De Wodansteen

0
157
De 'Wotanstein' bij Maden

De Wodansteen (Wotanstein of Wodanstein) bij Maden is één van de meest imposantste megalieten in Duitsland. De megalieten in West- en Noord-Europa werden in de jonge steentijd (neolithicum) en vroege bronstijd opgericht. De Wodansteen is een menhir; men betekent steen en hir betekent lang. Het gebruik mehirs op te richten werd overgenomen uit het gebied wat tegenwoordig Frankrijk wordt genoemd.

De Wodansteen is een kwartsiet, een steensoort die voornamelijk uit het mineraal kwarts bestaat. Deze steensoort komt niet in de omgeving van Maden voor en moet rond 3000 voor Christus minstens 25 kilometer zijn vervoerd. Het dichtsbijzijnde gebied waarin kwartsiet voorkomt is de omgeving van Borken.

De Wotanstein en verderop de Evangelische Kirche van Maden.
De afdrukken in de steen zouden zijn gemaakt door de klauwen van de duivel (Teufelskralle).
Bord bij het pad naar de Wotanstein.

Tussen Fritzlar en Kassel zijn meerdere menhirs aangegtroffen. Daarom gaat men er van uit dat de menhirs een rituele of religieuze betekenis hadden toen ze werden opgericht. Pas later zou de god Wodan aan de steen zijn verbonden, vermoedelijk werd dit gedaan door de Chatten.

Chatten of Chatti zijn een Germaanse stam die ruwweg leefde in het zuiden van het huidige Nedersaksen en het noorden van het huidige Hessen. De naam Hessen is een latere vorm van dezelfde naam, en de stam is daarmee de naamgever van het huidige gebied en deelstaat. Ten tijde van de Chatti was Maden een van de belangrijkste steden in Chattenland.

Aangenomen wordt dat de Mader Heide in de Germaanse tijd tot aan de tijd van het Frankische Hessengau en het latere graafschap Maden dat daaruit voortkwam als bedevaartsoord werd gebruikt. Wilhelm Ide noemt de Mader Heide in zijn korte verhaal Das Rote Haus: “Waar de oude weg de top bereikt en de vierentwintig Deuter-sparren in een cirkel staan, strekt de heilige heide zich uit over de brede kam van de Wolfsberg.”

Bonifatius doopt heidenen in het Duitse grondgebied

Wodan (Guodan, Uuoden, Odin, etc.) is de oppergod in de Germaanse mythologie. De oudste vermelding van de naam Wodan is in runen op een sluitstuk voor kleding uit de 6e eeuw aangetroffen. Wodan wordt ook genoemd in de Merseburger toverspreuken uit de middeleeuwen. Het zijn de enige bewaard gebleven voorbeelden van Continentaal-Germaanse polytheïstische geloofsbeleving in het Oudhoogduits. Meer informatie hierover is te vinden in De steen van Baldr.

De naam Wodan betekent ‘ontsteken’, ‘opgewonden’of ‘geobsedeerd’. Wodan vertegenwoordigd de sfeer van extase, oorlog en dood in de strijd, poëzie en (runen)magie. Wodan’s vaardigheid van vorm te kunnen veranderen duidt op een sjamanistisch karakter.

Wodan nam de plek van Týr in als hoogste god. Týr is de god achter de evengenaamde rune, ofwel de rune T (een pijl die naar boven wijst). De rune T hoort bij Týr en staat voor rechtvaardigheid, discipline, zelfopoffering en het is een krijgersrune. Aangezien Týr voor gerechtigheid zorgt, is hij ook de god van het ‘ding’ (de germaanse volksvergadering).

Wodan op zijn achtbenige paard Sleipnir en de raven Huginn en Muninn, Harald Hårfagres saga, 1896-1899

De Chatten vereerden Wodan, zoals meerdere Germaanse stammen. Gebruik van de Wodansteen bij Maden als plaats van aanbidding, vergadering of rechtbank (een dingplaats) ligt voor de hand, alhoewel hiervoor geen archeologisch bewijs is gevonden.

Er zijn volksverhalen verbonden aan de Wodansteen. Volgens de legende wilde de duivel vanuit de Lamsberg of de Mader Stein bij Gudensberg de Wodansteen gooien om de eerste kerk van Bonifatius in Fritzlar, die was gebouwd uit het hout van de Donareik, kapot te slaan. Donar is ook een Germaanse god, meer informatie over deze god en zijn machtige attribuut (de bijl) is te vinden in Donderbijlen. De kerk van Fritzlar werd niet geraakt door de Wodansteen, de steen bleef in de mouw van de duivel steken en viel op het veld bij Maden. Volgens een andere versie van het verhaalwerd de steen afgebogen door het opgeheven schild van de aartsengel Michaël.

De indrukken en gaten in de steen zijn volgens de volksverhalen gemaakt door de klauwen van de duivel aanebracht. Dit komt bij diverse megalieten voor, voorbeelden zijn te vinden in o.a. Offerstenen en Offerstenen II.

