
Denk je aan Drenthe, denk je aan hunebedden. En heb je het over hunebedden, dan heb je de Hondsrug in beeld. Immers, nergens vind je zoveel van deze prehistorische grafmonumenten bij elkaar als in het oosten van de provincie Drenthe.
Dat hunebedden kenmerkend zijn voor de Hondsrug in Drenthe danken we aan twee oorzaken: 1) er waren mensen die ze duizenden jaren geleden met veel moeite bouwden en 2) vooral aan het landijs uit de voorlaatste Saale-ijstijd. Na het wegsmelten daarvan bleef in het landschap een enorme hoeveelheid zand en leem achter, vergezeld van miljoenen zwerfkeien. Vooral de oostelijke tak van de Hondsrug was en is er nog steeds bijzonder rijk aan. Hunebedbouwers hadden de keien voor het uitkiezen, ook de heel grote. Rij je nu door het Drentse landschap dan kun je je dit nauwelijks voorstellen. Op een akker zie je amper nog een steen liggen.
De Hondsrug heeft niet het alleenrecht op hunebedden. Ook op de andere zandruggen van het Hondsruggebied komen ze voor. Opvallend veel minder vinden we ze in de rest van de provincie. Denk maar aan beide hunebedden bij Havelte en die bij Norg en Steenbergen in het kop van Drenthe.

Het hunebed van Steenbergen
Het hunebed bij Steenbergen ligt in een aantrekkelijke omgeving. Op een helling van stuifzand tegen de bosrand heb je een fraai uitzicht op het monumentale, prehistorische graf. Ook de grootte maakt indruk. Het is een zogenoemd portaalgraf met een lengte van ongeveer 12 meter. Het hunebed bestaat uit 12 draagstenen met daar bovenop een zestal grote dekstenen. Beide uiteinden van het hunebed worden door sluitstenen afgesloten. Het portaal aan de zuidzijde bestaat uit twee draagstenen en een deksteen.

De aanduiding D1 van het hunebed geeft aan dat dit het eerste hunebed in Drenthe is dat prof. Van Giffen in zijn catalogus van Drentse hunebedden vermeld. Het lag het meest noordwestelijk in de provincie. Overigens laat de naam van het dorp Steenbergen weinig twijfel bestaan dat er in het verleden meer hunebedden gelegen moeten hebben. Hunebedden noemde men vroeger steenbergen. Het verdwijnen ervan komt doordat men deze ‘waardeloze steenhopen’ vanaf de Middeleeuwen maar al te vaak als makkelijk exploiteerbare steengroeves gebruikt heeft. Keien brachten geld op.

Net als elders zijn in hunebedden grote keien van graniet en gneis verwerkt. Zwerfkeien van zandsteen kom je zelden tegen. Dit heeft te maken met de gelaagdheid van zandsteen. Het splijt vrij makkelijk. Toch is de samenstelling van de stenen in hunebedden niet overal hetzelfde. In het hunebed bij Steenbergen en ook in die bij Westervelde (Norg) kom je uitsluitend keien tegen uit het zuiden en het midden van Zweden. Rode rapakivi-graniet en Zuidwestfinse microklien-graniet, die zo kenmerkend zijn voor hunebedden in het Hondsruggebied, ontbreken. Het is echt jammer dat van de steensoorten in hunebedden zo bitter weinig te zien is. Vuilaanslag, korstmossen en de deels ten onrechte zo geroemde mossen, zijn hiervan oorzaak. Het schoonspuiten van de stenen in hunebedden zou de toeristische waarde en ook het respect voor deze duizenden jaren oude grafmonumenten flink doen toenemen. Het ‘per ongeluk’ reinigen van een grote deksteen, jaren geleden, in het grote hunebed bij Havelte was hiervan een prachtig voorbeeld. Overigens komen die hunebedmosjes niks te kort. Overal in de provincie en daarbuiten ligt een veelvoud aan grote zwerfkeien, waar ze naar hartenlust op groeien en…. die niet beklommen worden door jan en alleman. Een tikkeltje minder krampachtigheid hieromtrent, zou wenselijk zijn.

