Hoe vind je de plaats waar dit hunebed ligt? Het staat afgebeeld op het noodgeld van Eckernförde, maar het ligt elders! Eckernförde is een havenstad in het voormalig hertogdom Sleeswijk en is ruim
700 jaar oud.
In de buurt van Eckernforde liggen echter wel heel veel hunebedden. Willem Donker, die alle hunebedden in Duitsland in kaart heeft gebracht, heeft het noodgeld van Eckernförde bekeken en hij heeft gemeend dat het hunebed op het noodgeld bij Birkenmoor ligt en dat het hoogstwaarschijnlijk Sprockhoff 120 is. De afstand hemelsbreed is 20 km. Omdat er nog meer hunebedden bij Birkenmoor liggen is dit officieel nummer drie genoemd. Hij wist er het nodige over te vertellen.
De tekening op het noodgeld is onmiskenbaar een restant van een dolmen. Er is nog één trlithon over (red.: dat is een structuur die uit twee grote verticale stenen bestaat en die een derde horizontale steen ondersteunen). Op het noodgeld is de aanzet van de dekheuvel nog mooi te zien. De tekening is natuurgetrouw, al is de onderkant van de deksteen te “rond”; deze is in het echt altijd plat. Daarom denkt Donker dat de tekening van het hunebed een vrije invulling van de tekenaar is geweest.
Er liggen ongeveer 48 neolithische grafheuvels, hunebedden en lange bedden (zogenaamde megalithische graven) rond het dorp Birkenmoor in de gemeente Schwedeneck in het district Rendsburg-Eckernförde in Sleeswijk-Holstein. Ze worden de Grote Stenen Graven nabij Birkenmoor genoemd.
In een straal van 25 km rondom Eckernförde liggen, volgens Willem Donker, veel dolmen, ganggraven en langgraven met daarin een dolmen of ganggraf (of beide).

In het midden van het noodgeld staat een zegel van de Hüttener Harde (Bergharde).
De Hüttener Harde was een Harde in het Hüttengebergte in het hertogdom Sleeswijk, die tot de Istathesyssel behoorde. Dat was een historische administratieve eenheid genoemd naar de stad Idstedt, die een aantal Harden samenbracht.
De Harde werd ook wel Bergharde genoemd. De belangrijkste stad was Hütten. De naam Harden was de naam die werd gegeven aan de lagere districten in Scandinavië.

Het Harden-zegel uit de 16e eeuw is gemaakt door Frederik I, de hertog van Sleeswijk en Holstein, de latere koning van Denemarken en Noorwegen. Het toont een hert tussen de heuvels en bomen. De tekenaar van het noodgeld heeft het mooi stilistisch op het noodgeld weergegeven.
De Hüttener Harde vormde later het Hutten-kantoor met de Hohner Harde en de andere districten in de Deense Wohld. Het noodgeld geeft dus eigenlijk prijs dat de Wohld een belangrijke vindplaats van hunebedden is, want dat was in die tijd ook al algemeen bekend. Vandaar dat er ook een hunebed op het biljet afgebeeld is.
Veel megalithische graven zijn dus gevonden in Wohld, Denemarken (bijvoorbeeld de talrijke grote stenen graven bij Birkenmoor) en zijn een uitdrukking van de ontwikkelde sociale structuren van de geïmmigreerde stammen uit de Neolithische periode.
Het Deense Wohld is een schiereiland tussen Eckernforde Bay en Kiel Fjord in Sleeswijk-Holstein . In het zuiden wordt het Deense Wohld begrensd door de Levensnau en de Eider (tegenwoordig het Kanaal van Kiel ). De belangrijkste stad van het historische landschap en een gelijknamig kantoor, dat slechts een centraal deel van het schiereiland beslaat, is Gettorf .
Het Deense Wohld ligt voornamelijk in de oude wijk Eckernforde van het huidige Rendsburg-Eckernforde. Sommige plaatsen in het zuidoosten ( Schilksee, Holtenau, Friedrichsort, Pries) behoren sinds 1922 en 1959 tot de stad Kiel (Schilksee) .

De term Wohld is afkomstig uit het Nederduits, dat staat voor bos. Het Deense Wohld maakt deel uit van het heuvelland Sleeswijk-Holstein. Dit jonge morenenlandschap ontstond ongeveer 20.000 jaar geleden tijdens het smelten van de Vistula-ijstijd. Veel pieken en heuvels bedekken het landschap.
Tegenwoordig liggen er achter de stranden en kliffen uitgestrekte velden met graan, maïs en koolzaad.
Het vroegste bewijs van mensen in Sleeswijk-Holstein dateert uit het 13e millennium voor Christus. Er zijn sporen gevonden van rendierjagers die 8.000 à 9.000 jaar geleden geleefd hebben.
In het algemeen zijn heel veel hunebedden gesloopt; in Duitsland meer dan 2000. De sloop vond plaats in de 17e t/m de 19e eeuw en dan vooral het midden van de 19e eeuw. Na 1890 vrijwel niet meer. Het papiergeld van Eckernförde is van 1921 en is uit de periode tussen de beide wereldoorlogen. De tekenaar van het hunebed kan dus nooit een gesloopt hunebed hebben gezien.

De foto’s en tekeningen van Sprockhoff 120 vindt u in een artikel gemaakt door Willem Donker.