Zwerfsteenliefhebbers zijn buitenmensen. Logisch, want wil je stenen zoeken, dan moet je wel naar buiten. Dit kan een stenenhoop zijn langs een akker, een zand/grindgroeve of als er op veelbelovende plaatsen gegraven wordt.
Veelbelovende plaatsen om zwerfstenen te vinden komen op veel plaatsen voor in het Hondsruggebied. Vooral de oostelijke Hondsrugtak is rijk aan keien. Dit komt omdat hier in de voorlaatste ijstijd een leemlaag achter is gebleven, die bijzonder rijk is aan kleine en grote zwerfstenen. Stenen zoeken doe je met droog weer en als het even kan met een zonnetje erbij. Dit is wat veel mensen denken. Maar miezerig weer met heel lichte motregen is veel beter. Vochtig-natte stenen bieden het beste zicht op mooie, bijzondere en zeldzame vondsten. Natte stenen zijn veel beter te herkennen dan wanneer ze droog zijn. Wie wel eens stenen gezocht heeft op de stranden in Denemarken en Noord-Duitsland, weet wat ik bedoel. De mooiste keien en fossielen vind je in de spoelzone.


Ik hou er gewoonlijk niet van om in superlatieven te schrijven, maar er zijn uitzonderingen. Bij sommige zwerfstenen ontkom je er niet aan, vooral als je een heel zeldzaam type betreft. Zoek je er speciaal naar, dan vind je ze niet, maar zeldzame zwerfsteensoorten kun je overal vinden. Het mooiste voorbeeld dat ik meemaakte was een hoop geel zand dat in Noordlaren opzij van een huis gestort was. Ik reed er op de fiets langs en zag in het voorbijgaan een witachtige steen half uit het zand steken. Niks bijzonders. In zand zitten vaker stenen. Na enige tientallen meters doorfietsen, was er een stemmetje in mijn hoofd die zei ‘terugrijden en toch maar even kijken’. Dat gedaan. Ik viste de meer dan handgrote, rondachtige steen uit het zand en zag meteen dat het iets bijzonders was. Het leek een grijs-witte graniet, maar opzij van aanhechtend zand zag ik geen kwarts. Wel veel veldspaat met overal daartussen, enigszins verdiept, lichtgeel spul. Duidelijk restanten van verweerde plagioklaas, dacht ik eerst nog. Toen ik de steen met de loep bekeek, kon ik wel een gat in de lucht springen.


Geen wonder dat ik geen kwarts zag. Dat kon ook niet, zelfs niet het kleinste korreltje. De geelwit verweerde plekjes in de steen waren nefelien. Nefelien? Ja, dit is een mineraal dat verwant is aan veldspaat, maar dat door gebrek aan silica bij zijn ontstaan geen normale veldspaat kon vormen, maar wat ze noemen een veldspaatvervanger. Bij de kristallisatie van magma ontstaan verschillende mineralen. Bij de meeste mineralen is silica betrokken. Is daar niet genoeg van aanwezig, dan ontstaan andere mineralen, waaronder nefelien. In de geologie noemt men veldspaatvervangers ook wel foïden. Heb je een zwerfsteen met nefelien, dan komt er nooit vrije kwarts in voor. Beide mineralen sluiten elkaar uit. Een steen met kwarts kan geen nefelien bevatten en andersom.
Graniet of syeniet. Wat is het?
De steen van Noordlaren was dus geen graniet. Maar hoe weet je nu of je een graniet in handen hebt? Graniet komt als zwerfsteen bijzonder veel voor. Bovendien zijn meeste roodachtig of grijsrood. Heeft de steen tevens een gespikkeld uiterlijk, met een structuur die aan fijn mozaïek doet denken en herken je veel glazige kwarts, dan ben je spekkoper: graniet. Het korrelbeeld van veel granieten herinnert aan het uiterlijk van een ouderwets granito aanrechtblad.

