeveelheden grof kwartszand met grind aangevoerd.

Op de foto zijn de kleurverschillen van de sedimenten die hier dagzomen opvallend. Op de voorgrond het Rode klif, bestaande uit roestood verweerde keileem en dito smeltwaterzanden. Op de achtergrond scheef gelaagde Eridanos-zanden. Deze noemt men in Duitsland ‘Kaolinsande’. De scheve gelaagheid komt doordat hier delen van de oude delta-afzettingen van de Eridanos ontsloten zijn.

De zandafzettingen op Sylt geven blijk van een verwilderd riviersysteem met talrijke ondiepe zijtakken, zand- en grindbanken. De wisselende stroomsnelheden, verandering van stroomrichting plus de aanvoer van veel sediment, is oorzaak van snel veranderende sedimentatie-omstandigheden, waaronder erosie van eerder afgezet materiaal. Hierdoor ontstond het zeer onrustig beeld van de zandafzettingen.
Lavendelblauwe verkiezelde fossielen zijn al vanaf het Mioceen, samen met een grote hoeveelheid kwartszand en grind, door rivieren uit Scandinavië en het noordoosten van het huidige Rusland zuidwaarts getransporteerd. In Miocene bruinkoolzanden in de Lausitz, in het oosten Duitsland, komen ze al voor. Het bekendst en ook in grootste sortering worden lavendelblauwe verkiezelingen gevonden in Pliocene ‘Kaolinzanden’ in het noorden van Duitsland.
Jarenlang werden in zandgroeven en op de stranden op het Duitse eiland Sylt veel verkiezelde fossielen gevonden. Ook op een aantal andere locaties in Noord-Duitsland zijn lavendelblauwe verkiezelingen gevonden. Geërodeerd en verspoeld komen deze verkiezelingen in vrij grote aantallen voor in smeltwaterzanden uit de Elster-ijstijd. De inmiddels gesloten zandzuigerij bij het Nije Hemelriek bij Gasselte in Drenthe stond er om bekend. Ook elders op de Hondsrug en in smeltwaterzanden (Sandr) in het Emsland in Duitsland komen ze in sterk beschadigde toestand regelmatig voor.
De harde, chemisch robuuste verkiezelingsvorm heeft er voor gezorgd dat lavendelblauw verkiezelde fossielen de slijtageslag naar ons land hebben overleefd. Bij sommige tabulate koralen en stromatoporen is zelfs de oorspronkelijke kolonievorm bij deze fossielen bewaard gebleven.

De foto toont het bovenaanzicht van deze tabulate koraal. De dichte pakking van koraalbuisjes doet aan een honingraat denken.

Zijaanzicht met verticale koraalbuisjes. Deze zijn door dwarsplaatjes (=tabulae) onderverdeeld.

Stromatoporen van het genus Ecclimadictyon bezitten in zijaanzicht een fijn maaswerk van onregelmatig rechthoekige en ietwat golvende structuurtjes. Vaak verlopen de skeletstructuren enigzins zigzag. Soms is het skelet sterk geplooid door de aanwezigheid van mamelonen.

De kleur van lavendelblauwe verkiezelingen varieert nogal. Overheersend zijn blauwgrijze, donkerblauwe tot bijna zwarte verkiezelingen. Witte, grijze en grijsbruine tinten komen ook voor.
De verkiezelde fossielen zijn variabel van kleur, van bijna wit, grijs, blauwgrijs tot bijna zwart. In de meeste gevallen zijn de fossielen beschadigd en sterk afgerold. Meestal worden koloniefragmenten gevonden, afkomstig van sterk verkiezelde buitendelen van oorspronkelijk grotere koraal- en stromatoporenkolonies.
Is het determineren van verkiezelde tabulate koralen niet makkelijk, het herkennen van van verkiezelde stromatoporen is nog een slag moeilijker. Door de sterke verkiezeling zijn bij deze fossielen veel details verloren gegaan. Zwerfsteenvondsten van lavendelblauw verkiezelde stromatoporen
Zwerfsteenvondsten van lavendelblauw verkiezelde stromatoporen
Uit vondsten blijkt dat het verkiezelingsproces zich bij deze fossielen al moet hebben voltrokken in de kalksteenpakketten, waarin ze voorkwamen. Bij verwering van deze kalksteenafzettingen, vooral tijdens het Krijt en het Tertiair, bleven de verkiezelde stromatoporen als verkiezeld residu over. Doordat ze uit silica bestaan zijn deze verkiezelde fossielen chemisch zeer resistent. Vervolgens maakten de verkiezelingen fossielen jaren deel uit van een dik verweringsdek, dat grote delen van Noord-Scandinavië en aangrenzend Rusland bedekte. Dit verweringsdek is chemisch sterk verweerd waardoor vrijwel uitsluitend verkiezelingen, kwartsgrind en dito zand overbleven.
Zwerfsteenvondsten van lavendelblauw verkiezelde stromatoporen
Door het gemis aan duidelijk herkenbare skeletstructuren zijn de sterk verkiezelde lavendelblauwe stromatoporen bij verzamelaars niet populair. Toch loont het de moeite de vondsten meer nauwgezet te bekijken. Hierbij is een loep vaak niet voldoende. Met een binoculair zijn sterkere vergrotingen mogelijk. De fijne skeletstructuren zijn dan beter zichtbaar. Ecclimadictyon en Clathrodictyon zijn veel voorkomende soorten in het Pleistocene grindgezelschap.
Zwerfsteenvondsten van mogelijke stromatoporomorfen uit het Mesozoïcum

