Een steen met een bijzondere geschiedenis
Zwerfstenen brengen soms dingen aan het licht, waar je wel eens wat over gelezen hebt, maar gevonden? Nee, nooit. De gebeurtenis waarover dit verhaal gaat, is zo uiterst zeldzaam, dat de kans op een vondst van een zwerfsteen vrijwel te verwaarlozen is. In dit verhaal gaan toeval en puur geluk, hand in hand.
Op een avond, zo’n vijf jaar terug, kwam Geert Hoving uit Exloo de Granietzaal binnen. Op zich niets bijzonders, want Geert was deelnemer aan de zwerfsteencursus in het Hunebedcentrum. Dat hij zo’n beetje de laatste was, bleek een gewichtige reden te hebben. Zijn binnenkomst in de Granietzaal had enige voeten in de aarde. Met enige stuurmanskunst werd een steekwagen met daarop iets groots naar binnen gereden. Het bleek een circa 40 cm grote zwerfkei te zijn en duidelijk te zwaar om te tillen. Deelnemers aan de cursus mogen zelf gevonden zwerfstenen meenemen, om die te laten zien en determineren. Daar wordt veel gebruik van gemaakt. Maar zo’n joekel? Er zijn grenzen.
Met een schok dacht ik, het zal toch niet waar zijn? Geert had de kei met een paardendeken ingepakt, maar ik herkende hem onmiddellijk. Een week eerder was de bewuste steen in de cursus ter sprake gekomen. Hoe jammer en stom kun je zijn om zo’n bijzondere kei met vreemde kenmerken te laten voor wat het is. Het enige excuus was de grootte. De steen lag, toen wij hem zagen, te midden van een hoop grote zwerfkeien op het terrein van een aannemersbedrijf in Barger- Oosterveld in Zuidoost-Drenthe.

Op excursie in Zuidoost-Drenthe
Geert Hoving, Hendrik Houwing, Gerrit Eggink en ik gingen samen zo nu en dan op excursie in Zuidoost-Drenthe. Zeg maar op zwerfkeienjacht. Houwing was zoals hij het uitdrukte, een gepensioneerde hobbyboer, die zijn akkers door een loonbedrijf liet bewerken. Dit bezorgde hem veel vrijetijd voor zijn zwerfsteenhobby. Anders dan de meesten, waren de stenen die hij zocht van zo’n formaat, dat geen vitrine, laat staan een plank aan de muur ervoor geschikt was. Houwing zocht grote en vooral bijzondere zwerfkeien. In de tuin voor zijn boerderij had hij een keientuin aangelegd. Zoals een goed verzamelaar betaamt, hanteerde Hendrik het adagium, meer is nooit genoeg. Zijn verhalen over zijn zoektochten in Emmen en omgeving waren legendarisch. Had ie ergens een interessante steen ontdekt, dan ging hij de andere dag met zijn trekker en een steen ter vervanging naar de bewuste plek. Hendrik hield van ruilen, want zo, vond hij, hij verving gewoon de ene steen voor een ander. Bij commentaar was hij nooit te beroerd om zijn handelingen met een goed verhaal te rechtvaardigen.

De Hondsrug, met name het zuidelijke deel, is rijk aan zwerfstenen, met relatief gezien veel grote zwerfkeien. Houwing kwam op zijn tochten her en der hopen met grote keien tegen. Veelal lagen die bij boerderijen of bedrijven. Deze keienhopen waren het doel van onze excursies. Vandaar dat wij met z’n vieren regelmatig op strooptocht gingen.
Houwing maakte meestal een voorexcursie om wat gerichter te kunnen zoeken. Nu was zoeken niet het juiste woord. Het was meer kijken en rond en over de grote zwerfblokken lopen en klauteren. Hamers kwamen er nauwelijks aan te pas. Ten eerste valt het niet mee om van een groot zwerfblok een fatsoenlijk stuk af te slaan. Nog afgezien van de moeite dat dit kost, is de schade die je met een hamer aanricht een veel groter bezwaar. Grote zwerfkeien beschouw ik als geologisch erfgoed. Daar moeten we zuinig op zijn.

Een merkwaardig gidsgesteente
Bij de ingang van een aannemersbedrijf in Barger-Oosterveld lagen twee hopen met grote keien. Ze waren bij graafwerkzaamheden tevoorschijn gekomen. De stenen waren schoon. Wel waren de meeste door verwering aangetast, maar dit werkt vaak als een voordeel bij het herkennen van de steensoort.
Bij het klauteren over de hoop zwerfblokken zag ik op halve hoogte een oranjekleurige, grofkorrelige graniet met centimeters grote kristallen van kaliveldspaat. Ik herkende de steen als een rapakivi-graniet van Kökar. Deze graniet is afkomstig van de kleine Kökar-archipel, zuidoostelijk van de Aland-eilanden in Zuidwest-Finland. Kökar-rapakivi’s zijn gewoonlijk niet moeilijk te herkennen. Vooral de grootkorrelige typen met hun opvallende eerstelingkristallen van veldspaat vallen in het oog. De kei die ik in de hoop zag was van een vergelijkbaar type. Van de steen was een stuk afgebroken. Dat bleek een geluk, want daardoor zag ik dat op het breukvlak een aantal opvallende, driehoekige, vlakke structuren te zien waren. Het leken wel puntzakjes. Ze waren zo’n 15 tot 20 cm groot. Ik heb er een tijdje naar gekeken, ook van dichtbij met de loep, maar kon er geen verklaring voor bedenken. Vreemd was het wel. Meenemen was niet aan de orde. Een stuk van de steen afslaan zou nog meer beschadigingen veroorzaken. Ik heb er toen maar foto’s van gemaakt.