Graniet bevat kwarts, minstens 20% van alle bestanddelen in de steen. Er zijn ook granieten met minder kwarts tot er zo weinig van dit mineraal aanwezig is, dat je zo’n steen niet langer graniet mag noemen. Dit is nu eenmaal afgesproken. Denk je een granietkei te hebben met minder dan de normale hoeveelheid kwarts, dan heb je een kwarts-syeniet in handen. Is het gehalte 5% of minder dan is het een syeniet. Zo simpel is het. Met een loep is zoiets niet moeilijk vast te stellen.
In de geologie noemt men granietachtige stollingsgesteenten zonder kwarts syeniet. Een hulpmiddel om dit te onthouden is de uitdrukking: ‘in een syeniet zie je kwarts niet’. Zwerfstenen van syeniet zijn in het Hondsruggebied erg zeldzaam. Het gesteente vormt in Zweden en Finland, in tegenstelling tot graniet, slechts hier en daar voorkomens, die bovendien gering in omvang zijn. Zweedse syenieten zijn net als graniet vaak roodachtig met iets meer donkere mineralen en doorgaans weinig plagioklaas. De steen van Noordlaren zag er anders uit. Grijswit, duidelijk gekorreld, veel kaliveldspaat, wat donkere mineralen en…vrij veel verweerde nefelien. Dit moest daarom wel een syeniet uit het Oslo-gebied in Zuid-Noorwegen zijn. En vanwege het vrij hoge gehalte aan nefelien, een nefeliensyeniet (foto 003, 004).


Een dorado voor de stenenverzamelaar
In Zuid-Noorwegen strekt zich zuidelijk van de Oslofjord noordwaarts een strook gebied uit van ca. 200 bij 50 kilometer met in het centrum de stad Oslo. Dit gebied staat bekend om zijn bijzondere stollingsgesteenten, ook mondiaal gezien. In zwerfsteenkringen zijn zwerfstenen uit het Oslo-gebied daarom zeer begeerd, vooral omdat ze zo zeldzaam zijn.
Rhombenporfier is het bekendste gesteente uit het Oslo-gebied. Vondsten worden door verzamelaars getroeteld, zeker als het stenen zijn die in ons land gevonden zijn. Vroeger maakte je wel eens mee dat als je op een geologiebijeenkomst moest bekennen dat je nog geen rhombenporfier in de collectie had, je enigszins meewarig bekeken werd. Duidelijk nog een beginner. Het advies was, flink doorzoeken, dan kom je er wel.


Het Oslo-gebied is geologisch een bijzonder gebied. Landschappelijk onderscheid het zich nauwelijks van het heuvelachtige berglandschap in de wijdere omgeving, maar de gesteenten doen dit wel. Oslo-gesteenten kom je nergens anders in Scandinavië tegen. Ze houden verband met een oude aardbreuk, die op het eind van de Carboon-periode, maar vooral in het Onder-Perm (Rotliegendes) actief was. Deze breukzone kun je enigszins vergelijken met de riftzone in Oost-Afrika met zijn talrijke vulkanen. Door aardkorstverdunning zijn langs breuken repen aardkorst duizenden meters weggezakt. Dit ging vergezeld van vulkanisme waarbij veel lava-uitvloeiingen van basalt en vooral van rhombenporfier optraden. Uit langgerekte spleten stroomden periodiek enorme hoeveelheden lava over het aardoppervlak uit.


Van rhombenporfier zijn lavadekken vastgesteld met een dikte van ruim 100 meter, die een oppervlak beslaan van meer dan 10.000 vierkante kilometer! Iedere lava-uitvloeiing leverde een apart type rhombenporfier op, die zich onderscheidde in kleur en vorm, aantal en grootte van de veldspaat-eerstelingen. Later in de Perm-periode ontstonden in het Oslo-gebied een aantal centrale stratovulkanen. Deze werden gevoed door magma, dat onderaards na verloop van tijd tot karakteristieke grofkorrelige dieptegesteenten kristalliseerde. Larvikiet en Ekeriet zijn hiervan het bekendst. Larvikiet is een blauwgrijs gesteente dat in talrijke steengroeven geëxploiteerd wordt, vanwege de blauw-wit iriserende kleuren van de veldspaten. Het gesteente wordt ook in ons land veel toegepast in gevelbekledingen en vooral in grafwerken.