Op het oppervlak van deze stromatopoor zijn een vijftal relatief grote stervormige structuren zichtbaar. Ze vormen verhevenheden op het oppervlak. Het zijn astrorhizae, afdrukken in het skelet van uitstroomsystemen, die in het sponsweefsel erboven aanwezig waren. De structuren en kleuren van dit fossiel zijn digitaal aangezet om deze duidelijker zichtbaar te maken. Het verkiezelde fossiel vormt een deel van een groter exemplaar, dat langs een latilamina-vlak is gebroken.
Kalksteenstromatoporen
Stromatoporen zijn als kalkzwerfsteen talrijk in keileemafzettingen in Noord-Nederland te vinden. Ook het sortiment is groter als onder lavendelblauwe verkiezelingen. Ze zijn vooral bekend van de noordelijke Hondsrug, bij Groningen en Haren. In de keileem daar zijn het zeer veel voorkomende fossielen. Ook in de kalkrijke keileem bij Gieten en in Emmen zijn talrijke stromatoporen gevonden.
Zwerfsteenvondsten van kalksteen-stromatoporen

De dichte kalkskeletten van dit genus zijn in onverweerde toestand vaak bruin gekleurd. Alleen als de fossielen zijn geëtst, is er bij deze soorten iets van skeletstructuur te zien.

Stromatoporen uit onverweerde keileemafzettingen zijn normale gletsjerkeien. Dat betekent dat door afschuring meestal weinig van de oorspronkelijke kolonievorm overgebleven. Zwerfsteen-stromatoporen vormen vaak massieve knolvormige fossielen met heel weinig zichtbare skeletstructuren. Dat maakt deze fossielen bij zwerfsteenliefhebbers niet geliefd. Men kan er weinig mee, is de heersende mening. Ten onrechte.
In kalkige toestand zijn stromatoporen aan hun compacte, knollige vorm en aan hun egaal witte, geelachtige tot bruine kleur te herkennen. Het zijn dichte, harde kalkstenen, die op het breukvlak een ietwat spekachtige of vettige glans vertonen. In verweerde toestand kleuren ze wit en valt vooral de concentrisch gelaagde skeletstructuur op. De meeste vondsten tonen echter weinig tekening. Alleen als ze nat zijn valt aan de kalkstenen soms een vaag zichtbare, zeer fijne rechthoekige maasstructuur te herkennen. Geen kenmerken dus die borg staan voor een vlotte herkenning.

Oorsprongsgebied van kalkige zwerfsteen-stromatoporen
Zwerfsteenstromatoporen zijn per definitie losse objecten. De kalkafzettingen waaruit ze afkomstig zijn, bestaan (deels) niet meer. Wel is duidelijk dat veruit de meeste zwerfsteen-stromatoporen uit het Oostzeegebied komen, grofweg tussen het Zweedse eiland Gotland en het vasteland van Estland. De fossiele skeletten zijn van Ordovicische en Silurische ouderdom, maar onbekend is uit welke lagen de hier gevonden fossielen precies stammen.


