In Frankrijk hebben gekerstende megalithische monumenten een speciale benaming: dolmen christianisé en menhir christianisé. Het gaat om dolmens of menhirs waarop een kruis is geplaatst of is ingekerfd, of megalieten die zijn geïntegreerd in kerken of omgebouwd tot kapellen. In landen aan de Atlantische kust werden deze gekerstende stenen ook bij religieuze diensten en processies betrokken.
Gekerstende megalithische monumenten zijn door heel Europa te vinden. Al eerder schreef ik hier een artikel over: gekerstende stenen. Maar er valt nog veel meer te vertellen, daarom een tweede deel wat naar enkele megalieten op het Frans grondgebied kijkt.

De menhir Men-Marz is minstens twee keer gekerstend. Deze megaliet van ongeveer 8,5 meter hoogte staat nog altijd overeind, terwijl de meeste andere menhirs gedeeltelijk begraven zijn. De Bretonse benaming kan vertaald worden met ‘steen van het mirakel’ of ‘wondersteen’. Het draagt niet alleen een granieten kruis bovenop, maar ook een gegraveerd kruis op de zuidoostelijke hoek, ongeveer 1,5 meter van de grond. De steen wordt geassocieerd met vele legendes. Volgens een van de legendes beval Saint Paul Aurélien de zee, die het land van zijn abdij en dat van zijn zus verwoestte, te stoppen en nooit de grens te overschrijden die was gesteld door de steen die was gegooid door zijn zus (de steen ligt 100 meter van de kust).
Eeuwenlang was het lokale gebruik dat de meisjes een steen op de menhir kwamen gooien. Als de steen bleef steken in de inkeping, op het bovenste deel van de gigantische steen, zouden ze dat jaar trouwen. Dit verhaal wordt ook in een iets andere vorm verteld: jonge pasgetrouwde stellen gaan naar de steen gaan en werpen een kiezelsteen. Als de kiezelsteen landt en op de richel blijft liggen, dan zullen ze een erfgenaam hebben voordat het jaar om is. Tot op de dag van vandaag komen pasgetrouwde stellen na de huwelijksceremonie naar deze menhir (dit komt bij diverse megalieten voor, zie ook trouwen bij een megaliet).
De menhir de Saint-Duzec is ongeveer acht meter hoog en drie meter breed. Dit maakt het de grootste menhir van Frankrijk met christelijke symbolen. Het beeldhouwen (door de jezuïetenpriester en Bretonse orthograaf Julien Maunoir (1606-1683), ook bekend als de “apostel van Bretagne”) vond plaats in 1674 als een oorlogsverklaring aan het zogenaamd herlevende heidendom. De getransformeerde menhir zou als station in processies worden opgenomen. Bovenop draagt het een kruisbeeld. Aan de zuidkant zijn, afgezien van de maan en de zon, taferelen van aanbidding en de instrumenten van de Passie of Arma Christi (hamer, spijkers, zweep en andere) uitgehouwen. Tot ver in de 20e eeuw was de katholieke menhir versierd met gekleurde barokke beschildering aan de altaarzijde, maar de tekening is niet meer te zien op het gladde gele graniet door verwering.
Vlakbij de menhir de Saint-Duzec ligt een andere gekerstende menhir: de menhir van Saint-Samson. Minder imposant, maar ook verbonden met folkore. Het is 1,85 meter hoog met een breedte van 0,50 tot 0,60 meter aan de basis en 0,10 tot 0,15 meter aan de top. De fallische vorm van de menhir leidde waarschijnlijk tot kerstening door een klein vierkant kruis (dat erin was uitgehouwen aan de zuidoostkant op een hoogte van 1,35 meter). Folklore schrijft de menhir toe met het vermogen om de mannelijke en vrouwelijke vruchtbaarheid te vergroten door over de steen te wrijven. Hetzelfde geldt voor zieke mensen die weer gezond willen worden.
Veel megalieten werden gebruikt als kruispuntmarkering. Vaak zijn deze menhirs of dolmen gekerstend door de toevoeging van een kruis of eenvoudigweg door de insnijding van een christelijk symbool. Verschillende kerkraden hebben gepoogd deze heidense monumenten te vernietigen, maar soms werd er voor gekozen hun bestemming te veranderen (religieus syncretisme). Vaak werd er een kruis geplaatst op de megaliet, dit komt veelvuldig voor in Bretange. Ook in andere delen van Europa kan men dit aantreffen.
Vaak zijn er volksverhalen verbonden aan de menhir, dolmen of het kruispunt. Zo ook bij de menhir van het Bronzen Kruis in de regio Auvergne-Rhône-Alpes. Voorheen werd dit het Bronzo, Brouzio of Bronzeau-kruis genoemd. Dit kruis is op een ‘kwaadaardig kruispunt’ geplaatst om pech af te weren. Het woord Brouzo betekent een heks of een boze geest. Het staat bekend als een voormalige ontmoetingsplaats voor tovenaars en wolvenleiders.
Het kruispunt is een plaats van samenkomst en ook een plaats van afbakening op het platteland: van percelen, leengoederen, gemeentelijk land. Het kruispunt roept symbolisch een keuze op waarvoor men gemakkelijk de verkeerde richting kan inslaan en daardoor onder de heerschappij van kwade machten valt. Als symbool van eigendomsafbakening wordt het geassocieerd met de behoefte aan bescherming. Op het kruispunt wordt vaak een offer aan de goden gebracht, vaak voedseloffers.
