
Zwerfstenen doen hun naam eer aan. Ze hebben gezworven, vaak over flinke afstanden. Anderhalf duizend kilometer en meer is voor een Hondsrugkei geen zeldzaamheid. Zwerven zit ze zogezegd in het bloed. Nadat ze door een liefhebber zijn opgeraapt en in een verzameling zijn ondergebracht, gaan ze jaren later vaak opnieuw op reis. Met tal van soortgenoten komen ze uiteindelijk op een plaats terecht, die ze verdienen: een museum. Eindelijk rust.
De betekenis van zwerfsteencollecties
Het is wellicht een teken des tijds, het Hunebedcentrum nam dit jaar maar liefst vier zwerfsteencollecties over in beheer. Hoewel verzamelingen vaak hun trots zijn, overleven ze vaak de eigenaar. Sommige verzamelaars nemen tijdig maatregelen, maar geregeld gebeurt dit niet. De nabestaanden worden dan geconfronteerd met een nalatenschap waar ze niet goed raad mee weten. Zelf ontbreekt de belangstelling, dus wat te doen?

In Drenthe en Groningen ontbreken musea die zich bezighouden met landschap, bodemlagen, hun ontstaan en wat er op geologisch gebied uit tevoorschijn komt. Anders dan bij archeologische vondsten, zijn er geen musea (meer) die geologisch erfgoed beheren. Met dit laatste bedoel ik zwerfstenen. Drents/Groninger zwerfstenen en zwerfsteenfossielen die in deze provincies uit de bodem tevoorschijn komen, kun je betitelen als geologisch erfgoed. Niet meer en niet minder. Ze horen bij ons leefgebied. Zwerfkeien vormen de stille getuigen van een periode, waarin het klimaat onvoorstelbaar lang bar en boos was. Die koudeperiode is weliswaar zo’n 12.000 jaar geleden geëindigd, maar is zeker niet de laatste. IJstijden komen en gaan. Uitgestrekte delen van het landschap waar we wonen en werken zijn met hun reliëf, beken en rivieren, bodemlagen en stenen incluis, het resultaat van gebeurtenissen in een drietal opeenvolgende ijstijden. Het ontstaan van ons landschap is ‘door bergen en dalen gegaan’ en heeft honderdduizenden jaren geduurd. Het woord respect zou daarin moeten doorklinken.

ijstijd gekneed werden. Dit leverde prachtige bodemstructuren op, die zich uitstekend lenen om als een natuurlijke abstractie aan de muur te hangen. Op de foto zijn cryoturbaat geknede bodemlagen te zien in een gassleuf op het Hoge Veld bij Vries.
In veel zwerfsteencollecties zijn noordelijke zwerfstenen de belangrijkste objecten. Deze komen uit Scandinavië. Zweden, Finland en de tussengelegen zeegedeelten hebben het meeste materiaal geleverd. De rotsbodem in die landen is een geologische lappendeken met een grote variatie aan steensoorten. Die zijn in de loop van miljarden jaren ontstaan. Een zwerfsteen die je ergens in Drenthe opraapt, is daarom niet zomaar een kei. Stenen hebben een geschiedenis, ieder van hen vertelt een boeiend verhaal over processen die zich in en op de aarde hebben afgespeeld. Fossielen doen hetzelfde, maar dan over de ontwikkeling van het leven. Stenen in Drenthe zijn te beschouwen als een geschenk van de natuur die ons in staat stellen dingen te begrijpen en te illustreren, die zich op onbereikbare diepten in de aardkorst afspelen. Ook nu nog. Een oeroude vulkaansteen die uit een hoop keien bij Borger is opgeraapt, kan vertellen wat mensen in de Duitse Eifel, in Italië of in de wijde omgeving van het Yellowstonepark in Amerika in de toekomst mogelijk ter wachten staat. Een zwerfkei met een seismische breuk laat zien wat de knallen betekenen die Groningers boven het gasveld wel eens horen.

Goed beschouwd is het vreemd en onbegrijpelijk tegelijk, waarom we wel vuurstenen bijlen, pijlpunten, afslagen en andere archeologische parafernalia bewaren en niet een graniet, gneis of een versteende koraal? Stuk voor stuk zijn deze laatste voorbeelden die inzicht geven hoe gebergten en oceanen ontstaan en vergaan, waarom er aardbevingen optreden en vulkanen uitbarsten en niet in de laatste plaats hoe het leven zich heeft ontwikkeld. Het is tekenend en tegelijk schrijnend dat bestaande musea, waaronder instellingen waarvan je het wel zou mogen en kunnen verwachten, door gebrek aan interesse, wil en kennis het laten afweten. Geologisch erfgoed is minder interessant, want niet de mens staat daarin centraal.

