The Stone of Scone is ook bekend als de Stone of Destiny, Jacob’s Pillow Stone en de Tanist Stone, en als clach-na-cinneamhain in het Schots-Gaelisch. Het is een langwerpig blok rode zandsteen dat oorspronkelijk werd gebruikt bij de kroning van de vorsten van Schotland en, na de 13e eeuw, de kroning van de vorsten van Engeland, Groot-Brittannië en het Verenigd Koninkrijk.
Als onderdeel van een raadpleging in 2019 vroeg de Schotse regering het publiek naar hun mening over de voorkeurslocatie voor openbare vertoning van de Stone of Scone. Er werden twee opties voorgesteld: de steen als het middelpunt van een nieuw museum in Perth (een herontwikkeling van £ 23 miljoen van het voormalige stadhuis van Perth) of de steen kon in Edinburgh Castle blijven. In december 2020 kondigde de Schotse regering aan dat de steen zou worden verplaatst naar het stadhuis van Perth.
Op 6 mei 2023 werd de steen gebruikt bij de kroningsceremonie van koning Charles III. In september 2022 kondigde Historic Environment Scotland aan dat de steen tijdelijk zou terugkeren naar Westminster Abbey voor de kroning. Vervolgens verliet de steen het kasteel op 27 april 2023 in een processie onder leiding van Joseph Morrow, de Lord Lyon King of Arms, en arriveerde op 29 april in Westminster Abbey. Voor de kroning plaatsvond, werd er ook een ceremonie gehouden voor de steen zelf. Delen hiervan zijn hier te zien.
De steen bevat tekens en symbolen die ontdekt zijn met laserscans en nieuwe röntgentechnologie. De onderzoekers vonden ook sporen van een koperlegering en resten van gips, wat er op kan duiden dat er kopieën van de steen zijn gemaakt.
Historisch gezien werd het artefact bewaard in de nu verwoeste Scone Abbey in Scone, nabij Perth, Schotland. Het werd in beslag genomen door de troepen van Edward I uit Scone tijdens de Engelse invasie van Schotland in 1296 en werd gebruikt bij de kroning van de vorsten van Engeland en de vorsten van Groot-Brittannië en het Verenigd Koninkrijk na het Verdrag van de Unie van 1707.
In het klooster van Scone, in de kerk van God, vlakbij het hoogaltaar, werd een grote steen geplaatst, uitgehold als een ronde stoel, waarop toekomstige koningen werden geplaatst voor hun kroning, volgens de gewoonte.
At the monastery of Scone, in the church of God, near to the high altar, was placed a large stone, hollowed out as a round chair, on which future kings were placed for their coronation, according to custom.
Apud Monasterium de Scone positus est lapis pergrandis in ecclesia Dei, juxta magnum altare, concavus quidem ad modum rotundae cathedrae confectus, in quo futuri reges loco quasi coronationis ponebantur ex more.
Op eerste kerstdag 1950 verwijderden vier Schotse studenten de steen uit Westminster Abbey in Londen. Drie maanden later dook het 500 mijl verderop op – bij het hoofdaltaar van Arbroath Abbey. In 1996 werd de steen officieel teruggegeven aan Schotland. Tegenwoordig is het een van de schatten die te zien zijn in de Crown Room, die elk jaar door miljoenen mensen wordt bezocht. De steen wordt tentoongesteld naast de kroonjuwelen in het Koninklijk Paleis aan de oostkant van Crown Square.
Er bestaan verschillende theorieën en legendes over de geschiedenis van de steen voordat deze in Scone werd geplaatst. Eén verhaal gaat over Fergus, zoon van Erc, de eerste koning van de Schotten (498 – 501) in Schotland. Het transport van de steen van Ierland naar Argyll, waar hij erop werd gekroond, werd opgetekend in een kroniek uit de 15e eeuw. Sommige versies identificeren de door Fergus meegebrachte steen met de Lia Fáil (Iers voor “steen van het lot”) die in Tara werd gebruikt voor de inhuldiging van de Hoge Koningen van Ierland. Andere tradities beweren dat de Lia Fáil in Tara blijft (Inis Fáil, “The Island of Destiny”, is een van de traditionele namen van Ierland).
