Indeling
De ijzertijd is de laatste periode die we tot de prehistorie rekenen. De ijzertijd volgt op de bronstijd en begint in West-Europa rond 800 v. Chr. In Noord-Nederland zien we de eerste typische ijzertijdvondsten overigens pas rond 600 v. Chr. opduiken (met als enige uitzondering een smeedijzeren pennetje uit het veen bij Barger-Oosterveld dat gedateerd is op 1350 v. Chr.).
De ijzertijd eindigt vrij abrupt met de komst van de Romeinen rond het begin van de jaartelling, maar de cultuur die ontstaat nadat de Romeinen weer zijn vertrokken lijkt wel heel erg op die uit de ijzertijd. Niet overal zijn de Romeinen geweest, en in die gebieden loopt de ijzertijd dan ook gewoon door tot hij overgaat in de middeleeuwen.
De ijzertijd is, hoe kan het ook anders, onderverdeeld in drie perioden: de vroege, midden en late ijzertijd. De grenzen tussen deze drie perioden zijn moeilijk te bepalen en wisselen per gebied.

Kenmerken
De ijzertijd is een betrekkelijk korte periode waar we steeds meer van weten. Eén van de dingen die we zien is het steeds sneller verlopen van alle ontwikkelingen.
IJzer verving brons in rap tempo. Het was harder, taaier, makkelijker te bewerken en veel goedkoper. Roesten deed dit vroege ijzer ook amper, dit dankzij de natuurlijke vervuilingen in het materiaal.
Over het smeden: https://www.hunebednieuwscafe.nl/2016/11/men-moet-het-ijzer-smeden-als-het-heet-is/
Over ijzer winnen: https://www.hunebednieuwscafe.nl/2016/03/2209/
Klimaat
In deze periode, die klimatologisch het laat-holoceen wordt genoemd, is het klimaat erg vergelijkbaar met ons huidige klimaat. Het is een fractie koeler dan in de bronstijd en iets natter, maar verder is er weinig verschil. Natuurlijk zijn er altijd kleine schommelingen waardoor het enkele tientallen jaren wat warmer of kouder kan zijn.
Flora en Fauna
In de ijzertijd is het landschap ruiger dan nu, met stuifzandvlaktes, bossen en veel veenmoerassen. Het noordelijk kustgebied sluit zich langzaam en er vindt steeds meer bewoningplaatsen op de hoger gelegen delen in het kwelderlandschap. Het Drentse landschap, met name op de Hondsrug, vertoont nog veel van de kenmerken uit de ijzertijd. Wel zien we dat vanaf de ijzertijd er steeds meer bos wordt gekapt (mogelijk voor onder meer de houtskoolproductie) en er grote stuifzandvlaktes ontstaan. Het moerasgebied droogt deels op tot de droge veengronden die we tot voor kort veel in Drenthe zagen.

De wilde fauna bestaat uit wilde dieren zoals herten, zwijnen, beren, wolven en bevers. Daarnaast komen er natuurlijk veel soorten vogels en vissen voor. Hoewel deze dieren werden bejaagd kwam het grootste deel van het voedsel uit de landbouw en veeteelt. De wilde fauna neemt in deze periode wel sterk af, waarschijnlijk door de afname van hun leefgebied door de boskap.

Voedsel
Het dierlijk voedsel bestond voornamelijk uit runderen, schapen of geiten (waarschijnlijk schapen) en varkens. Paarden komen veel voor, maar er zijn weinig aanwijzingen dat paardenvlees werd gegeten. Naast deze veedieren at men jachtwild, met name herten, en vissen zoals snoek, karpers en steur. Vogels zullen ook gegeten zijn maar hiervan zijn weinig resten bekend.
De veedieren uit de ijzertijd waren, net als hun bronstijd-voorgangers, veel kleiner dan onze huidige dieren.
De landbouw speelde een grote rol in de ijzertijd. Er werden voornamelijk granen verbouwd zoals eenkoorn, emmer, gerst, gierst en spelt. Spelt is in deze rij een nieuw graan dat we pas vanaf de ijzertijd terugvinden, maar dat wel steeds populairder werd. Naast granen verbouwde men diverse bonen en erwten, aangevuld met vlas en huttentut. De laatste twee kunnen zowel voor de olie als voor andere doeleinden verbouwd zijn.

Raatakkers
In de ijzertijd werd er veel bos gekapt voor de aanleg van raatakkers of Celtic Fields. Dit systeem kenmerkt zich door grote aantallen vierkante akkertjes van 30×30 tot 40×40 meter groot. In elk akker werd een ander gewas verbouwd, en tussen de akkertjes waren verhoogde ruggen aanwezig. Deze ruggen ontstonden door het ophopen van akkerafval (planten, aarde, stenen, etc.) langs de rand van de akker. Nieuw onderzoek toont aan dat deze ruggen veelal zeer klein waren; enkele decimeters hoog. Ook is er wat bewijs voor de aanwezigheid van vlechtwerkhekjes bovenop deze ruggen. Dit veranderd het oorspronkelijke beeld dus enigszins. Een deel van de akkers diende als weidegrond, en een deel lag braak om de bodem kans te geven zich te herstellen.

