
Het Hondsruggebied is rijk aan stenen. Dit hoef je niemand te vertellen. Kijk maar om je heen. In elk esdorp, langs boerderijen en in tuinen, overal liggen zwerfkeien. Opvallend is dat één keiensoort meer vookomt dan al die andere. Dat is Aland-rapakivi met zijn opvallend ronde vlekken, die omgeven worden door een smalle witte rand. De naam ‘ringetjes-graniet’ voor deze zwerfsteensoort is daarom goed gekozen.
Je hebt rapakivi’s en rapakivi’s. De mooiste en tegelijk ook zeldzaamste rapakivi-graniet kwam tevoorschijn tijdens graafwerkzaamheden in Zuidbarge, bij Emmen. Wat deze zo zeldzaam maakt, is de witte kleur, de grootte en zijn talrijke ronde, grote veldspaatkristallen. Delen van deze grote kei zijn te zien in het Hunebedcentrum in Borger.

De aanleiding
Voor dit verhaal moeten een flink aantal jaren terug in het verleden. Op een late vrijdagmiddag kreeg ik S.Loman uit Schoonoord aan de telefoon. Hij was bij collega-verzamelaar Marten de Jong in Emmen. Ze hadden iets zeldzaams te pakken. Een kogel-graniet! Loman beschreef de steen en vroeg of ik langs kon komen. Voor een kogelgraniet zette ik graag wat opzij, dus dezelfde avond reed ik verwachtingsvol naar Emmen.
Toen ik uit de auto stapte goot Marten water over een grote platte steen. Het verhaal was dat zij de kei gevonden hadden in de zandgroeve in Emmerschans. De grote zwerfkei was uit Zuidbarge aangevoerd. Aan de verweerde, verbleekte buitenkant waren grote, ronde structuren zichtbaar. Voldoende reden om aan een kogelgraniet te denken. De grootte van de steen (ruim 1 meter!) was echter wel een dingetje. Zoiets zeldzaams vinden en er vervolgens niets mee kunnen?
Na overleg met de groeve-eigenaar kregen ze toestemming om de kei op te laten halen. Ze hadden contact gehad met Smid Natuursteen in Emmen En dat bedrijf was bereid om de steen te halen en in plakken te zagen. Behalve beide kopse einden kon het bedrijf de steenplakken van het bijzondere gesteente voor grafwerken gebruiken. De deal was dat de eindstukken voor de verzamelaars waren. Eén van die stukken lag bij de voordeur van Marten de Jong in Emmen.

Deze graniet bevat kleine kogels van roodachtige kaliveldspaat. Deze zijn vaak omgeven door een smalle rand van witverwerende plagioklaas. Aland-rapakivi is een gidsgesteente dat voorkomt op het hoofdeiland van Aland in Zuidwest-Finland.

Viborgiet is de grootkorrelige variant van Aland-rapakivi. Zwerfstenen hiervan komen weinig voor. Ze zijn niet afkomstig van de Aland-eilanden, maar komen van andere rapakivi-voorkomens in Zuidwest-Finland. In de geologie worden alle rapakivi-granieten met plagioklaas omrande veldspaten Viborgiet genoemd. Dit gesteente vormt de hoofdmassa in het grote Viborg rapakivi-massief in Zuidoost-Finland.
Kogelgraniet of niet?
Het zaagvlak van de kei was een kleine meter groot. Natgemaakt zag ik wel witte ronde eerstelingkristallen, maar het was ook duidelijk dat het helaas geen kogelgraniet was. De typische, voor kogelgranieten schalig gebouwde kogels ontbraken. Mijn conclusie was, dat het om een rapakivi-graniet moest gaan. Hoewel Aland-rapakivi en Viborgiet in feite ook kogelgranieten zijn, rekent men deze gesteenten in de geologie niet tot echte kogelgranieten. De ronde veldspaten in rapakivi’s noemt men ovoïden, vanwege de eivorm ervan. Ze missen echter de karakteristieke schalige bouw zoals in echte kogelgraniet. In de geologie noemt men kogelgesteenten orbiculiet.

Toch komen orbiculieten als zwerfsteen voor. In de jaren dertig van de vorige eeuw is bij Eext een eerste zwerfsteen van orbiculiet gevonden. De steen is zo’n dertig centimeter groot. De kei is op een onbegrijpelijk slordige wijze doormidden gezaagd. Eén helft is in die toestand opgesteld in het natuurmuseum in Denekamp. Hoewel onmiskenbaar orbiculiet, is het geen graniet. De samenstelling van het gesteente is die van een dioriet.