Het Hunebedcentrum springt in het gat
Het Hunebedcentrum in Borger vormt een gunstige uitzondering. Hoewel niet daarvoor opgezet en ingericht, werpt het zich op als beschermer van het Drents/Groninger geologisch erfgoed. De imposante keientuin is hier een illustratie van. Keien die anders verloren zouden zijn gegaan of in tuincentra verkocht zouden worden, kregen in de Keientuin een blijvende plaats. Het besef dat het klimaat veranderlijk is en dat koude en ijstijd-ijs zomaar de plaats van steden en dorpen, grazige weilanden en geurige akkers kunnen innemen, wordt door een wandeling door de keientuin bij menigeen duidelijk.

Dit jaar zijn door het Hunebedcentrum een viertal stenencollecties in beheer genomen. Veruit de grootste is de zwerfsteencollectie van het voormalig Natuurmuseum Groningen. Na sluiting van het museum in 2007 werd de geologische collectie overgenomen door het Universiteitsmuseum in Groningen. Deze collectie bestaat uit verschillende deelverzamelingen, waaronder de uitgebreidste verzameling fossielen uit noordelijk zwerfstenen. Hierin vormen trilobieten, inclusief bijzondere jeugdvormen, stromatoporen en koralen het zwaartepunt. Deze fossielen zijn verzameld in kalkzwerfstenen uit de keileem van Groningen en Haren.




De verzameling van Gerrit Dijk
Na de zwerfsteencollecties van Jan Pruntel uit Havelte en de collectie van Marten de Jong uit Emmen, eerder dit jaar, ontvingen wij onlangs een groot aantal dozen met zwerfstenen en fossielen van Gerrit Dijk. Na zijn overlijden werd het grootste deel van zijn verzameling geschonken aan het Veenpark in Barger-compascuum. De bedoeling was om er een geologische expositie uit samen te stellen. Om allerlei redenen kwam het daar niet van. Besloten werd de collectie af te stoten, waarna ook deze naar het Hunebedcentrum verhuisde.
Gerrit Dijk was een opmerkelijk man. Zijn karakteristieke voorkomen, zijn luide stem en vooral zijn verhalen stonden er borg voor dat je de tijd vergat. Ik herinner mij nog een excursie naar Sleeswijk-Holstein. Hij zou met mij meerijden. Tijdens de urenlange rit hoefde ik alleen maar te sturen en op de weg te letten. Luisteren ging vanzelf. Er was niet aan te ontkomen. Pas toen wij in Malente aankwamen, vond hij dat ie genoeg gepraat had. ‘En nou jij’, zie hij. Geweldig!
In zijn werkzame leven was Gerrit Dijk bankdirecteur bij de AMRO bank. Hij had een controlerende functie en kwam zo regelmatig bij de directies over de vloer. Op een van zijn bezoeken in Zuid-Limburg werd hij rondgeleid in het Geologisch Bureau in Heerlen. Hier kreeg hij een inkijkje in de uitgebreide collectie Carboonplanten die daar ondergebracht was. Dit bezoek zou de basis vormen voor zijn latere interesse in zwerfstenen en fossielen.