Vooral de Silurische afzettingen op de Oostzee-eilanden Gotland, Saaremaa en Hiiumaa zijn bijzonder rijk aan stromatoporen. Afhankelijk van het type afzetting tonen ze uiteenlopende vormen: afgeplat, halfbolvormig, peervormig tot konisch in mergelige afzettingen. In rifkalken zijn de stromatoporen veel onregelmatiger van vorm en meestal ook veel groter. Uit onderzoek blijkt dat de soortassemblages in de afzonderlijke laageenheden verschillen. Sommige soorten zijn beperkt tot één afzetting, andere daarentegen zijn ‘doorlopers’. Over en weer bestaan in het sortiment stromatoporen op beide eilanden veel overeenkomsten, waardoor laageenheden op basis van hun inhoud aan deze fossielen met elkaar kunnen worden vergeleken en gecorreleerd.


Een ander gegeven is dat uit de kalkafzettingen in het Oostzeegebied in de loop van de tijd zeer veel stromatoporen zijn beschreven. Van sommige soorten, die onder verschillende namen door het leven gaan, is inmiddels duidelijk dat deze tot dezelfde soort moeten behoren. Bij weer andere is de status niet zeker, omdat de taxonomische kenmerken waarop de soortbeschrijving is gebaseerd, van twijfelachtige waarde zijn. Omdat het zelfs tot voor kort niet bekend was wat voor organismen stromatoporen waren, was het niet mogelijk aan te geven welke skeletelementen van werkelijk taxonomisch belang zijn. Bij morfometrische onderzoekingen is in het recente verleden te veel waarde toegekend aan kleine onderlinge verschillen, met als gevolg dat een woud aan soorten is ontstaan, net als bij trepostomate bryozoën en tabulate koralen.

Subtiele verschillen in skeletstructuur waren in het (recente) verleden vaak reden om nieuwe soorten te onderscheiden. Dit was niet alleen het geval bij tabulate koralen en trepostomate bryozoën, ook bij stromatoporen zijn soorten onderscheiden die deze status eigenlijk niet verdienen.

Sommige stromatoporen zijn opgegroeid in symbiose met andere organismen. Rugose koralen (Palaeophyllum) en een fijngebouwde tabulate koraal Syringopora affabilis komen het meest voor. Door verwering zijn de openingen van de smalle koraalbuisjes van Syringopora goed te zien.
Stromatoporen van Gotland en de Estische eilanden
Hoewel niet eenvoudig, is het goed mogelijk om onze zwerfsteen-stromatoporen op genusniveau te vergelijken met de beschrijvingen van stromatoporen van Gotland en Estland. Voor de Groninger kalksteenexemplaren ligt de vergelijking met die uit Estland voor de hand. De keileemafzettingen in het Hondsruggebied, waarin ze vooral gevonden worden, zijn namelijk van Oostbaltische samenstelling.
Stromatoporen van Gotland (Oostzee)

In mergelijke afzettingen komen in hoofdzaak knollige, halfbolvormige tot hoedvormige groeivormen voor van zowel stromatoporen als tabulate koralen.

De talrijke stervormige patronen op het oppervlak van deze stromatopoor geven de plaatsen aan, waar zich in het bedekkende sponsweefsel uitstroomsystemen bevonden. De smalle stervormig vertakte groefjes markeren kanaaltjes in het weefsel waarlangs afgewerkt zeewater door het sponsorganisme werd afgevoerd.
Westbaltische stromatoporen – dat zijn stromatoporen die uit de omgeving van Gotland en eventueel van het Zweedse vasteland afkomstig zijn – komen op de noordelijke Hondsrug en zuidelijker bij Gieten en Emmen niet voor. Desondanks blijkt er onder de Hondsrugzwerfstenen en ook onder stromatoporen die uit zandgraverijen bij Haddorf/Neuenkirchen in Duitsland een grote mate van overeenkomst te bestaan met stromatoporen die van Gotland bekend zijn. Soortbeschrijvingen op basis van Gotlandvondsten zijn bij het determineren van zwerfsteenstromatoporen goed te gebruiken. Dit maakt het determineren een stuk makkelijker, omdat veel publicaties van Oost-Baltische stromatoporen nog uit de tijd van de Sovjet-Unie dateren en daarom in het Russisch zijn geschreven. Het lezen van die literatuur is niet voor een ieder van ons mogelijk.
Voor meer informatie over zwerfsteenfossielen en zwerfstenen in het algemeen kunt u kijken op de website van Harry Huisman www.stenenzoeken.nl