Deze ca. 30cm grote zwerfsteen werd in de jaren dertig van de vorige eeuw gevonden in Eext. De steen is doorgezaagd. Het exemplaar op de foto is opgesteld in het natuurmuseum in Denekamp (Ov.). Het is de eerste vondst van een orbiculiet in ons land.
Een tweede, veel grotere vondst, deed Harry Dekkers bij Nieuw-Schoonebeek. Tijdens een fietstocht zag hij bij een boerderij twee stenen liggen. Het bleken brokstukken te zijn van een steen die oorspronkelijk flink groter moest zijn geweest. De bijzondere rondachtige structuren in de stenen vielen hem in het voorbij gaan op, waardoor hij van zijn fiets stapte om de stenen beter te bekijken. Dekkers had een tweede orbiculiet ontdekt, eveneens niet graniet, maar de samenstelling van de steen van Nieuw Schoonebeek komt er dicht bij.
Eén van de brokstukken is door het Natuurmuseum Groningen vervolgens in zes plakken gezaagd en gepolijst. Eén van de plakken is momenteel in de ijstijdexpositie in het Hunebedcentrum te zien. Naderhand kwam daar het andere, veel grotere brokstuk nog bij. Dekkers verhuisde naar Noord-Holland en vond dat zijn zwerfstenen het best op hun plaats waren in het Hunebedcentrum.

Eén van beide stukken die Harry Dekkers bij een boerderij in Nieuw-Schoonebeek ontdekte, is naderhand in plakken gezaagd. Het mooiste stuk is momenteel opgesteld in de ijstijdexpositie van het Hunebedcentrum in Borger.
Nog meer kogelgesteenten
Bijzonder is dat in de collectie van het Hunebedcentrum nog twee andere zwerfstenen van orbiculiet aanwezig zijn. De kleinste is een 10cm grote, zwart-witte kogeldioriet. De steen is gevonden bij Neuenkirchen, in het grensgebied oostelijk van Enschede. De ander is veel donkerder, bij het zwarte af, en een stuk groter. Het is de helft van een grote zwerfkei. Niet duidelijk is of dit een dioriet is of een gabbro. Zonder microscopisch onderzoek is het niet te zeggen. De steen is gevonden op een steenstrand op het eiland Mön in Denemarken. Met deze vier zwerfsteen-orbiculieten in de collectie is het Hunebedcentrum tot dusver het enige museum in Noordwest-Europa. Hier komen nog vijf gepolijste rotsmonsters van orbiculiet uit Zuid-Finland en Zweden bij.

De kogels (orbiculen) in dit gesteente hebben vooral een radiaalstralige bouw. Het zwarte mineraal is hoornblende, het witte is plagioklaas.
Hoewel orbiculieten in verschillende samenstellingen op alle continenten voorkomen, zijn het mondiaal gezien bijzonder zeldzame gesteenten. Het toeval wil dat ze in allerlei variaties verhoudingsgewijs veel in Zuid-Finland voorkomen. Van vrijwel alle dieptegesteenten zijn in Finland ook orbiculieten bekend. De bovengenoemde zwerfstenen komen oorspronkelijk ook daar vandaan.

De voorkomens in Finland zijn doorgaans erg klein. Sommige meten nauwelijks honderd meter in doorsnee. Ondanks dit zijn in de loop van de tijd in Finland verschillende voorkomens ontdekt en ook bemonsterd. In de museumtuin van de geologische Dienst in Espoo bij Helsinki liggen vrijwel alle Finse orbiculieten als ware filmsterren opgesteld, sommige stukken zijn prachtig gepolijst. In de stenentuin daar liggen ook kogelgesteenten, waarvan het moedergesteente (nog) niet ontdekt is. Zoeken en bemonsteren door zwerfsteenverzamelaars is tegenwoordig verboden. Je mag er alleen naar kijken en foto’s maken. Met de hamer in de hand ben je al dik in overtreding. Het zijn natuurmonumenten.
Witte rapakivi
De kei van Zuidbarge is dus geen kogelgraniet, maar een witte pyterlietische rapakivi. Het bijzondere is dat dit gesteente als zwerfsteen nog zeldzamer is dan kogelgraniet. De meeste rapakivi’s zijn roodachtig. Slechts op enkele plaatsen op Aland en in Zuidwest-Finland komen ook witachtige tot roomkleurige varianten voor. De rapakivi van Zuidbarge is zo afwijkend, dat een herkomst van Aland uitgesloten kan worden. Vergelijkbare typen zijn wel bekend uit het Nystad (Laitila)-gebied in Zuidwest-Finland. Onderzoek aan steenmonsters uit dit gebied wees uit dat de zwerfsteen van Zuidbarge afkomstig is uit een klein gebiedje bij het dorp Karjalankyla in Laitila. Het monster uit de vaste rots is grijswit met een roze kleurzweem. De rapakivi van Zuidbarge is dit niet. Door verwering is de kleur van de zwerfkei van Zuidbarge iets verbleekt. De witte rapakivi van Zuidbarge is dus een echt gidsgesteente.