Na zijn pensionering had hij eindelijk tijd. Tijdens een fietstocht zag hij in de wijk Molenbuurt in Haren een paar jongens die aan het zoeken waren in uitgegraven grond. Op de vraag wat zij daar deden, was het antwoord: fossielen zoeken. Na het zien van hun vondsten, waaronder een paar fossiele koralen, werd het vuur bij Gerrit voor een nieuwe hobby opgestookt. Ik heb zelden iemand gezien die zo gedreven met zijn nieuwe liefhebberij bezig was. Hij verzamelde vrijwel alles: zwerfstenen, gesteenten, mineralen en fossielen. Alle vondsten werden zeer nauwkeurig geadministreerd en opgeborgen. Al snel waren de vondsten van Haren niet genoeg. De wereld van stenen was groter. Fossielen uit de keileem van Haren waren weliswaar mooi, maar Gerrit wilde een zo compleet mogelijke collectie van (zwerf)steensoorten. Gezien de omvang van zijn verzameling is hij daarin redelijk goed geslaagd.
Trilobieten en zwerfsteenkoralen
Toen Gerrit Dijk met zijn stenenhobby begon, verzamelde ikzelf al jaren. Het was in de zestiger jaren van de vorige eeuw goed zoeken op de noordelijke Hondsrug. In de wijk Helpman werden villawijken ontwikkeld. In Haren werd het Biologisch Centrum gebouwd en de grote Alpentuin aangelegd. In het noorden van de stad Groningen volgden de uitbreidingswijken Selwerd en Paddepoel. Bij het bouwrijp maken werden afwateringsvijvers gegraven, rioleringen aangelegd en bouwputten gegraven. Regelmatig kwamen hierbij flinke hoeveelheden zwerfstenen tevoorschijn, waaronder veel kalkstenen. Bij het doorslaan ervan kon je daarin mooie fossielen vinden, waaronder resten en soms zelfs hele exemplaren van trilobieten. Wat je ook vond waren fossiele koralen. Het waren weliswaar gletsjerstenen, dus gaaf waren ze niet, maar je vond er bijzondere soorten onder. Gaandeweg ontwikkelde ik na mijn deelhobby trilobieten, een speciale interesse in deze fossiele koralen.

De mooiste gelegenheid om zwerfsteenkoralen te verzamelen was het Engels Kamp in Groningen. Op dit terrein waar in de Eerste Wereldoorlog Engelse soldaten geïnterneerd waren, werd het Mesdagasiel uitgebreid inclusief een nieuw te graven vijver. Op het overige deel van het Engels Kamp werden een viertal hoge rijkskantoren gebouwd. In de loop van enkele jaren vond ik hier honderden grote en kleine koralen. Enkele waren van Ordovicische ouderdom, de meeste dateerden uit het Siluur. De soorten die ik vond, kwamen sterk overeen met die op het Zweedse eiland Gotland in de Oostzee. Toch kwamen mijn zwerfsteenkoralen daar niet vandaan. Het herkomstgebied lag oostelijker, op de bodem van de Oostzee, in de omgeving van de Estische eilanden Saarema en Hiumaa.
Gerrit Dijk zag dit met ‘lede ogen’ aan. Die koralen had hij ook wel willen vinden, zei hij meermalen. Hoewel het vinden niet goed lukte, want je moet er oog voor ontwikkelen, had ik er zoveel, dat ik toen een kleine collectie zwerfsteenkoralen uit de Groninger keileem voor hem samenstelde.

Fossiele sponzen en koralen uit het Oostzeegebied
Onlangs kwam Harrie Wolters, bij het uitpakken van een paar dozen met fossielen van Gerrit Dijk, een tamelijk grote fossiele koraal tegen. Door vorm en koraalstructuur trok deze zijn belangstelling. Het is een mooi exemplaar, meer dan vuistdik groot, flink afgerond, dat wel, en heel bijzonder, je kijkt er dwars doorheen. In feite bestaat de koraalsteen uit twee afzonderlijke koraalsoorten. Daartussen bevond zich eerder mergelige kalk, die in de loop van de tijd door verwering/oplossing is verdwenen. Waar de mergelkalk zat, zie je nu een puntgave structuur van koraalbuisjes, die als cellen van een bijenraat met elkaar vergroeid zijn. We spreken weliswaar over een fossiele koraal, maar de status koraal van deze fossielen is allerminst zeker. Dat heb je meer met fossielen: het veelzeggende zachte weefsel ontbreekt. Daarover op een later tijdstip meer.

Op het Zweedse eiland Gotland in de Oostzee steken langs de westkust tot bijna 60 meter hoge kliffen als vooruitspringende kapen in zee. Ze bestaan uit harde kalksteen. Van noord naar zuid vormen deze een rij. Ze worden van elkaar gescheiden door groengrijze, gelaagde kalkmergelafzettingen.

De vooruitstekende kapen zijn fossiele riffen uit de Siluur-periode. Deze riffen zijn niet, zoals tegenwoordig, opgebouwd uit koralen, maar zijn samengesteld uit stromatoporen. Stromatoporen waren sponzen met een massief kalkskelet. Samen met een hoop andere organismen, waaronder koralen, bouwden deze stromatoporen enorme riffen. De oudste riffen op Gotland vinden we in het noorden. Naar het zuiden toe worden ze jonger.