Volgens een Keltische legende gebruikte de Bijbelse aartsvader Jacob de steen als kussen toen hij op de vlucht was voor zijn broer Esau. Terwijl hij op de steen sliep droomde Jacob dat hij een ladder tot in de hemel zag waarop engelen afdaalden en opstegen. Dit werd bekend als de Jakobsladder.
Volgens deze legendes is oorsprong van de steen in bijbelse tijden gelegen en ze identificeren hem als de Steen van Jacob, onderweg meegenomen door Jacob uit Bethel naar Haran (Genesis 28:10-22).
Deze Steen van Jacob zou vervolgens door de profeet Jeremia naar het oude Ierland zijn gebracht.
De mythische steen zou vervolgens vanuit het Heilige Land via Egypte, Sicilië en Spanje rond 700 voor Christus in Ierland zijn beland. Daar kreeg de steen een plek op de Heuvel van Tara (Tara Hill), waar de oude koningen van Ierland werden gekroond. Hierna zou de steen zijn meegenomen door Kelten die Schotland binnenvielen en veroverden. Rond 840 na Christus kreeg de steen een plek in het dorp Scone, waar de Schotse koningen werden gekroond. De Stone of Scone groeide hierdoor uit tot hét symbool van het Schotse koningschap.
In een brief aan de redacteur van de Morning Chronicle, gedateerd 2 januari 1819, staat:
Op 19 november waren de bedienden van de West Mains of Dunsinane-house bezig met het wegslepen van stenen van de opgraving tussen de ruïnes die wijzen op de plaats van Macbeth’s kasteel. Een deel van de grond waarop ze stonden, bezweek plotseling en zonk ongeveer 1,80 meter naar beneden waarbij ze een regelmatig gebouwd gewelf ontdekten, ongeveer 1,80 meter lang en 1,20 meter breed. Geen van de mannen raakte gewond, nieuwsgierigheid bracht hen ertoe de ondergrondse uitsparing op te ruimen, toen ze tussen de ruïnes een grote steen ontdekten van ongeveer 230 kg, die naar verluidt van de meteorische of halfmetalen soort is. Deze steen moet hier hebben gelegen gedurende de lange reeks eeuwen sinds het bewind van Macbeth. Daarnaast werden ook twee ronde tabletten gevonden, van een samenstelling die op brons leek. Op een van deze twee zijn lijnen gegraveerd, die een heer aldus heeft ontcijferd: ‘De schans (of schaduw) van het koninkrijk komt, totdat Sylphs in de lucht me weer naar Bethel dragen.’
Sinds onheuglijke tijden wordt onder ons hier geloofd dat onzichtbare handen Jacob’s kussen van Bethel brachten en het lieten vallen op de plek waar nu het paleis van Scone staat. Velen in dit deel van het land geloven ook sterk dat het slechts een afbeelding was van dit Jacobskussen dat Edward naar Westminster stuurde, aangezien de heilige steen niet door hem was gevonden. De nieuwsgierigen hier, op de hoogte van dergelijke tradities, en die deze eerbiedwaardige overblijfselen uit de oudheid hebben bekeken, zijn het erover eens dat Macbeth de betreffende steen misschien, of beter gezegd, moet hebben neergelegd op de bodem van zijn kasteel, op de heuvel van Dunsinane waar het is gevonden door de werklieden.
Er wordt verwezen naar de Schotse koning Macbeth die aan het begin van de 11e eeuw leefde. Op Dunsinane Hill zijn de overblijfselen van een laat prehistorisch heuvelfort aangetroffen, maar op de heuvel zijn geen overblijfselen uit de 11e eeuw geïdentificeerd.
In tegenspraak met deze legendes die vertellen dat de steen door Jacob werd gebruikt als kussen, hebben geologen bewezen dat de steen die door Edward I van Engeland naar Westminster is gebracht, een “lower Old Red Sandstone” is, die werd ontgonnen in de buurt van Scone. Er bestaat twijfel over de authenticiteit van de steen in Westminster.
Marinda Ruiter

Bronnen
Wikipedia
https://www.edinburghcastle.scot/see-and-do/highlights/the-stone-of-destiny