Wat is het voor gesteente?
De witte rapakivi van Laitila is een sterk porfierische, grijswitte graniet, met verspreid tot 8cm grote, ronde eerstelingkristallen van kaliveldspaat. Vanwege de ei-vorm van de veldspaten noemt men deze ook wel ovoïden. Aland-rapakivi bezit ook ovoïden, maar deze zijn een stuk kleiner en zijn bovendien meestal roodachtig van kleur. De ovoïden in Aland-rapakivi zijn meestal omgeven door een witte rand van plagioklaas. In de witte rapakivi van Zuidbarge ontbreken deze ringen. Hierdoor is de steen van Zuidbarge eerder een Pyterliet dan een Viborgiet. Dit maakt dat de witte rapakivi van Laitila als gesteente een pyterlietische rapakivi is en geen Viborgiet.
Terzijde: Viborgiet is de geologische naam voor een rapakivi-gesteente met ronde ovoïden, die omgeven zijn door een dunne, witverwerende mantel van plagioklaas. Pyterliet is nauw verwant aan Viborgiet, maar mist de witte plagioklaasrand om de ovoïden.



Bijzonder is dat de grote, ronde veldspaatkogels talrijke kleine, zwarte insluitsels bevatten. De van oorsprong rechthoekige veldspaten zijn na hun vorming, doordat het magma nog niet geheel gestold was, weer deels opgesmolten, aan de hoeken het sterkst. Hierdoor ontstonden als vanzelf rondachtige vormen. Het smelten van pas gevormde kristallen komt in magma vaker voor. Het heeft te maken met veranderingen in de samenstelling van het magma, maar ook met stromingen in de niet geheel vaste, brei-achtige, hete massa. Op het bolle oppervlak van de ovoïden hebben zich kleine zwarte mineraaltjes afgezet. Vervolgens is de ovoïde opnieuw gaan groeien, wederom aangetast enz. Dit verschijnsel heet magmatische resorptie en kan zich vele malen herhalen. Het verschijnsel is aan de gezaagde stukken die in het Hunebedcentrum zijn opgesteld, goed te zien. De grote, ronde ovoïden tonen concentrische zones met donkere insluitsels.

Twee grote stukken
Nadat vastgesteld was dat de steen van Zuidbarge geen kogelgraniet kon zijn, maar een witte porfierische rapakivi, verflauwde de belangstelling bij beide verzamelaars. Het grote kopeind dat in Emmen lag, verhuisde naar het Natuurmuseum in Groningen en werd daar tentoon gesteld. Na sluiting van het museum in 2007 verhuisde de steenplak naar Borger. Hij kreeg een plaatsje buiten, aan de achterkant van het Hunebedcentrum.
Een tweede, gepolijste plak van dezelfde Laitila-rapakivi kwam beschikbaar, toen de nazaten van S.Loman zijn collectie aan het Hunebedcentrum schonken. De grote, 5cm dikke plak hangt momenteel aan de muur in de ijstijdexpositie van het Kenniscentrum.

De witte rapakivi van Laitila is wellicht nummer 1 in de ‘top-tien-lijst’ van bijzondere, mooie en zeldzame zwerfstenen in het Hunebedcentrum, met de kogelgraniet van Nieuw-Schoonebeek als goede tweede. Van de witte rapakivi van Laitila zijn, voor zover bekend, geen andere zwerfsteenvondsten bekend, ook niet in het buitenland.