Rhombenporfier
Van alle Oslo-gesteenten is rhombenporfier het bekendst. Het is een van de mooiste zwerfsteenporfieren die in ons land te vinden zijn. Dit komt door de opvallende, witverwerende, spoel- en/of ruitvormige veldspaatkristallen. Deze ‘zweven’ in een dichte grondmassa die heel wisselend van kleur kan zijn. Rhombenporfieren worden het vaakst gevonden, juist vanwege het opvallende uiterlijk. Er bestaan vele tientallen variëteiten, eigenlijk te veel op te noemen. De foto’s in dit verhaal geven hiervan een beeld. Ga je een keer op vakantie naar Noord-Jutland in Denemarken, dan merk je langs de stranden al heel snel dat het ondoenlijk is om alle typen rhombenporfier te verzamelen. Moet je ook niet aan beginnen. Een verzameling rhombenporfieren krijg je nooit compleet. Maar, wil je als stenenverzamelaar ‘meetellen’, zorg dan dat je op zijn minst een rhombenporfier in de verzameling hebt, het liefst eentje die je in Nederland gevonden hebt. Ze zijn zeldzaam, maar in de loop van de tijd zijn er vele tientallen gevonden.



Oslostenen en Ellertshaar
Jaren geleden was het op de steenstort in de zandzuigerij van Vos in Ellertshaar, goed zoeken. Deze zandwinning ligt een paar kilometer westelijk van het Hunebedcentrum. Jammer genoeg is het zoeken daar verleden tijd. Door schaalvergroting komen er geen grote stenen meer tevoorschijn. Interessante stenen en ook fossielen blijven op de bodem van de plas liggen, onbereikbaar voor verzamelaars. De karakteristieke stenenvangers die eerder voor de mond van de zuigbuis geplaatst waren, zijn afgeschaft. Gaf te veel werk. Daarmee hield de wekelijkse aanvulling van een hoop schone zwerfstenen op.


Afhankelijk van de zuigdiepte kwamen in Ellertshaar relatief veel Oslo-gesteenten voor. De stenen kwamen op een diepte van ongeveer tien meter uit in een grofzandige, grind- en stenenrijke afzetting, die waarschijnlijk uit een vroege ijstijd dateert. Stenen die je in het Hondsruggebied vindt, stammen uit de Saale-ijstijd, zo’n 155.000 jaar geleden. Uit de ijstijd daarvoor, het Elsterien, zijn geen zwerfstenen uit Scandinavië in ons land bekend. Daarvoor had je een periode die het Cromerien genoemd wordt. Dit was een langdurige en ook complexe periode, met waarschijnlijk drie aparte glacialen, van elkaar gescheiden door warmere intervallen. Vooral het laatste glaciaal, het Cromerien C, bracht landijs uit Scandinavië tot dicht bij ons land of misschien zelfs wel tot in Noord-Nederland. Uit die periode dateren ook de Oslo-syenieten, die op de steenstorten in Ellertshaar en elders in Drenthe en Groningen in zandzuigerijen gevonden werden.



Ze gingen vergezeld van veel rapakivi’s, waaronder prachtig verweerde rode Oostzee-porfieren. Ook kwamen grote zwerfstenen van oostelijke herkomst voor. Gele en rossig rode bontzandstenen uit het gebied zuidelijk van Hannover in Duitsland waren erg talrijk. Deze zijn door voorlopers van Duitse rivieren als de Wezer en mogelijk ook de Elbe via drijfijs aangevoerd.



Binnenkort beschikt het Hunebedcentrum over de meest uitgebreide collectie zwerfstenen uit het Oslo-gebied, die in Nederland en Duitsland bekend is. Daarin zijn ook mijn zwerfsteenvondsten van Ellertshaar, Grolloo, Zuidlaren en Noordbroek opgenomen. Hoezo? Het Hunebedcentrum wordt schathemeltje rijk aan zwerfstenen en vooral ook aan zwerfsteenfossielen. In een volgend verhaal daarover meer.
.