Astronomie en impactieten
Sterrenkunde is een van mijn andere belangstellingsgebieden. Ik las en lees met regelmaat over vondsten van meteorieten en het onderzoek eraan. Vooral het inslaan van grotere brokken ruimtepuin heeft mijn belangstelling. Dit heeft twee oorzaken, beide zijn van geologische aard. Jaren geleden vond ik in een zandgroeve bij Werpeloh in het Duitse Emsland een grote grijze zwerfsteen. Ik specialiseer mij al mijn halve leven op zwerfstenen uit het Oslo-gebied in Zuid-Noorwegen.Die zijn zeldzaam en als steensoort ook mondiaal gezien bijzonder. In Werpeloh zijn Oslo-stenen relatief veel te vinden. De grijze steen hield ik voor een Oslo-basalt.

Bij een herindeling in het Natuurmuseum van de collectie zwerfstenen, kreeg ik de steen weer in handen. Hoewel basalt mijn eerste gedachte was, klopte er iets niet. De steen was net als basalt zwart van binnen, maar het breukvlak toonde een glans en insluitsels, die ik niet van basalt kende. Zou het misschien een impactiet zijn? Dit zijn gesteenten die ontstaan bij de inslag van een reuzenmeteoriet. Met die opmerking liet ik de steen aan prof. Bert van Straaten zien. Na zijn emeritaat was Van Straaten jarenlang vrijwilliger in het natuurmuseum in Groningen. Ik zag hem bijna iedere dag. Tijdens de talloze privé-colleges over geologie en gesteenten, hadden we het ook wel eens over grote meteoriet-inslagen en de gevolgen daarvan. Ik liet hem de vermeende basaltsteen van Werpeloh zien met de opmerking of dit misschien een impactiet zou kunnen zijn. Onderzoek bij hem thuis met een polarisatiemicroscoop wees uit dat het inderdaad om een impactiet ging. Het was ook nog eens een heel bijzonder gesteente. Waar de rest van de steen gebleven was, vroeg hij. Of ik die ook nog had. Helaas. In de zandgroeve had ik de steen in stukken geslagen en een handstuk ervan meegenomen. De volgende vraag was of die stukken nog te vinden waren? Natuurlijk niet, maar we zouden en moesten naar Werpeloh. Samen hebben we flink gezocht, maar er was niets meer van te vinden.

In zijn eigen collectie, die Van Straaten in het Natuurmuseum had ondergebracht, bevonden zich een paar impactieten en andere gesteenten die sporen van meteorietinslagen toonden. Zo ontdekte ik het fenomeen ‘schokkegels’ en met een vergelijkbare schok herkende ik de vreemde puntige structuren in de rapakivi van Barger-Oosterveld. Het is geweldig om zoiets te ervaren, maar tegelijk overvalt je een groot gevoel van spijt dat die steen toen in Barger-Oosterveld was blijven liggen. Net als in Werpeloh was deze steen verdwenen, dacht ik. Bovendien, zwerfstenen, vooral grote, zijn vette handel.
Astroblemen
In de zwerfsteencursus besteedde ik ook een avond aan astroblemen. Dit zijn grote meteorietkraters. Verspreid op aarde zijn hiervan tientallen ontdekt. Ook bij ons in de buurt komen ze voor. Een van de bekendste is de twintig kilometer grote Rieskrater bij Nördlingen in Zuid-Duitsland. De krater is zo’n 14,5 miljoen jaar geleden ontstaan. Het is één van de best bewaard gebleven inslagkraters op aarde.


Meteoren komen iedere dag in grote aantallen de dampkring van de aarde binnen. De meeste zijn niet groter dan een zandkorrel. Bij onbewolkt weer herkennen wij ze ’s nachts als een heldere streep aan de hemel. Meteoren zo groot als een flinke zwerfkei zijn een stuk zeldzamer. Maar ook die verbranden op hun reis door de dampkring. Zo nu en dan blijft er een deel over, die op aarde terecht komt. Pas dan spreken we van een meteoriet ofwel een meteoorsteen.

Asteroïden
Meteoorstenen met een grootte van tientallen, honderden of zelfs duizenden meters doorsnede, zijn uitermate zeldzaam. Bij meteorieten geldt hoe groter, hoe zeldzamer. Om de paar miljoen jaar slaan enorme stukken ruimtepuin op aarde in. De meeste zijn afkomstig uit de asteroïdengordel tussen Mars en Jupiter. Door allerlei oorzaken raken sommige asteroïden uit hun baan, waarbij deze na miljoenen jaren op een planeet kunnen inslaan.