Het is op het kruispunt dat processies – met als doel de aanroeping van goddelijke bescherming of van heiligen – op natuurlijke wijze ophouden. Sommige kruizen worden gebruikt als plaats van pauzes tijdens processies of rogaties waar de pastoor aan het hoofd, uitgerust met een processiekruis, stopt om de weiden en velden te zegenen en om goede oogsten op te roepen.

Niet altijd werd een kruis geplaatst op (of vlakbij) de megaliet. De menhir de Pierre Frite in Loire-Atlantique heeft een nis gekregen voor een Mariabeeld. Volgens de legende ligt er onder deze menhir een schat begraven. Een tweede menhir werd in 1996 ontdekt door J. Luce (ongeveer 900 meter ten zuidwesten van Pierre Frite) en kreeg de naam Pierre Frite II.
De “Megalithe de la Pierre qui Vire” in het bos van Morvan, beschouwd als een druïdische plaats van aanbidding, werd gekerstend door een Mariabeeld van de abdij Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire. De naam kan vertaald worden met wankele steen, roterende steen, draaiende steen, schudsteen of zelfs steen-die-draait. Het is een grote steen die in balans wordt geplaatst en die door sterke druk kan gaan oscilleren. De term wordt gebruikt om stenen aan te duiden die zichzelf in beweging zetten op bepaalde dagen of bepaalde nachten van het jaar (Kerstmis, Sint -Jansavond, enz.), zie ook bewegende stenen en spinsters waar meer voorbeelden van dit fenomeen worden genoemd. Ook zou er op die speciale dagen een verborgen schat te ontdekken zijn, of de stenen gingen van hun plek om te gaan drinken uit een nabijgelegen bron…
De mehir du Breitenstein is een steen waarop de twaalf apostelen zijn uitgehak. De steen wordt ook La Pierre des 12 Apôtres genoemd. De monoliet werd daarnaast bekroond door een kruis, geflankeerd door de Maagd en Sint-Jan. Sint-Jan wordt vaak in verband gebracht met de zomerzonnewende, zie ook het artikel over Midzomer. De steen lijkt in de oudheid te hebben gediend als grenspaal tussen Belgisch Gallië en Opper-Germanië. Een Breitenstein wordt vaak in verband gebracht met vruchtbaarheid en het huwelijk, zie ook trouwen bij een megaliet.
De grootste nog staande menhir van Europa, de Kerloas menhir met een hoogte van 9,50 meter, staat in de stad Plouarzel, in Finistère.
In de 18e eeuw werd deze menhir gestroffen door een blikseminslag, waardoor 2,5 meter van de top werd weggeslagen.
De menhir is in de wijde omgeving te zien, van een afstand van 30 kilometer kun je de enorme steen waarnemen. Er zijn afbeeldingen van deze menhir te vinden waarop een kruis is te zien, maar dit kruis is tegenwoordig niet meer op de steen te vinden.
De Kerloas menhir wordt ook wel Kervéatoux genoemd. De steen heeft twee halfronde uitsteeksels in diametraal tegenover elkaar staande bas-reliëfs met een diameter van ongeveer 30 cm. (op ongeveer een meter van de grond), waardoor het door sommigen wordt beschouwd als een fallisch symbool. De westzijde heeft ook zeven napjes die tussen 2,50 m en 4,50 meter hoog zijn aangebracht en twee kruisen die zichtbaar zijn bij weinig licht. Ook op de noordwand zijn sterk geërodeerde gravures te zien.
De Kerloas menhir speelt een belangrijke rol in de folklore. Nieuwe bruiden nemen hun echtgenoten mee en laten hem de steen kussen om minaressen te weren. Een bizar bijgeloof leidt ertoe dat mannen en vrouwen hun navels tegen deze pilaar wrijven om uit hun gemeenschap jongens te baren (in plaats van meisjes) en de steen wordt hierdoor gepolijst tot heuphoogte. Er wordt het volgende over de steen vertelt: “de pasgetrouwden gaan devoot naar de voet van deze menhir en wrijven, nadat ze zich gedeeltelijk van hun kleren hebben ontdaan, de vrouw aan de ene kant, de echtgenoot aan de andere kant, hun buik tegen een van de bulten. De man beweert door deze ceremonie mannelijke kinderen te krijgen in plaats van meisjes, en de vrouw beweert dat ze daardoor het voordeel zal hebben de absolute meesteres van het huis te zijn en haar echtgenoot volledig te regeren.
Aan het begin van de 20e eeuw vertellen verschillende auteurs dat de rituelen zijn veranderd: “…het ritueel uitgevoerd op de steen van Pouarzel zou recentelijk zijn veranderd. De echtgenoten gaan er de tweede nacht na de bruiloft heen; de vrouw kust de menhir aan de ene kant, de man aan de andere, en als hun lippen tegenover elkaar staan, krijgt het huwelijk gegarandeerd jongens. Ook zouden mensen naar de menhir komen om zieke lichaamsdelen tegen de bulten van de menhir te wrijven. Andere verhalen noemen dat de menhir het vermogen zou hebben om te groeien, dat het een schat zou verbergen of dat het het werk van Gargantua (een reus) zou zijn.
Le Roux identificeerde een verharding rond de Kerloas menhir van 0,60 meter diep en ongeveer 20 meter lang. Verschillende clandestiene opgravingen aan de voet van de menhir hebben aardewerkscherven opgeleverd uit de Bronstijd. In Plouarzel staan meer megalieten, kleiner dan de Kerloas menhir. Een gekerstende megaliet is op het kerkhof van Plouarzel te vinden.
Marinda Ruiter