Bonifatius houdt volgens deze voorstelling toezicht terwijl de al gekerstende Franken de Donareik bij Fritzlar vernietigen, om zo de lokale germaanse bevolking (de Chatten) te bekeren tot het christendom – schilderij uit 1737

Onder de heerschappij van de Franken, die zich al in 498 tot het christendom hadden bekeerd, kwamen al vroeg Ierse missionarissen vanuit het westen naar het stamgebied van de Chatti die zich tot het christendom begonnen te bekeren. De missionarissen uit Ierland en Schotland die zich kenmerkten door een sterk zendingsgevoel evangeliseerden met min of meer groot succes de inwoners van het stamgebied van Chatti en probeerden hen over te halen zich tot het christelijk geloof te bekeren.

Met de vernietiging van dingplaatsen probeerden de Franken het verzet te breken en de macht in eigen handen te krijgen, zo werd al verteld in Karel de Grote en (de vernietiging van) hunebedden. In megalieten in de maneschijn gaf ik al aan dat dit niet alleen te maken heeft gehad met de strijd tegen afgoderij. 

Een standbeeld van Bonifatius op de restanten van de Donareik voor de kathedraal van Fritzlar

Delen van de bevolking in het naburige Thüringen waren ook door de monniken geëvangeliseerd, zoals blijkt uit het bericht van de paus aan de latere missionaris en kerkhervormer Bonifatius. Volgens de Vita Sancti Bonifatii van Willibald von Mainz liet Bonifatius rond 723/24 de Donareik kappen nabij Gaesmere (Geismar, tegenwoordig een district van Fritzlar) in het huidige stedelijke gebied van Fritzlar.

Bonifatius wilde de superioriteit van de christelijke god aantonen door de aan de god Donar gewijde eik te kappen, die werd beschouwd als een van de belangrijkste Germaanse heiligdommen, en liet een aan Sint-Pieter gewijde kapel maken van het hout van de boom. Algemeen wordt aangenomen dat dit kapelgebouw op de plaats van de huidige kathedraal heeft gestaan.

Links de Obernburg in Gudensberg, rechts de Mader Stein

De Mader Stein is, net als de Lamsberg, een basaltheuveltop in de omgeving van Gudensberg. Volgens de volksverhalen gooide de duivel vanaf één van deze heuvels de Wodansteen richting de kapel die Bonifatius liet bouwen in Fritzlar. De steen bleef dus liggen in een veld bij Maden. Maden wordt beschouwd als een van de oudste gedocumenteerde steden in Hessen, het ligt ongeveer 1,5 km ten zuidoosten van de hoofdstad Gudensberg en direct ten zuidwesten van de basaltheuvel Mader Stein.

Uitzicht vanaf de Obernburg in Gudensberg over Maden en de Mader Stein naar Gensungen am Heiligenberg

De naam Gudensberg is afgeleid van Odinsberg, de naam is een bewijs dat in oude Germaanse tijden de Germaanse god Odin (of Wotan) werd aanbeden door de Chatti. De plaatsnamen Wothenesberc (1123), Wuodesnberg (1131) en Wotensberg (1209) zijn te vinden in documenten uit de 12e en vroege 13e eeuw. Pas in 1672 werd de plaats in een document vermeld als Wutansberg. In de zomer en herfst van 2007 werd een deel van een belangrijke neolithische nederzetting uit 5500 tot 4900 voor Christus ontdekt tussen Gudensberg en Maden.

Archeologische vondsten van de opgraving van landgraaf Karl I op de Mader Heide in 1708

In 1709 liet landgraaf Karl op de Mader Heide grafheuvels openen. De opgravingen werden zorgvuldig gedocumenteerd door Johann Hermann Schmincke en beschreven in een proefschrift. Er werden talrijke prehistorische en vroege historische artefacten gevonden, zoals stenen bijlen en graven uit het 3e millennium voor Christus. en daaropvolgende begrafenissen vanaf het 1e millennium voor Christus. in de vorm van urnen en lijkgraven met grafgiften.

Over het algemeen strekt de vondsthorizon in de directe omgeving van de Mader Heide zich uit van de Rössener-cultuur via de Michelsberg-cultuur tot de Wartberg-cultuur en de eindneolithische Becher-cultuur. Van een ononderbroken bewoning van het gebied kan worden uitgegaan vanaf de Germaanse tijd tot heden.

De Obernburg op de Gudensberg

De Obernburg is de ruïne van een kasteel op een heuveltop boven de stad Gudensberg. Het voormalige kasteel is gebouwd in Romaanse stijl. De Wodanstein wordt in 1407 als ‘der lange steyn zu Madin’ vermeld in een oorkonde. In de zevenjarig oorlog (1756-1763) werd de steen opgegaven, omdat er een schat onder de steen te vinden zou zijn. Diverse megalieten zouden schatten verbergen, voorbeelden zijn te vinden in gekerstende stenen en duivelsstenen. Men vond onder de Wodansteen geen schat, alleen menselijke overblijfselen, en stelde vast dat de steen precies zo diep was ingegraven in de aarde als hij er boven uit stak.

Marinda Ruiter

Standbeeld van Wodan bij het Niedersächsisches Landesmuseum Hannover

Bronnen

Informatiebord bij Wodanstein

Teksten Landesmuseum für Vorgeschichte in Halle

Wikipedia

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.