De inslag van een reuzenmeteoriet richt een enorme ravage aan, waarbij hele landstreken volkomen vernietigd worden. Een van de bekendste is de inslag van een ongeveer elf kilometer grote asteroïde, die 65 miljoen jaar geleden op het schiereiland Yucatan in Mexico insloeg. Hierbij ontstond een krater van meer dan 200 kilometer doorsnede. Deze inslag vernietigde een groot deel van het bestaande leven op aarde, waaronder de overbekende dinosauriers.


Wat gebeurt er bij de inslag?
De gevolgen zijn gigantisch. Van de asteroïde zelf blijft niets over. Het stuk ruimtepuin verdampt in een fractie van een seconde. Hetzelfde gebeurt met het gesteente op de plaats van inslag. In een zone daaromheen smelt het aardkorstgesteente. Daarbuiten ontstaat een brede zone, waarin aardkorstgesteenten volkomen verbrijzeld raken met fleren en klodders gesmolten gesteente. Dergelijke gesteenten kennen we als sueviet. Bij Nördlingen in Zuid-Duitsland hebben Romeinen er destijds groeves in aangelegd. Sueviet leek zoveel op bekende vulkanische tufsteen, dat men er toen bouwblokken van maakte. Nog verder van de plaats van inslag ontstaan door de enorme druk typische schokkegels in het gesteente. Het zijn puntzakjesachtige structuren, waarvan de puntige uiteinden naar de plaats van inslag gericht zijn.

De Kökarrapakivi met schokkegelstructuren
De grote Kókarrapakivi-graniet van Barger-Oosterveld bevat ook schokkegels. Het besef dat wij met z’n vieren zo’n kei gezien hadden, veroorzaakte een jaar nadien nog grote opwinding. Ik vertelde het verhaal aan de deelnemers van de zwerfsteencursus. En ook dat het bijzonder jammer was dat de kei voor ons verloren was gegaan. Hadden we toen maar… Op die avond zei Geert Hoving dat hij wel eens naar Barger-Oosterveld zou gaan om te zien of de steen er nog lag. Je weet maar nooit. Misschien was de steen wel niet verkocht. Veel vertrouwen in de onderneming had ik niet. Tot hij op die bewuste avond met zijn steekwagen naar binnen kwam.
Geert vertelde dat de steen groen en wel van de algen opzij tussen de struiken naast de opslag lag. De steen was niet verkocht omdat hij gebroken was. Klanten kopen geen kapotte stenen. Geert deed navraag en vroeg de aannemer of hij de kei mocht hebben. Hij wilde er wel wat voor betalen. Waarom? Hij vertelde dat hij zwerfsteenliefhebber was en deze kei leek hem wel wat. Voor tien Euro mocht Geert hem meenemen. En dat voor een steen die in feite onbetaalbare is.

Herkomst
Uit kleur, korreling en samenstelling van de steen is duidelijk dat we hier met een porfierische rapakivi-graniet te doen hebben en ook dat de steen afkomstig is uit het Kökar-gebied in de noordoostelijke Oostzee. De precieze locatie zal altijd verborgen blijven. Afgezien van een paar eilanden die als rotsbulten boven water uitsteken, zijn de resten van de oorspronkelijke inslagkrater bedekt door zeewater. Meer dan het Kökar-gebied valt er niet over te zeggen.

Bijzonder is dat in het rapakivi-gebied van Aland, dat iets verder naar het noordoosten ligt, ook een locatie is gevonden, die een inslag van een enorme meteoriet markeert. In het zuidoosten van het hoofdeiland Aland ligt de Lumparen. Dit is een inham van de Oostzee. Gesteenten eromheen tonen verschijnselen die gekoppeld kunnen worden aan een meteorietinslag. Hiervan zijn op de Hondsrug een tweetal duidelijke voorbeelden gevonden. Het zijn breccies. In één ervan liggen de scherven rapakivi-graniet ingebed in een dichte zwartige smeltmassa, die als pseudo-tachyliet moet worden gezien.

Nog meer impactieten
In de jaren daarna heb ik op verschillende plaatsen, maar het meest in het Hondsruggebied, nog meer impactieten gevonden. Het vreemde met deze hobby is, dat als je eenmaal weet waar je op moet letten, ze ook gevonden worden. In de collectie van het Hunebedcentrum zijn momenteel zeven verschillende impactieten aanwezig, waaronder drie van rapakivi-origine. Hopelijk wordt deze kleine collectie binnenkort aangevuld met een donkere lava-achtige zwerfsteen, die Marja Braaksma en ik op een hoop stenen bij Lathen in Duitsland vonden. De steen zou worden doorgezaagd en gepolijst, maar is om trieste redenen samen met andere zwerfstenen in Bathmen bij Deventer verzeild geraakt. Nu maar hopen dat deze teruggevonden wordt.