Bijzonder is dat niet de riffen het rijkst aan fossiele koralen zijn. Het meest en ook het mooist vind je ze in de mergellagen tussen de rifformaties. Als je op Gotland fossiele koralen, stromatoporen en een hoop andere fossielen wilt verzamelen, dan kun je het best langs de voet van deze mergelafzettingen gaan zoeken. Hier vind je onbeschadigde kolonies, die vaak door verwering ook mooi zijn uitgeprepareerd. Ook kleine macrofossielen, waaronder bryozoën, zeelelie-stengeldelen, brachiopoden en rugose koraaltjes, kun je er makkelijk oprapen.

Hoewel een stuk minder spectaculair, komen we een vergelijkbaar beeld tegen op het Estische eiland Saarema. Hier en van de aangrenzende Oostzeebodem heeft het landijs in de voorlaatste ijstijd enorme hoeveelheid kalksteen en kalkmergel losgebroken. De harde kalkkolonies van koralen en stromatoporen waren het meest bestand tegen afslijting. Zij overleefden de lange reis in het landijs. De veel zachtere, kleirijke mergelkalk, doorstond het ijstransport veelal niet. Groot en klein en meer of minder afgesleten zaten en zitten fossiele koralen en stromatoporen bij duizenden in de keileem van de noordelijke Hondsrug.
Een bijzondere zwerfsteenkoraal uit de collectie Dijk.
De sterk afgeronde koraalsteen die Harrie Wolters uit de collectie van Gerrit Dijk opdiepte, bestaat in zijn geheel uit fossiel koraalskelet. Onder de Groninger zwerfsteenkoralen is er een groep die relatief veel voorkomt. Dit zijn de favosieten, ook wel honingraatkoralen genoemd. Op dwarsdoorsnede lijken de aaneengesloten koraalbuisjes van favosieten op een honingraat. De favosieten vormen een aantal soorten, die verdeeld zijn over een paar geslachten. De bekendste vertegenwoordiger is Favosites. Dit koraal vormt het grootste deel van de steen. Op plaatsen waar de mergelige kalk is verdwenen, is de skeletstructuur prachtig bewaard gebleven. Hoe groot de koraalkolonie oorspronkelijk was, valt helaas niet vast te stellen. Uit andere keileemvondsten blijkt dat tot wel 30 cm groot konden worden. In het Hunebedcentrum ligt een zwerfsteen uit Haren van een zeer goed bewaard gebleven kolonie van Favosites. Deze is 25cm groot!


In koraalriffen is de concurrentie tussen organismen groot. De een zijn dood is vaak de ander zijn brood. Dat was tijdens de Siluur-periode ook al zo. Op dode koraalskeletten groeiden vaak nieuwe en ook andere koraalsoorten. Veel rif-organismen hebben voor hun ontwikkeling een harde ondergrond nodig. De koraalsteen van Gerrit Dijk laat dit mooi zien. Boven het deel dat eerder opgevuld was met mergelkalk is een ander type/soort favosiet gegroeid. De koraalbuisjes hiervan zijn een stuk kleiner, waardoor het verschil duidelijk zichtbaar is. Ook is mooi zichtbaar dat deze koraal een soort seizoensgroei laat zien.

In de loop van de tijd zijn er uit de keileem van de noordelijke Hondsrug bijzonder fraaie koralen tevoorschijn gekomen. Die ik in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw heb verzameld, zijn alle ondergebracht in de collectie van het Hunebedcentrum. Het is de uitgebreidste verzameling fossiele zwerfsteenkoralen in Noordwest-Europa, waar ook uitgebreid onderzoek aan is verricht. Het sortiment koralen komt tot in detail overeen met die welke uit de kalksteenlagen van het eiland Saarema bij Estland bekend zijn. Bij bezoeken aan Litouwen en Kaliningrad, zuidelijk van Saarema, zocht ik ook naar fossiele koralen. Bijzonder was dat variatie en rijkdom bij lange na niet zo groot was als op de noordelijke Hondsrug tussen Haren en Groningen.

De fossiele koraal uit de collectie Gerrit Dijk wordt, samen met zijn andere Hondsrugkoralen, samengevoegd met de bestaande collectie kalksteenkoralen. Met de overige kalksteenfossielen vormen ze geologisch erfgoed van formaat, dat niet alleen karakteristiek is voor het Hondsruggebied, maar uniek voor ons land en zelfs Noordwest-Europa!
Geweldig artikel !