De benaming celtic fields is eigenlijk een foutieve benaming. In het begin schreef men deze akkers toe aan de Kelten, maar inmiddels weten we dat dit systeem veel breder in gebruik was en lang niet altijd gerelateerd kan worden aan de Kelten.

Culturen
De eerste associatie met de ijzertijd zijn voor de meeste mensen de Kelten; stoere, wilde krijgers en schone, sterke vrouwen. Die hadden we hier dus niet. De Kelten kwamen niet noordelijker dan het rivierengebied, en voornamelijk leefden ze in Frankrijk en zuidelijker. De volkeren die we hier hadden, zoals de Tubantii, Triwantii en Frisii, waren minstens zo stoer maar minder rijk, minder traditioneel en minder strijdlustig.
Om de dure spullen te krijgen moest men dingen ruilen. Vanuit ons gebied (Noord-Nederland) werden onder meer huiden, barnsteen, eikenhout(skool), ijzer, textiel en zout geëxporteerd. Dat laatste, zout, was vooral erg waardevol. Dit werd voornamelijk gewonnen aan de kust, maar werd landinwaarts verhandeld via onze streken.
In de ijzertijd ontstaat er een zeer duidelijke krijgerscultuur met ook een krijgerselite. We vinden uit deze periode veel wapens zoals zwaarden, speerpunten en dolken. Daarnaast vinden we regelmatig overduidelijke sporen van geweld.
Dagelijks leven
De huizen uit de ijzertijd zijn, net als hun voorgangers, gebouwd van hout, vlechtwerk en leem. In de vroege ijzertijd zijn de huizen vaak drieschepig, dus met twee rijen palen om het dak te dragen. In de midden en late ijzertijd zijn de huizen meestal tweeschepig, dus met één rij palen. Typisch voor de ijzertijdhuizen is dat het dak vaak niet meer op de muren rust, maar op palen die buiten de wanden staan. Dit is beter voor de muren, steviger en heeft een betere afwatering tot gevolg. De huizen zijn tussen de 5 en 8 meter breed, en tot 20 meter lang.
Ijzertijdboerderijen tellen gemiddeld veel bijgebouwen. Veelal zijn dit spiekers, maar ook wel losse stalletjes en werkplaatsen. Naast de bijgebouwen vinden we in ijzertijdopgravingen nog veel andere structuren zoals raatakkers, greppels, omheiningen en grafvelden.
In de ijzertijd wordt de kleding, net als in voorgaande periodes, van wol, linnen en bont/leer gemaakt. Kleding van bont wordt gewoonlijk met de haarzijde naar binnen gedragen. Bij de bontstukken gaat het soms om bont van wilde dieren, maar ook vaak om geiten- of schapenvel met de vacht er nog aan. Van linnen kleding zijn maar weinig voorbeelden (meestal banden of sierranden) maar er zijn wel vrij veel wollen kledingfragmenten. De wollen kleding is gewoonlijk vrij grof geweven maar was duidelijk wel waardevol gezien de vele reparaties die nog zichtbaar zijn.
In de ijzertijd had men vaak lang haar. De haardracht uit deze periode was vrij complex; we vinden vlechten terug maar ook haarknopen, opgestoken haar en zelfs een soort gel! Deze gel werd gemaakt van boomhars en plantaardige olie.

Grafgebruik
In de vroege ijzertijd zien we in het grafritueel zowel crematie- als inhumatiegraven. Er zijn vrijwel altijd grafgiften aanwezig, maar deze zijn in Zuid-Nederland veel rijker dan in Noord-Nederland. In de loop der tijd vinden er vrijwel alleen nog maar crematiebegravingen plaats, in verschillende vormen. De graven worden afgedekt met grafheuvels, meestal één heuvel per graf. Soms zijn er latere bijzettingen. In de loop van de ijzertijd zien we ook regelmatig pronkgraven, zoals het vorstengraf van Oss, voorbijkomen.
Pronkgraven, zeer rijke statusgraven, hebben we in Nederlandse ijzertijd niet veel. Eentje die we wel hebben is het vorstengraf van Oss. Dit is een crematiegraf in een enorme grafheuvel. In het buitenland vinden we dit type graf ook wel, maar soms ook inhumatiegraven in enorme grafkamers vol met giften. Dit zullen belangrijke mensen zijn geweest. Deze mannen (vrouwen zijn hierin zeer zeldzaam) waren mogelijk vorsten, stamhoofden, koningen of prinsen. Of het koningschap erfelijk was in deze tijd, of dat mensen zich moesten bewijzen in bijvoorbeeld de strijd, weten we niet.
Sebastiaan Pelsmaeker & Nadine Lemmers