Nep hunebedden
Toen ik een paar weken geleden met de camera op struintocht was, kwam ik bij Steenbergen voorbij aan hunebed D1. Even verderop in de buurt van de Meeuwenweg, zag ik er echter nog een. Nog een hunebed? Kan niet waar zijn. Wat de locatie bijzonder maakte, was dat opzij van het hunebed er nog twee lagen, hoewel die een stuk kleiner waren. De eerste indruk van verbazing werd snel gevolgd door een soort opluchting. Hoewel de enorme keien net als bij een echt hunebed op draagstenen geplaatst waren en er ook doorleefd uit zagen, was dit duidelijk niet het werk van Trechterbekerboeren uit de oertijd. Na enig spit- en graafwerk op het internet kwam de aap uit de mouw.

De neolitische (= nieuwe steen) steenmonumenten opzij van de Meeuwenweg bij Steenbergen zijn het werk van de inmiddels bejaarde landbouwer Klaas Hulshof uit Steenbergen. Hulshof wilde met de keien die uit zijn akkers kwamen iets leuks doen. Dat is hem goed gelukt. Zelfs de ANWB ging erin mee. De stenen monumenten werden zelfs op hun wandelkaarten ingetekend. Dat veel wandelaars en zeker toeristen deze opvallende zwerfsteenbouwsels voor hunebedden houden, is niet vreemd. Grote keien die bewust in een bepaalde vorm gestapeld zijn, zijn immers het kenmerk van hunebedden. Komt nog bij dat het aanpalende, veel kleinere exemplaar met zijn platte deksteen sprekend op een origineel hunebed lijkt.


Hoewel duidelijk nep, zijn de stenen dat niet. Opvallend is dat een aantal grote dekstenen met hun opvallend vlakke kant naar boven op kleine draagstenen zijn geplaatst. Ook de kei die in het midden is geplaatst, heeft een vlakke bovenkant. De gedachte dat dit wellicht een offersteen geweest is, zal bij menigeen opkomen. In al deze gevallen hebben we te maken met een vlak afgeschuurd steenoppervlak, dat ontstaan is vóór of tijdens het transport in het landijs. Keien met dergelijk grote vlakke kanten noemt men in de geologie gletsjerbodemstenen. Het mag dan wel geen hunebed zijn, maar op zwerfsteengebied is het een opmerkelijk monument. Omdat de keien uit de directe omgeving komen, is het tevens geologisch erfgoed, waar we zuinig op moeten zijn.
Nog meer neppers
Heb je het over hunebedden, dan lijkt het wel of je ze overal ziet. Ook in dit geval. Tussen Steenbergen en Een heeft men een jaar of wat geleden op een perceel bouwland de teellaag verwijderd. Hierdoor kwam geel zand aan het oppervlak, met hier en daar het keizandniveau uit de laatste ijstijd. In een paar jaren tijd is hier nieuwe, zeer schrale natuur ontstaan, met een veelheid aan korstmossen en mossen, afgewisseld met vliegdennen en berken. Het is er zo voedselarm en in de zomer zo gortdroog dat zelfs jonge berken er inmiddels oud uitzien.

Verspreid over het paar hectare grote gebied zijn stenen te vinden, vuursteen voorop. Omdat de stenen in de tweede, zeer koude helft van de laatste ijstijd blootgesteld waren aan de elementen, zijn de meeste door verstuivend zand en stof gezandstraald. De glans die vooral op vuurstenen zichtbaar is geeft de indruk alsof ze gelakt zijn. Daarom de uitdrukking ‘windlak’.


Van een afstand zag ik hoopjes zwerfstenen liggen. Klaarblijkelijk door kinderen of volwassenen met een uit de hand gelopen hobby bij elkaar gezocht. Dichterbij bleken het kleine hunebedjes te zijn. Heel netjes nagemaakt, compleet met een krans van kleine stenen. In het terrein ontdekte ik wel zes van deze nep-hunebedjes. Door deze van dichtbij te fotograferen, heb je de indruk dat je met echte hunebedden te maken hebt. Leuk om te zien, en dat allemaal in een betrekkelijk klein gebied in de kop van Drenthe. Het gebied tussen Steenbergen en Een is doorsneden door zandwegen, waar het prettig wandelen is. Het is sowieso een afwisselend gebied met stuifduinen, kleine bosjes, houtwallen, met de Zuursche Duinen vlakbij.